Oscar Wilde – Vallend bloemblad: verzamelde korte gedichten

‘De dichter is Wilde, zijn gedichten tam’ – zo schreef een recensent over Poems (1881) van Oscar Wilde. Tegenwoordig kennen we Wilde vooral van zijn latere romankunst en toneelstukken; de poëzie die eerder uit zijn decadente pen vloeide wordt minder gelezen en vaak terzijde geschoven als onorigineel. Dixit Harold Bloom in The Anxiety of Influence (1973): ‘Oscar Wilde wist dat hij als dichter gefaald had omdat hij ten onder ging aan zijn angst voor beïnvloeding’. De nieuwe uitgave Vallend bloemblad is een goede reden om ons af te vragen: is dit harde oordeel over Wilde’s dichtkunst terecht? […]

‘De dichter is Wilde, zijn gedichten tam’ – zo schreef een recensent over Poems (1881) van Oscar Wilde. Tegenwoordig kennen we Wilde vooral van zijn latere romankunst en toneelstukken; de poëzie die eerder uit zijn decadente pen vloeide wordt minder gelezen en vaak terzijde geschoven als onorigineel. Dixit Harold Bloom in The Anxiety of Influence (1973): ‘Oscar Wilde wist dat hij als dichter gefaald had omdat hij ten onder ging aan zijn angst voor beïnvloeding’. De nieuwe uitgave Vallend bloemblad is een goede reden om ons af te vragen: is dit harde oordeel over Wilde’s dichtkunst terecht?

Vallend bloemblad bevat alle korte gedichten die Wilde schreef, met inleiding en Nederlandse vertalingen door Cornelis W. Schoneveld. Bij eerste lezing valt op dat Wilde een veelzijdig dichter was, veel minder hermetisch dan latere slogans als ‘All art is quite useless’ doen vermoeden. De thematisch geordende bundel bevat liefdesgedichten, politieke sonnetten, christelijke verzen, odes aan dode dichters, reisverslagen en impressionistische schilderingen. In een veelheid aan vormen toont Wilde zich een ‘uitstekend woordkunstenaar’, zoals de vertaler stelt in zijn inleiding.

Inspiratie of imitatie?
Ondanks zijn meesterschap van rijm en ritme blijft echter de vraag of Wilde als dichter een krachtige, authentieke stem vond. Toegegeven, in deze gedichten leunt hij wel erg nadrukkelijk op de poëzie van zijn voorgangers. In zijn liefdesgedichten klinkt hij als Swinburne of Keats, in zijn vrijheidsliefde als Byron of Shelley, en in zijn religieuze gedichten als Milton of Tennyson. Dan laten we de krachtige Franse invloed van Baudelaire, Mallarmé en Verlaine nog buiten beschouwing.

Nu is het geen zonde om te werken in een rijke traditie, en je kunt je afvragen of het moderne mantra van vernieuwing en originaliteit niet zijn doel voorbij geschoten is. Maar het is wel bedenkelijk dat Wilde regelmatig naar de beelden van anderen grijpt, juist aan het slot van gedichten waar we een onverwachtse wending verwachten. ‘Apologia’, bijvoorbeeld, is een liefdesgedicht in kwatrijnen dat na een tamelijk lange opbouw eindigt met de regels:

Ay! though the gorged asp of passion feed
On my boy’s heart, yet have I burst the bars.
Stood face to face with Beauty, known indeed
The love which moves the Sun and all the stars!
Ja, heeft de adder eens, van vuur vervuld,
Mijn jongenshart verteerd, ‘k brak los vol moed:
Met Schoonheid oog in oog werd mij onthuld
Liefde die Zon en sterren draaien doet.

De echo van ‘little snakes that eat my heart’ (A.C. Swinburne) en ‘burst the bars of death’ (Edward Young) vind ik niet zo’n bezwaar. Maar het daadwerkelijke slot is toch weinig bevredigend. Hoewel u mij desgewenst midden in de nacht kunt wekken voor Dante’s onsterfelijke slotregel, zou ik van Wilde meer verwachten dan een letterlijke vertaling van ‘L’amor che move il sole e l’altre stelle’.

