Orkest van Haarlem
In de kunstrubriek Parlando van het dagblad Trouw stelt Peter van der Lint vandaag dat het oudste orkest van Nederland na een geslaagde fusie, vijf jaar geleden, nu het eerste lustrum als jongste orkest van ons land viert. Hij stelt daarin : “Het eerbiedwaardige Noordhollands Philharmonisch Orkest, de oude dame onder de Nederlandse orkesten, fuseerde in 2002, na wanhopige pogingen tot lijfsbehoud… ” Dat deel van de zin en de daarop volgende rest kloppen weliswaar helemaal, maar… toch was niet het Noordhollands Philharmonisch Orkest het oudste van ons land, doch het ensemble in Groningen, dat reeds vanaf 1862 als symfonieorkest optrad, zonder daarbij de functie van harmonieorkest te verliezen.
Utrecht en Groningen
Weliswaar heeft het Noordhollands ensemble reeds vanaf begin jaren zestig enkele verwoede pogingen gedaan om als oudste orkest van ons land te worden gekwalificeerd, en het Utrechts Symfonie Orkest heeft decennia geleden dezelfde status eveneens voor zich opgeëist, doch uitgebreid onderzoek in de jaren tachtig door Willem Noske heeft uitgewezen dat het orkest in Groningen als enige het recht had zich als oudste symfonieorkest van ons land te afficheren. In die sfeer heeft dan ook in 1987 het 125-jarig bestaan ruimschoots aandacht gehad in alle media van ons land, en toen heeft niemand van de overige symfonieorkesten er meer bezwaar tegen gemaakt. In november 2012 bestaat het noordelijke ensemble al anderhalve eeuw, en ik vermoed dat men van NNO-zijde deze mijlpaal niet ongemerkt wil, en dus ook niet zal, laten voorbijgaan.
Ook in het Noorden hebben dezelfde perikelen gespeeld, vanaf het begin van de jaren tachtig, als relatief onlangs, vóór die fusie in Haarlem: het verzet tegen een uitgedunde samenvoeging met het orkest in Leeuwarden was ook niet mals [1], maar het was evenzeer van tevoren duidelijk dat politiek Den Haag voor geen greintje geïnteresseerd zou zijn in het wel en wee van de culturele wereld boven Zwolle, en dat die voorgenomen fusie zou doorgaan. Als wingewest beschouwt men de extremiteiten van ons land weer wel met veel genoegen: Limburg indertijd voor de mijnen, en Groningen voor de aardgasvelden met al de daaraan gekoppelde positieve financiële gevolgen voor het Rijk.
Naamsveranderingen
Het symfonieorkest van Groningen heeft in die relatief lange periode meerdere keren een naamsverandering ondergaan — zo dikwijls kennelijk dat men het binnen de leiding van het huidige ensemble ook niet precies meer weet, zodat de oorsprong, op de website van het Noord Nederlands Orkest, nog steeds niet juist wordt weergegeven. Helaas hebben diverse pogingen van deze zijde, dit ten gunste van de juiste gegevens gewijzigd te krijgen, niet het geringste resultaat mogen bloeken, met het gevolg dat ook andere informatiebronnen, bij voorbeeld via Internet, dit onjuist weergeven [2]. Dat alles neemt echter niets weg van de boven omschreven feiten met betrekking tot de rechten van de oudste, die overigens niet anders dan van morele en historische aard zijn.
Ook dit ensemble, dat na de samenvoeging Noord Nederlands Orkest heet, kwam in door de afdeling Publiciteit geschreven teksten alleen nog voor als jongste orkest van Nederland, al had men tot die samenvoeging consequent gesproken over “het oudste orkest van ons land”. De vestigingsplaats bleef Groningen. Het Noordelijk Filharmonisch Orkest, vanaf 1961, had als tweede benaming Orkest van Groningen en Drenthe. Als pleister op de wonde dat er eigenlijk helemaal geen Drentse inbreng was, kreeg het nieuwste ensemble als tweede naam Orkest van Drenthe, Friesland en Groningen.
*****
[1] Voor de volledigheid moet daaraan worden toegevoegd dat dit in beide kampen speelde. Zo waren er in het Frysk Orkest, met als vestigingsplaats Leeuwarden, evenals in Groningen twee groeperingen: de éne bestond uit fervente tegenstanders van een fusie, de andere groep was vóór een samenvoeging. De meeste tegenstanders zagen de bui hangen, omdat het, ondanks de reeds in gang gezette bezuinigingsrondes door het ambtelijk apparaat in de hofstad — waar men zich immers niet op de feitelijke situatie, doch alleen op ver van de werkelijkheid staande, en derhalve per definitie heilloze, theorieën wenste te baseren — toch nog flink wat ontslagen met zich zou meebrengen. Het had overigens meer gevolgen, die de kwaliteit van de beide ensembles snel en danig naar beneden haalde: tal van musici, op de zogenaamde eerste stoelen, solliciteerden bij andere orkesten en verdwenen al snel, ook als ze daarvoor hun solo-positie moesten opgeven. En dat was een totale omkering van de jaren zestig toen men langzamerhand was gaan inzien dat die verschillende regionale ensembles — met zoveel verschillende taken, waaronder korenbegeleidingen en tevens educatieve concerten, alsmede optredens in kleinere accomodaties — nu juist dienden te worden uitgebreid tot aanvaardbare proporties, en mede daardoor tal van musici uit het westen bij het orkest in Groningen gingen solliciteren. In een rapport uit die periode wordt zelfs gesteld dat de voor ‘Den Haag’ in de weer zijnde deskundigen ervan uitgaan dat in de tweede helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw al die regionale ensembles wel zouden zijn uitgegroeid tot 88 musici in vaste dienst. Over deeltijdbanen en dergelijke werd, ook in de sfeer der orkesten, niet nagedacht. Aan het eind van de jaren tachtig waren er echter orkesten opgeheven: dat van Leeuwarden, dat van Utrecht, het Gewestelijk Orkest (van Zuid-Holland) en tevens bij ‘de radio’. Niet zo lang daarna begonnen er geruchten in het westen van het land dat het met de zelfstandigheid van de orkesten in Rotterdam en Den Haag ook wel snel gedaan zou zijn, want ook daar zag de toenmalige non-valeur — een favoriete uitdrukking van een voormalige premier — op het betreffende ministerie nog wel mogelijkheden tot bezuinigingen.
[2] Het orkest in Groningen, met die dubbelfunctie werd op 14 november 1862 opgericht als Orchest der Vereeniging De Harmonie, in de jaren twintig van de twintigste eeuw ging het eerst Groninger Orchest Vereeniging heten, na de Tweede Wereldoorlog werd de spelling aan de nieuwe tijd aangepast, dus Groninger Orkest Vereniging, totdat het in 1961 Noordelijk Filharmonisch Orkest ging heten. Weliswaar was dat niet onjuist, maar wel wat onheus ten opzichte van de Friezen, die immers binnen ons land eveneens als Noordelijk behoren te worden geapostrofeerd. Zelfs toen al meenden musici in Friesland, die mij dat persoonlijk in 1963 hebben medegedeeld, dat dit wel eens een diepere betekenis, gericht op de nabije toekomst, zou kunnen hebben en men het noorden uiteindelijk met één (zeer groot) ensemble wilde opzadelen.
*****
Afbeeldingen
1. Het eerste ware symfonieorkest van ons land, speelt, in 1865, in de muziekkoepel van de tuin van de Sociëteit De Harmonie in Groningen.
2. Het orkest in de jaren twintig in de grote zaal van het Concertgebouw (vanaf 1891) De Harmonie in Groningen.
3. Het huidige, grote ensemble voor Noord-Nederland.