Van Dale’s Woordenboek der Nederlandse taal beschrijft de broekrok kort maar krachtig als “vrouwenrok met twee korte, wijde, over elkaar vallende pijpen.” Dat adjectief met betrekking tot de lengte zal dan op ons eigen tijdsgewricht betrekking hebben. Op de foto, die in 1911 is genomen van twee dames, die — gewapend met wandelstok, respectievelijk paraplu, … Lees verder “1911 (1) Middagwandeling te Londen, in broekrok gekleed”