Liefdespoëzie
Wat de liefdesgedichten betreft: in Wilde’s vroege werk is weinig van te merken van zijn latere faam als homoseksuele schrijver: zelfs in Poetins Rusland zou hij, op basis van deze verzen, niet van ‘homopropaganda’ beticht kunnen worden. Toch lijkt het wat al te stellig om als Schoneveld te beweren dat nergens sprake is van ‘een openlijk of verhuld homo-erotisch element’. Of bezondig ik mij aan een anachronistische lezing wanneer ik hier en daar Wilde’s latere (?) geaardheid herken, bijvoorbeeld wanneer een jongen zijn gelaat afwendt met ‘pretty boyish petulance’?

Lees ook:  Onbekende brief van Wilde aan Bosie opgedoken

Aardig is wel dat de dichter hier en daar in vertaling uit de kast lijkt te komen. Zo lezen we in ‘Liefdeslied’: ‘Zijn kussen zoet voordat de avond om is, / Lippen het roodst nog voor de nacht’. Maar wat blijkt: deze postume coming-out is enkel een speling van de grammatica. ‘Zijn’ is een vertaling van ‘are’, niet van ‘his’: ‘Kisses are sweet before the evening closes, / Lips are reddest before the night.’ Ondanks een enkele voorafschaduwing van wat komen zou, voegt de jonge Wilde zich ook hier naar de traditie: de traditie der liefdespoëzie waarin de mannelijke zanger zijn aanbeden vrouw de hemel in dient te prijzen.

Waarachtige gevoelens
Toch doen we Vallend bloemblad geen recht wanneer we het hierbij laten. Ook waar hij opzichtig leentjebuur speelt bij anderen, schemert namelijk Wilde’s elegante, vormvaste stijl door de gedichten. In glimpen vangen we de kracht van zijn eigen verbeelding op, vooral waar hij de verwijzingen naar andere dichters, mythen en christelijke symboliek achterwege laat. ‘Roses and Rue’, geschreven voor de actrice Lily Langtree, valt op door de directe toon en heldere beelden. En in de schilderingen van Londen schetst Wilde als Van Gogh de sfeer van haar straten en schepen.

Daarbij heeft Schoneveld getrouwe vertalingen vervaardigd, die altijd het gave rijm en metrum van Wilde’s gedichten weerspiegelen. Wilde’s critici kunnen we niet zomaar de mond snoeren; er spreekt nu eenmaal niet de eigen stem van een krachtige dichter uit de verzamelde gedichten in Vallend bloemblad. Maar het vakmanschap van Wilde is te bewonderen, en leidt bij vlagen tot ontroerende poëzie. Zelf schreef hij eens dat ‘all bad poetry springs from genuine feeling’. In de afgemeten kalmte van ‘Requiescat’, geschreven voor zijn vroeg gestorven zusje, weet hij deze stelling glansrijk te weerleggen:

Requiescat

Tread lightly, she is near
Under the snow,
Speak gently, she can hear
The daisies grow.

All her bright golden hair
Tarnished with rust,
She that was young and fair
Fallen to dust.

Lily-like, white as snow,
She hardly knew
She was a woman, so
Sweetly she grew.

Coffin-board, heavy stone,
Lie on her breast,
I vex my heart alone
She is at rest.

Peace, Peace, she cannot hear
Lyre or sonnet,
All my life’s buried here,
Heap earth upon it.

 

Dat zij rusten mag

Stap zacht, zij is dichtbij,
Sneeuw ligt op haar,
Spreek teer, reeds groeit – hoort zij –
’t Meizoentje daar.

Zij, nog jong, gezond,
Daalde tot stof,
Lokken zo glanzend blond
Dor nu en dof.

Lelie gelijk, sneeuwwit,
Ging haar voorbij
’t Vrouwzijn in haar bezit,
Zo bloeide zij.

Kistdeksel, zware steen,
Drukken op haar,
Ik terg mijn hart alleen
Zij rust nu daar.

Zij hoort ode noch lier,
Stil dan, O stop,
Heel mijn leven ligt hier,
Schep aarde er op.

Lees hier een vraaggesprek met de vertaler van de gedichten.

Oscar Wilde, Vallend bloemblad: verzamelde korte gedichten. Vertaald door  Cornelis W. Schoneveld. Liverse 2013. ISBN 9789076982977; 264 p.; 17,95 euro.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *