Van oorlog en ander leed begin twintigste eeuw
Enkele maanden geleden kwam een bevriende antiquaar mij enige honderden Duitstalige boeken uit diverse perioden brengen, die — voornamelijk door het feit dat zeer veel daarvan in Fraktur gedrukt zijn — niet, dan wel nauwelijks, meer verkoopbaar zijn en hij meende daarvoor de juiste persoon te hebben uitgezocht. Tussen al die letteren van goed, zeer goed, hoog en bijzonder hoog niveau bevond zich ook het boek Schnee van Georg Hermann (1871-1943), dat in1921 voor het eerst werd uitgegeven en de Eerste Wereldoorlog als thema heeft. Als thema — al wordt er niet over een schot gepraat en is er evenmin sprake van gevechtshandelingen. Toch is het een verhaal vol smart en ondergang, dat alles voortkomend uit de overgevoeligheid van de hoofdfiguur die lijdt aan de pijnlijke gebeurtenissen van zijn tijd. De protagonist mag dan een zonderling zijn, iemand die zich een beetje een voorstelling kan maken van hoe de beleving van alledag moet zijn geweest in de periode 1914-1918, begrijpt dat de auteur het niet nodig heeft gevonden om gedetailleerd in te gaan op de doffe ellende van het staalharde dat de ontwikkelingen op de plekken des onheils, ver van huis met zich hebben meegebracht. Maar bijna geen lezer is meer zo naïef om te veronderstellen dat de gevolgen in sociaal en economisch, in emotioneel en in andere zin menselijk opzicht, zouden zijn voorbijgaan aan gezinnen, vrienden- en kennissenkringen, aan het verenigingsleven of aan het dagelijks bestaan in welke communiteit dan ook.
De weerslag ervan in het gevoelsleven van zijn tragische gestalte zou als representatief kunnen gelden.
Georg Hermann beschrijft het lot van de man, en al hetgeen hij beleeft in de periode in kwestie, met een fijngevoeligheid die veel te modern is voor de reputatie van Biedermeier-schrijver, die hij reeds toen had. Veel meer kunnen we spreken van een dichterlijke tijdloosheid als we afzien van de ontwikkelingen die zich in de maatschappij voltrokken, welke een eventuele tijdloosheid in de weg zouden kunnen staan.
Het boek
Het exemplaar van Schnee dat mij — samen met zoveel andere letterkundige producten, als omvangrijke, milde gave — deelachtig werd, was er één uit het zestiende duizendtal dat de Deutsche Verlags Anstalt in het jaar van verschijnen, 1921, op de markt heeft gebracht. Het betreft een geheel gaaf exemplaar; te gaaf eigenlijk, aangezien het duidelijk is dat het boek nimmer is gelezen: het valt, zonder tegendruk, gewoon weer dicht.
Dat was ook al het geval met een exemplaar in het Nederlandse dat ik vijf jaar eerder heb geconfisqueerd uit de omvangrijke hoeveelheid producten die uitgevers maken en vervolgens aan de man trachten te brengen, en die in het bezit waren gekomen van mijn eerste uitgever — en na diens overlijden waren overgegaan naar zijn weduwe. Na haar verscheiden is het boek met heel veel andere in mijn bezit gekomen. Het bandontwerp ervan verraadt heel goed de tijd van uitgave. De vertaling, die in 1923 bij Em. Queriode te Amsterdam is verschenen, werd gerealiseerd door Alice van Nahuys.
De verschillende eigenaren van dat exemplaar hebben het dezelfde behandeling gegeven als die de eigena(a)r(en) van het Duitse exemplaar zijn/haar/hun boek deelachtig heeft (hebben) laten worden: volkomen negeren.
De auteur
De schrijver die alleen onder zijn beide voornamen publiceerde — zijn familienaam was Borchardt —, werd op 7 oktober 1871 in Berlijn geboren. Vanaf zijn negentiende was hij als koopman werkzaam, maar daarnaast studeerde hij kunstgeschiedenis in zijn geboortestad, waarna hij in de journalistiek ging werken, onder meer als kunstcriticus.
