Vierenzestigste BBC Prom in Londen
Op zaterdagavond 1 september zal in de Albert Hall te Londen alweer het vierenzestigste BBC Prom-concert van dit seizoen worden gegeven, en dat betekent helaas dat we binnen enkele weken tevens al die weerzinwekkend-nationalistische tendensen tijdens de Last Night of the Proms ook alweer tegemoet kunnen zien. Voordien wordt er echter nog een en ander aan kwaliteit gepresenteerd via dat grote podium in die unieke zaal met die toch altijd weer minimaal vijf duizend toehoorders. De beurt is aan het San Francisco Symphony Orchestra onder leiding van Michael Tilson Thomas. Tijdens het concert dat op BBC Radio 3 om 19:30 uur begint, zullen vóór de pauze twee werken van Rond 1900 ten gehore worden gebracht: als eerste de Derde Symfonie van Charles Ives, in de tweede versie van 1908-09, en daarna Fragmenten uit de opera Salomé uit 1905 van Richard Strauss. Na de pauze speelt dat orkest dan nog de Vijfde Symfonie uit 1937 van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975).
Het concert is eveneens te volgen via het beeldscherm, als u BBC 2 Television inschakelt, maar dan niet reeds om 19:30 uur, doch pas om 19:55 uur. Wat willen ze de televisiekijkers onthouden dat men de luisteraars wel gunt?
Eigenzinnigheid en verfijnde humor
“Schoonheid in muziek wordt maar al te vaak verward met iets dat de oren doet achterover liggen in een luie stoel,” schreef de Amerikaanse componist Charles Ives (1874-1954) in zijn boek Essays before a Sonata, dat naar aanleiding van zijn Tweede Pianosonate in 1920 is verschenen. Als bestaansgrond heeft dat boek de volgende verklaring van de auteur meegekregen: “Deze inleidende essays worden door de componist geschreven voor degenen die geen muziek kunnen lezen, en de muziek voor degenen, die zijn essays niet kunnen uitstaan, is het geheel eerbiedig opgedragen.” Een uiting die zowel getuigt van eigenzinnigheid alsook van een verfijnd gevoel voor humor bij een componist die zijn eigen muziek hoogst zelden uitgevoerd heeft gehoord, en die aanvankelijk volkomen ‘over het hoofd’ werd gezien. Toch moet de muziek die hij heeft geschreven, tot de meest indrukwekkende uitingen van tonale kunst in de twintigste eeuw worden gerekend. Dat geldt onder meer voor de bovengenoemde pianosonate, die in 1919 is gereedgekomen, alsook voor een fascinerend orkestwerk met de intrigerende titel The Unanswered Question, en dan evenzeer voor al zijn symfonische scheppingen.
Fascinatie voor muziekkorpsen
Charles Ives werd in 1874 te Danbury in Connecticut geboren als zoon van Georges Ives, die kapelmeester in het leger van Generaal Grant was. Die man ging zijn zoon voor in het experimenteren met polytonale en zelfs microtonale [1] muziek. De eerste muzieklessen heeft de jonge Charles vanzelfsprekend van zijn vader gekregen: muziektheorie, compositie, partituurlezen, orkestratie, en zo meer. Voorts heeft papa hem geleerd, piano, kornet en orgel te bespelen. Nog maar twaalf jaar oud was Charles reeds trommelslager in de kapel van zijn vader. Reeds als jongen was hij zodanig gefascineerd door muziekkorpsen dat hij er geboeid luisterend achteraan liep. Maar de meeste indruk maakte het op hem als er verschillende korpsen uit diverse richtingen de stad in marcheerden en onderweg speelden — elk korps vanzelfsprekend iets anders —, hetgeen een kakofonisch resultaat had. En juist dat dissonante effect van die twee elkaar tegemoet lopende bands, welke verschillende melodieën speelden, zou later in enkele van zijn eigen composities opnieuw aan de orde komen.
Ook die voorkeur voor verschillende melodieën, die tegelijkertijd werden gespeeld, was iets dat zijn vader bij Charles reeds had geactiveerd door op de piano twee verschillende melodieën te spelen in twee verschillende toonsoorten, maar dan wel gelijktijdig. “Je moet leren je oren te spitsen,” luidde het commentaar van Ives senior.
Niet alleen theorie
Het zou niet alleen bij die theorie blijven. Vader George bleek ook stimulerend te werken op de creatieve krachten, die in zijn zoon aanwezig waren. Als dertienjarige voltooide hij zijn eerste orkestwerk, Holiday Quickstep, dat de kapel van zijn vader zou uitvoeren, drie weken nadat het was geschreven. Een jaar later componeerde junior een song met de titel Slow March, welke moest worden begeleid door toonclusters, die moesten worden gespeeld met behulp van een houten lineaal, en daarmee zou die song het eerste stuk gepubliceerde muziek worden waarin werd gebruik gemaakt van zo’n dissonant ‘hulpstuk’.
In 1891 heeft Ives America voor orgel gearrangeerd, geschreven in een bitonaal [2] idioom, en ook dat was voor het eerst dat iets dergelijks gebeurde. Opvallenderwijs is dit de vroegste compositie van Charles Ives die het tot op de huidige dag heeft volgehouden, een speciale plaats in te nemen in de gunst van het muziekminnend publiek, en dat zelfs in twee versies: niet alleen als orgelcompositie, maar eveneens in de vorm van een transcriptie voor orkest die de componist William Schuman (1910-1992) in 1963 zou voltooien.
Academische opleiding
Zijn academische vorming ontving Charles Ives aanvankelijk aan de Danbury High School, waar hij aanvoerder van het rugbyteam werd. Daarna ging hij naar New Haven, waar hij de taak van werper in het honkbalteam kreeg. Hij heeft in die periode in zijn eigen levensonderhoud voorzien door als organist van diverse kerken in successie te spelen. Vervolgens ging hij aan de wereldvermaarde Yale University studeren, waar hij bij Horatio Parker (1863-1919) compositielessen volgde, en buiten universitair verband nog weer orgellessen nam. Intussen had hij echter als componist niet bepaald stilgezeten. Tijdens die studiejaren heeft hij ongeveer tachtig werken geschreven, waaronder kerkmuziek, songs, orgelstukken en zijn Eerste Strijkkwartet. De meeste muziek, welke in die periode uit zijn pen is gevloeid, was weliswaar nog traditioneel, maar hier en daar stak de muzikale dwarsligger reeds de kop op. Dat bleek vooral toen hij het eerste deel van een symfonie aan zijn docent Parker liet zien, en deze zich geschockeerd toonde over het feit dat het eerste thema maar liefst acht toonsoorten moest ‘passeren’.
Kantoorbaantje
Nadat Charles Ives aan de Universiteit van Yale was afgestudeerd, verhuisde hij naar New York, waar hij toch een kantoorbaantje vond bij een levensverzekeringsmaatschappij. Dat werk leverde hem vijf dollar per week op, hetgeen zelfs in 1898 niet bepaald als redelijke honorering kon worden gezien. Daardoor werd hij gedwongen dat bedrag aan te vullen door als organist in Bloomfield (New Jersey), en twee jaar later in dezelfde functie, in New York City te gaan werken. Dat tweeledige functioneren zou tekenend worden voor de rest van zijn aardse bestaan: als assuradeur — een branche waarin hij uiterst succesvol zou blijken — en daarnaast als componist, die in volstrekte afzondering zeer intensief werkte aan muziek die de bestaande tradities op hun grondvesten zou doen schudden.
Twee markante composities uit die periode zouden bewijzen welke enorme sprong in de toekomst Ives had gemaakt. In 1901 heeft hij het uitzonderlijke stuk From the Steeples and the Mountains voor twee groepen kerkklokken en bellen (in verschillende toonsoorten), vier trompetten en vier trombones voltooid. Elke groep instrumenten moet daarin unisono spelen. Het effect dat Ives daarmee wilde sorteren, was de realisatie van dissonante en polytonale klanken, die ontstaan wanneer klokken uit verschillende torens tegelijkertijd klinken. Met dit opus was Ives zijn tijd echter dermate ver vooruit dat het nog vierenzestig jaar zou duren, alvorens het zou worden uitgevoerd, tijdens een Frans-Amerikaans Festival, door de New York Philharmonic Orchestra, onder leiding van Lukas Foss. Het zou echter nog eens tien jaar vergen voordat het werk zou worden gespeeld volgens de eisen, die Ives stelde, en daarvoor is het instrumentarium van een symfonieorkest nu eenmaal ontoereikend, en moet er worden gebruik gemaakt van een echt carillon. Op een Nonesuch-LP is dat toen gerealiseerd [3]. Daarvoor werd één der grootste kerkcarillons ter wereld ingezet voor de verwezenlijking van Ives’ muzikale eisen.
Tweede Symfonie
In 1902 heeft Ives zijn Tweede Symfonie voltooid, en dat opus is een mijlpaal geworden in de schrijfwijze, die de componist vanaf dat moment zou blijven aanhouden. Citaten van populaire volkswijsjes — hier en daar slechts bij gedeelten, soms opzettelijk ‘verminkt’, dan weer dissonerend — met andersoortige, geciteerde of oorspronkelijke melodieën, die onder meer uit Beethovens Vijfde en Brahms’ Eerste Symfonie stammen, alsmede uit de prelude tot Wagners Tristan und Isolde, en dan nog citaten uit composities van Anton Bruckner en Antonín Dvo?ák.
Een halve eeuw later, in 1951, heeft Leonard Bernstein de wereldpremière van dit werk in New York gegeven. Ondanks een uitdrukkelijke uitnodiging was Charles Ives niet bij het concert aanwezig, maar hij heeft er thuis wel naar geluisterd toen het via de radio werd uitgezonden — bij de kokkin in de keuken, omdat hij zelf niet de beschikking had over een ontvangsttoestel. Zelfs heeft hij het voorstel van Leonard Bernstein afgewezen om een uitvoering bij te wonen, die alleen voor de componist zou worden gegeven.
Inventarisatie
Pas na het overlijden van Charles Ives in 1954 zijn al diens manuscripten gecatalogiseerd en aan de Yale Universiteit geschonken. Uit alle overige materiaal bleek dat een gereviseerde, kritische uitgave van de partituur noodzakelijk was, en de opdracht daartoe is toen ook verstrekt. Een uitvoering van de symfonie volgens die versie zou — nu alweer zo’n twee decennia geleden — worden gegeven door het Concertgebouworkest onder leiding van Michael Tilson Thomas, die toen ook de Derde Symfonie en de Orchestral Set No. 2 voor zijn rekening heeft genomen, met diezelfde uitvoerenden.
Derde Symfonie
Ook de Derde Symfonie stamt uit de vroege periode van Ives’ grotere scheppingen. De componist is er in 1901 aan begonnen en heeft het werk in 1904 voltooid, maar vijf jaar later zou hij er nog een gereviseerde versie van maken. In deze symfonie klinkt de geest van de negentiende eeuw door in de ’tunes’ van de Amerikaanse camp-meetings. De kristallisatie van twee oude gezangen, O, for a Thousand Songs — dat in het eerste deel van de symfonie fugatisch wordt behandeld — en Just as I am — dat voorkomt in het derde deel — vormt het voornaamste thematische materiaal. Het tussendeel beschrijft muzikaal een kinderspelletje dat tijdens zo’n samenkomst werd gespeeld.
Het zou nog meer dan veertig jaar duren, voordat dit opus voor de eerste keer tot klinken werd gebracht. Dat was in april 1946. Een maand later werd de symfonie nogmaals gespeeld tijdens een concert waar uitsluitend werken van Charles Ives op het programma stonden.
Het gevolg was dat er langzaam wat meer belangstelling voor zijn composities is ontstaan. In 1947 is de Derde Symfonie onderscheiden met de Pulitzer Prijs. Maar Ives weigerde zijn woning te verlaten, waar hij zich inmiddels als een soort kluizenaar had teruggetrokken, en dat had uiteraard gevolgen voor de publiciteit, die was bedoeld voor alle gebeurtenissen die daaromheen waren gepland. Ives weigerde echter elk interview, hield fotografen en bewonderaars buiten de deur en beantwoordde zelfs geen brieven, die opeens massaal bij hem binnenkwamen. En sedertdien heeft hij stug geweigerd om ook maar één uitvoering bij te wonen van een werk dat uit zijn pen was gevloeid,.
(wordt vervolgd)
___________
[1] Polytonaal: muziek, waarbij meer dan twee toonsoorten gelijktijdig worden gebruikt.
Microtonaal: muziek met intervallen, die kleiner zijn dan een kwart toon.
[2] Bitonaal: als twee tonen gelijktijdig optreden.
[3] Voor al degenen, die een grammofoonplaat wel een aanvaardbare geluidsdrager vinden binnen de oeverloze zeeën aan spiegelplaatjes, volgt hier het nummer van de bewuste Nonesuch-LP: H-71200, de titel luidt Yankee Organ Music. Richard Elsasser speelt op het orgel van Hammond Museum in Gloucester, Massachusetts.
___________
Afbeeldingen
1. Michael Tilson Thomas (geb. 1944).
2. Charles Ives (1874-1954), hier als vijftienjarige.
3. Charles Ives in 1898, na afstuderen aan Yale, op de voorzijde van de CBS-LP uit de jaren tachtig van de vorige eeuw.
4. Leonard Bernstein (1917-1990), hier in 1971.
5. Charles Ives in 1950, zittend in het groen van zijn zomerhuis te West Redding, Connecticut.