Of er wel eens een onderzoekje is gedaan naar de receptie van August Strindberg in Nederland, weet ik niet. Mocht dat gebeurd zijn, dan is daarbij vast de altijd boeiende Maurits Wagenvoort over het hoofd gezien. In of rond 1894 reisde hij naar Berlijn. Als goede literair journalist is hij redelijk goed op de hoogte van de avant-garde. In zijn hier al eens genoemde memoires De Vrijheidzoeker (1930) lezen wij de volgende mooie herinneringen aan de beroemde toneelschrijver en enkele van zijn companen:
In gezelschap van Gustav Uddgren, die zich in Berlijn in verbinding met een Zweedsch dagblad hoopte te kunnen handhaven, kwam hij [is M.W., sb] ook in een bekenden ‘Bierkeller’ in het ‘Academisch Viertel’, waar de Skandinavische en Duitsche jonge litteratuur reünie hielden. Hier maakte hij kennis met August Strinberg, Franz Wedekind, Max Dauthendey, Ola Hanson, Laura Marholm e.a. Het gezicht van spiedenden Faun met fluitlippen, vinnig-stekenden snorretje en doordringende, hel-blauwe oogen van den grooten Zweedschen dramaturg, staat hem nog bij. Ook deze was uit zijn land gegaan omdat hem de geestelijke atmosfeer daar te duf leek, en de Hollander won door onbedoelde onwaarheid voor eigen land een goedkeuring van de aanwezigen, in het bijzonder van Strindberg-zelf, toen er sprake was van eigen drama ‘Vadern’, dat toen in Zweden, doch ook in Duitsland, niet vertoond mocht worden.
Gedurende de maanden, dat de Nederlandsche journalist in de Vereenigde Staten reisde, was er, dank vooral der bemoeiingen van Simons, in Amsterdam, in de ‘Salon des Variétés’ een toneelstuk van Strindberg vertoond. Het was ‘Fröken Julie’, doch hìj meende, dat het ‘De Vader’ was, en zei dit den Zweedschen schrijver, die er – Nederland was toen nog niet aangesloten bij het Berner Tractaat, dus tooneeldirecteuren en uitgevers, ook de vertalers, konden vreemden auteurs ongestraft bestelen – zeer mee ingenomen was en den aanwezigen Duitsche intellectueelen Amsterdam tot voorbeeld stelde van Berlijn, waar echter ‘Fräulein Julie’ ook reeds was vertoond [n]. Overigens maakte Strindberg op hem geen aangenamen indruk: de Zweedsche auteur liet zich wat teveel door landgenooten en Duitschers aanbidden, en zijn eeuwige gesputter tegen de vrouwen, wier gewillig speeltuig hij echter reeds begon te zijn, leek den Hollander, die juist een klimmende sympathie voor haar koesterde, onmannelijk. Van Franz Wedekind, die meestal zweeg, stille bierdrinker, kreeg hij slechts een vagen indruk. Levendiger, schoon niet aangenamer, was die door den over-gecultiveerden Max Dauthendey gewekt, wiens subtiele gedichten, vooral wiens spreken hem een licht vermoeden gaven, dat deze fijne schrijver niet geheel vrij was van vervolgingswaan. Ola Hanson en Laura Marholm waren bijzonder aangename menschen; zij vooral tintelend van geest, als zij den grooten George Brandes, den criticus, kon aftuigen.
n) Eenigen tijd later werd het besproken toneelstuk toch in Amsterdam vertoond. [noot M.W].
(p. 183-184)
Een fraai portret, door Edvard Munch, van August Strindberg is afgedrukt in het artikel in deze elektronische cultuurkrant over gestolen doeken van genoemde schilder.
Zie: https://rond1900.nl/?p=9638