Twee oude bekenden, één minder beroemde
Maandag 8 augustus wordt, tussen 20:30 uur en 22:45 uur onze tijd, het podium in de Albert Hall te Londen bezet door het Royal Stcokholm Philharmonic Orchestra met dirigent Sakari Oramo, voor een concert met uitsluitend composities van Scandinavische grootmeesters. Solistische medewerking zal worden verleend door pianiste Alice Sara Ott, in een uitvoering van een der meest fascinerende pianoconcerten uit de literatuur: dat in a-klein, opus 16, uit 1868 van de Noor Edward Grieg (1843-1907).
Daaraan voorafgaand speelt dat ensemble de Symfonie nr. 6 in d-klein, opus 104, uit 1923 van de Finse meester Jean Sibelius (1865-1957). Het concert zal na de pauze worden besloten met de Symfonie nr. 4, opus 29, geschreven in de jaren 1914/1916, van de Deense componist Carl Nielsen (1865-1931). Deze symfonie van Nielsen draagt, zoals de meeste andere, een titel die een soort van programma zou kunnen aanduiden. Meestal wordt de Engelse aanduiding gebruikt: The Inextinguishable, hetgeen kan worden vertaald met Het onuitroeibare.
Het concert wordt direct uitgezonden via de Britse cultuurzender BBC Radio 3, en ongetwijfeld op een later tijdstip door een der televisiezenders van ‘Auntie’ BBC.
Geheel eigen stijl
Carl Nielsen maakte voor het eerst intensief kennis met de toonkunst via de regimentsmuziek. Toen hij aan het Koninklijk Conservatorium te Kopenhagen ging studeren, was de componist Niels Wilhelm Gade (1817-1890) zijn leermeester, die evenmin buiten Scandinavië echt grote bekendheid op de concertpodia heeft verworven.
Van 1889 tot 1905 was Nielsen als violist verbonden aan de Hofkapelle, en als kapelmeester aan het Hoftheater. Later trad hij op als dirigent van een vooraanstaande concertreeks en was hij daarnaast werkzaam als docent. In de laatste fase van zijn leven bekleedde hij de functie van directeur van het Conservatorium van de Deense hoofdstad.
Zijn zes symfonieën vormen de kern van zijn scheppingen. Ten onrechte worden de titels die aan de meeste van zijn symfonieën zijn toegevoegd, als programma gekwalificeerd, doch veel meer dienen zij als leidraad binnen de symfonische dramatiek.
Van de Tweede Symfonie, in D-groot, opus 16 (1901/1902) – De vier temperamenten – kan echter gezegd worden dat die vlag de lading wel degelijk dekt, omdat die onderdelen te herkennen zijn aan de stemming die erin wordt ‘uitgebeeld’.
Nielsen componeerde voorts een Vioolconcert – opus 33; uit 1911 –, een Fluitconcert van 1926, en ook een Klarinetconcert uit 1928. Vooral de beide laatste werken zijn geliefd bij solisten van het instrument in kwestie. Ook schreef deze muziekmeester twee opera’s: Saul en David, een bijbels drama (1902), en Maskarade, een komisch muziekdrama (1905), op teksten van de Deense dichter Ludvig Holberg (1684-1754). Zelfs binnen Denemarken bestond maar zeer weinig interesse voor deze stukken.
Als componist heeft Carl Nielsen onder meer de verdienste dat hij zich onafhankelijk heeft weten te maken van de stijl-dominantie van de Duits-Oostenrijkse muziekpraktijk, welke toen ook in de rest van Europa het meest gangbaar waren, niet zonder meer heeft overgenomen, hetgeen eveneens een normale zaak was. Weliswaar had hij zich vertrouwd gemaakt amet de culturele revolutie van het fin de siècle en alle daaraan onverbrekelijk verbonden gevolgen, maar overgenomen heeft Nielsen dat alles slechts in geminimaliseerde vorm. En juist die terughoudende opstelling heeft ervoor gezorgd dat hij toch een geheel eigen stijl heeft weten te creëren.
____________
Afbeeldingen:
1. De Noorse componist Edward Hagerup Grieg, in 1891 geschilderd door Eilif Peterssen (1852-1928).
2. De Deense muziekmeester Carl Nielsen.