Hij benutte zijn pen als een mild penseel om het biedermeier-joodse leven van de toenmalige bruisende hoofdstad van het Duitse rijk te beschrijven. Bekend is Georg Hermann vooral geworden en gebleven door zijn familieromans die spelen in de bovengenoemde sfeer van Berlijn. Maar daarnaast beschreef hij ook wat er in het dagelijks leven van die grote stad Berlijn zich afspeelde ten tijde van Kaiser Wilhelm, en vervolgens gebeurtenissen tot aan de jaren dertig. Daarbij liet hij het welig tierende, semi-criminele, wereldje van de souteneurs in het westen van die stad, vooral in de Lotharinger Straße, niet links liggen.
In Nederland
Door zijn Joodse afkomst zag hij zich in 1933 — na de machtsovername in zijn vaderland door een van de krankzinnigste figuren aller tijden — genoodzaakt naar Nederland te vluchten, waar hij zich in Laren vestigde. Hoewel sommige, als zeer betrouwbaar geldende, literatuurlexica 19 november 1943 als zijn sterfatum vermelden, staat daarbij dat dit overlijden op zijn Nederlandse adres paatshad. Helaas is dat een pijnlijke misser: Georg Hermann Borchardt is op die datum omgekomen in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau.
Diverse van zijn boeken zijn in het Nederlands vertaald; één van de bekendste is Kubinke, een roman uit 1910, die — net als Sneeuw en de roman De nacht van Dr. Herzfeld — door Alice van Nahuys is vertaald en ten huize van Querido in Amsterdam, begin jaren twintig, is uitgegeven.
Belang in onze dagen
Het zal met de boeken van Georg Hermann niet veel anders gaan dan met de Nederlandse, Franse, Engelse en andere literatuur van het fin die siècle: naast enkele onsterfelijke figuren komen de meeste anderen alleen nog marginaal dan wel helemaal niet meer voor in lijsten, lexica, opsommingen of literatuurvoorbeelden. Georg Hermann werd reeds door zijn tjdgenoot Klabund [1] in diens, overigens zeer subjectieve, Literaturgeschichte (1929) genegeerd, en dat is tot op de huidige dag ook in andere standaardwerken het geval, al werd er in vroegere drukken van enkele van diezelfde naslagwerken wel aandacht aan de man besteed. Gero von Wilpert heeft deze schrijver wel opgenomen in zijn Lexikon der Weltliteratur, en in de doorwrochte Deutsche Literaturgeschichte van Fritz Martini wordt Georg Hermann met respect en positieve adjectieven vermeld.
Tevens komt Georg Hermann voor in de uitgave Literarischer Führer durch die Bundesrepublik [2], verschenen bij Insel Verlag, met de belangrijkste gegevens omtrent zijn leven, en deels zijn werk, en hier speciaal het huis waarin hij in de jaren 1901-1906 heeft gewoond, en verder andere plekken, die met hem in verband gebracht kunnen worden.
Fijnproevers in ons tijdsgewricht
De lezerskring zal zich in ons tijdsgewricht dan ook voornamelijk beperken — hier in meer dan één opzicht — tot enthousiastelingen zoals we die eveneens in Nederland kennen voor de vaak — al dan niet terecht — als tweede garnituur aangemerkte auteurs. Voor het wat ruimere lezerspubliek is hun tijd nu wel voorbij. Maar mensen die de moeite nemen eens tussen de hier en daar nog met enige regelmaat opduikende boeken uit die periode — van die verwaarloosde auteurs — te grasduinen en die daabij iets aantrekkelijks menen te vinden en vervolgens de moeite nemen daarin eens enkele willekeurige bladzijden te lezen, kunnen bij tijd en wijle, ook thans nog met aangename verrassingen worden geconfronteerd. En die maken een besluit tot aankoop weer wat eenvoudiger. Ten slotte moet daarbij worden aangetekend dat veel van juist die boeken, op markten en in antiquariaten bij de afgeschreven voorraden, waarachtig voor een habbekrats te koop zijn.
________
[1] Meer over die auteur en, onder meer, diens geheel persoonlijke visie op de Literatuur, is te vinden in het artikel Klabund — Strijden met de pen dat op 9 juli 2006 op deze site is geplaatst.
[2] Dat boek kan worden gezien als de Duitse tegenhanger van Querido’s literaire reisgids van Nederland.
____________
Afbeeldingen
1. Voorplat van een exemplaar uit 1921 van de roman Schnee.
2. Voorzijde van de band van de Nederlandse editie uit 1923 van de roman Sneeuw verschenen bij Querido te Amsterdam.
3. Auteur Georg Hermann. Foto naar een schilderij van Herbert Graß (1886-1978).
Lezen in de Fraktur is een hele belevenis. Je went er nooit helemaal aan, zelfs na niet het integraal doorploegen van Der Zauberberg. Toch heeft het wel iets, die literatuur van het interbellum, zo druk doende zich te onttrekken aan het fin-de-siècle maar nog verpakt in de oude conventies.
Nog weer iets lastiger is het lezen in Kurrentschrift, het eigenlijke oude Duitse handschrift dat je ook wel eens in druk aantreft (http://de.wikipedia.org/wiki/Deutsche_Kurrentschrift).
Kurrentschrift aantreffen is wel een echte zeldzaamheid geworden De antiquaren die ik ken, vertellen me zonder uitzondering dat zelfs hun Duitse klanten — ook die uit het onderwijs — zeggen dat in het geval van Fraktur al sprake is van vergane glorie en ook in het Duitse taalgebied geschriften in die vorm alleen aan kenners nog, zij het zelden, worden verkocht. Dus hoe uitzonderlijk is daamee de positie van Kurrentschrift geworden?
Heeft u Sutterlinschrift wel eens geprobeerd? De kunst dat te lezen wordt al decennia lang als een klein wonder beschouwd, eveneens in het Duitse taalgebied.
Fraktur leer je snel lezen; de vergelijking gaat mank, maar ook het Cyriliische alfabet — dat voor menigeen een hindernis vormt om zich daadwerkelijk met sommige Slavische talen nader in te laten — leer je binnen een uur als je je ervoor openstelt.
Bij Fraktur doet zich eigenlijk maar één probleem voor: het minimale onderscheid tussen de f en de s. Het gebruik van een loep — toch ook aardig ouderwets — kan daar uitkomst bieden.
Ik zal voor sommigen wel ietwat masochistisch lijken, maar ik had tijdens het lezen — prehistorie inmiddels — van de na WO II gangbare druk geen zin meer in die uitgave van Buddenbrooks en ben daarom — aangezien ik er meer exemplaren van heb — snel op de Fraktur-uitgave overgestapt, ook en vooral vanwege de sfeer en de ‘ouderdom’ van het papier, de band, etcetera. — Romantiek après la lettre.
Ik geef direct toe niet zo heel veel boeken in de Fraktur te bezitten. Een absoluut dieptepunt daarbij is wel Diktator Rathenau van ene Walther Lambach met de stempels van zowel het NSDAP Hauptarchiv te München als de geallieerde bezettingsmacht (bied je eens een keer telefonisch op een doosje Rathenau …).
Maar een prachtuitgave als Harry Graf von Kessler’s Rathenau-biografie uit 1928 (illustraties in prachtige koperdruk, tenminste in de eerste druk – latere drukken zijn beduidend minder) werd gewoon uit de romein gezet.
Het plankje van veelschrijver Rathenau staat nu al wel erg lang op lezing te wachten, maar eerst toch maar Musil’s onvolprezen MoE heropgepakt – Rathenau stond zoals bekend model voor de filosoof-grootindustrieel Arnheim.
Zo kwam ik ook eens, geheel onverwacht een boek tegen dat ik weliswaar niet zocht, maar wel graag wilde hebben; ook dat was voorzien van stempels zoals u omschrijft. En, toegegeven, het kan mij, ook in deze jaren nog fysiek onpasselijk maken als ik zoiets zie en als eerste reactie gevoelsmatig afstand wens te doen van de aankoop — ook als de prijs slechts een halve euro bedraagt —, maar het verstand zegeviert dan toch. We kunnen auteur en uitgever niet op enigerlei wijze verantwoordelijk houden voor de misdaden die anderen aan hen en hun werk (hebben) begaan.
Dat is de enig juiste reactie, anders zouden alle bona fide orkesten immers ook geen Bruckner-symfonieën meer moeten spelen aangezien enkele daaruit steeds maar weer klonken als achtergrondmuziek bij nazi-films, vooral als de pronkontwerpen van Speer werden getoond. Jawel, hoogmoedsverplettering ten top.
Niet echt veel mensen zijn erin geslaagd Musils meesterstaaltje Der Mann ohne Eigenschaften tot het einde te lezen, althans niet als we de totale oplaag in overweging nemen. Dat niet gelezen worden van ‘mijlpalen’ in de ontwikkelingsgeschiedenis der belletrie, is het lot van vele goede literatuur met enige omvang, variërend van De Gebroeders Karamazov, via Oorlog en Vrede, Joyce’s Ulysses en Musils ‘standaardwerk’.
In 1997 vond ik, zonder ernaar te zoeken — serendipiteit — in een boekendumpzaak de twee delen Briefe van Walther Rathenau, gepubliceerd door Carl Reisner Verlag, Dresden, 1926. Met nog een boek Briefe, van Richard Dehmel, kostte me dat geheel slechts vijf gulden.
Het einde van MoE (als je dat al kunt zeggen van een onvoltooid werk) heb ik zelfs na 15 jaar niet bereikt. Ik moet al eens aan de tweede band zijn begonnen, maar daar zitten zulke taaie stukken in, zonder de elders zo bevrijdend werkende scherts – althans niet in dezelfde mate. De eerste band laat zich bij herhaling goed genieten: zoveel bijgedachten die blijven verrassen.
En alles dat te gebeuren staat, en niemand die iets merkt.
Die laatste zin van u!
In tal van situaties, zowel in het persoonlijke leven van een mens, alsook in gezin, familie of kringen waar men verkeert, in de plaatselijke en landelijke politiek, zijn niet zelden vreselijke gevolgen ontstaan van het feit dat ‘niemand iets merkt’.
Men denke daarbij vooral aan de opkomst en ‘bloei’ van de incarnatie van het Kwaad in de on-wezens Hitler, Stalin, Mao Zedong, Bush junior en Poetin, die in de anatomie van de menselijke destructiviteit een rol van doorslaggevende betekenis hebben gespeeld, respectievelijk dat vandaag de dag (nog) doen. Om van de Moegabes en andere monsters zonder enige wezenlijke waarde maar te zwijgen.
Ik wil u nog wel, ongevraagd, een tip geven hoe u er eventueel in kunt slagen opgedrongen verveling te omzeilen, zeker als u — zoals in het onderhavige geval — weet dat het om een tekst van waarde gaat.
Lees niet direct het gedeelte dat u nog niet kent en waar u kennelijk tegenaan hikt, maar sla net zo lang willekeurige stukjes op en lees, zelfs zonder de context te begrijpen en pas als u geboeid raakt, ga dan terug naar de plek waar u was gebleven. Het kan een wereld van verschil uitmaken.
Dat is heus al te veel eer – het is een variant op een Leitmotiv dat Musil zelf door de tekst en de hoofdstuktitels heeft geweven – zo uit het hoofd: “Ein großes Ereignis ist im Entstehen. Aber keiner hat es bemerkt.”
Terwijl iedereen om hem heen totaal in beslag lijkt genomen door het al te persoonlijke, met hoogdravende principes, gaat Ulrich het gedachtenexperiment aan zichzelf als MoE op te vatten. Maar ook Ulrich merkt niets bijzonders op, in Wenen anno 1913.
De welgemeende tip laat ik maar even voor wat hij is: zo kan Proust ook pagina’s lang de draad kwijt lijken, tot hij met een kleine stap zijwaarts terug bij af is, maar dan heeft hij intussen wel het uitgangspunt een stevige zwieper gegeven. Sla je de afdwaling over, dan mis je de clou.
Nee hoor, die zin blijft zijn waarde houden, mits in de juiste context gebruikt, en in 1913 was die zoveel waard als nu, in een tijd dat ook zo menigeen rondloopt met oogkleppen op — aangegroeid of speciaal laten aanmeten — en die laatste zin is echt van u, of u die nu heeft vertaald of zelf verzonnen, zolang u achter de inhoud staat.
Dat is een van de grote verworvenheden van de lteratuur en tevens voor — en somtijds van — degenen die deze gebruiken, al dan niet ten nutte van een maatschappeljk gebeuren.
Dat Musil, evenals zoveel anderen, af en toe erg uitweidt — zeurt, zeg maar — is onderdeel van zijn concept en het resultaat daagt u uit tot participatie, waarmee zo’n auteur en zijn product zich onderscheiden van de schrijvers van losse pols-werken zoals eindeloze verzamelingen van gemeensplaatsen, die dan als romans ter verpozing opgeld doen.
Laten we deze excursie naar moderner tijden maar afsluiten, echter niet zonder wat passende leestips uit het hedendaagse aanbod. Superieure zeurschrijvers waren vroeger ook in een ontstellende minderheid – dus waarom zouden ze er nu niet meer zijn? Zo blijf ik Jean Rouaud bijhouden – de Schwung van de woorden, het genot van het formuleren. Ook was ik zeer aangenaam verrast door Daniel Kehlmann’s Die Vermessung der Welt – een hoogst decemnovenariaan boek.
En zo blijken ook de kleine berichtjes op de site gelezen te worden. Het gebeurde, en er is wel degelijk iemand die het merkt…
Onuitsprekelijk, maar daarom niet minder heuglijk. (Zit je alleen, komt alle ellende op je af.)
Het kan zeker als mooi meegenomen worden beschouwd dat (het lezen van) deze site zelfs therapeutische invloeden ten gunste blijkt te kunnen uitoefenen. Daar kun je, als sterk analytisch ingesteld wezen, alleen maar zeer content mee zijn. Dat neemt echter niet het besef weg dat het gros van de mensen in alle geledingen van de maatschappij de veel ingrijpendere gebeurtenissen helaas (weer) wel ongemerkt laat voorbijgaan. En daar bleken nu juist altijd weer de grootste gevaren op de loer te liggen. Jawel, de geschiedenis herhaalt zich, doch zelden exact als voorheen; wat vaak wordt vergeten, zijn al die cumulatieve elementen welke het leed vergroten en de ‘pleisters van troost’ — medeleven van andere mensen en kleurrijke viervoeters al te zeer trachten te marginaliseren. Niet in de laatste plaats hebben we dan ook nog de vele vormen van uitdagende, en daarmee tegelijkertijd zeer activerende kunst nodig, die in de praktijk, gelukkig niet zelden, alles andere kan blijken te zijn dan letterlijk useless.
Doch dat is een andere discussie waarvoor Daniel Kehlmanns Vermessung evenmin benodigd is als een man, die er niet in is geslaagd eigenschappen te ontwikkelen. Die fenomenen vinden we dan, mutatis mutandis, wel weer terug in nieuwere literatuur, zoals eventueel in het dezer dagen uitgekomen, nieuwe boek van genoemde Kehlmann, Ruhm, dat na verschijnen door sommige Duitse critici als zo intelligent wordt beschouwd dat de eerste vier letters van diens auteursnaam wel zouden kunnen worden geschrapt, waardoor hij niet alleen wordt gepostuleerd als een Mann mèt eigenschappen, maar tevens met een dan halve naam — echter met een meer dan dubbele betekenis, die binnen dat kader een wel heel groot compliment is. Maar dat alles speelt zich af aan het commencement van alweer een andere siècle. Het boek is van de uitgever naar me onderweg dus men begrijpt dat ik er nog niet in heb gelezen. Besprekingen daarvan worden op andere sites geplaatst; dat spreekt vanzelf.
Er is een gretigheid om het kleine, vatbare detail te verinnerlijken. En er is de neiging om de grote, boze wereld buiten te willen sluiten.