Kleine treffers
Bij uitgever W.C. de Graaff te Haarlem verscheen rond 1900 een boekje met de titel Nieuwe Miniaturen van Antoinette. Geen achternaam of ander spoor kan ons in het boekje zelf naar de schrijfster leiden. Uit die periode tref je nog wel meer boeken aan die door een vrouw zijn geschreven van wie echter alleen de voornaam werd gegeven: Wilma, Ellen en anderen. De titel doet vermoeden dat er een werkje aan is voorafgegaan met de titel Miniaturen, maar of dat ook werkelijk zo is en of die dan in boekvorm zijn verschenen, en indien dàt het geval is, of dat dan eveneens bij die uitgever is geweest, blijft vooralsnog in het ongewisse. En het Internet helpt op dit punt ook niet, al wordt massaal het begrip “nieuwe miniaturen” opgevoerd, van garages, die kleine auto’s aanbieden tot en met hobbyzolders waar veel mini-versies van de Eiffeltoren tot en met het Empire State Building, en/of van de befaamde paradepaardjes van de Holland-Amerika-Lijn worden vervaardigd.
Taal en Stijl
Zo schrijft die Antoninette in de tijd van toen — zo’n eeuw geleden, die voor ons inmiddels ‘prehistorie’ is — en met een voor ons dikwijls (al te) archaïsch taalgebruik en een soms wel wat vermoeiende stijl, binnen één stukje Over sproken, bakkunst en dorren grond, of gunt zij ons Een kijkje in de werkelijkheid en de oudste symphonie, welke laatste “aan ’t altijd groene bosch haar melodieën leent”.
Heel even ben je dan toch geneigd — en wel om meer dan een opwelling of slechts één reden — iets als een link te leggen naar de onnavolgbare Carmen Sylva [1], bij wie het ontbrekende kropgezwel ook min of meer ‘in één adem’ wordt genoemd met een evenzeer on-aanwezige Adonis — die wij haar posthuum toch maar even, als photographie van een thans nog levende adonis-achtige, en zelfs eentje met een honderdprocents PH-waarde, in deze kolommen hebben meegegeven, als teken van goede wil om in andermans leemte te voorzien, als ons zulks mogelijk is. Wij persoonlijk hebben ons eigen exemplaar van die pracht-photographie daarvoor opgeofferd. Voor (sommige) doden niets dan goeds.
Doch zo hoogdravend en ons tevens op het verkeerde been zettend is de mystificatie Antoinette nou ook weer niet. ‘Over storm en sterren’ en over ‘het beste plekje’ worden wij zonder voorbehoud geïnformeerd en ook de ‘ervaringen van een leekbotanist’ wil de schrijfster ons evenmin graag onthouden. Dat ‘verbeelding’ in allerlei vormen en aspecten ook toen al een hele reeks van rollen speelde, moge duidelijk zijn, en dat komt ook aan bod in een wat langer verhaal over ‘een man van principes en zijn dochter’. Scheve verhoudingen en een gebroken vaas vormen eveneens thema’s voor Antoinette, maar pas in haar allerkortste bijdragen wordt de indruk gewekt dat ze een punt wil scoren, wat soms ook bijna dreigt te lukken, ware het niet dat de melodie van de tekst op het verkeerde moment wordt afgebroken of dat het ritme van een zin nèt niet de gewenste ruimte laat voor het juist postuleren van datgene wat ze ons graag wil aanreiken om over na te denken, zoals
Vloeiend is de inkt en krachtig van tint,
Hecht is de stalen pen — in ’t vuur gehard en toch buigzaam.
Rein wit is ’t papier. . . .
O, Goden! Waarom is ’t ook geduldig!?
De formulering van haar gedachten in de laatste regel vormt een anticlimax, waardoor het op een horten en stoten uitloopt. Als Antoinette die Goden nu hun plaats had gewezen, ware het wel een geslaagd kwatrijn geworden. Als ik hier nu even in de rol van de avocaat van de duivel mag treden: Stel dat papier niet zo geduldig was, dan zou er wel veel in de dagen van Antoinette niet hebben kunnen worden geschreven en vervolgens gedrukt, en misschien was daardoor ook wel zo het één en ander van haar eigen schrifturen geslachtofferd.
Beter gelukt daarentegen is de direct daaronder geplaatste, korte overdenking in vier regels:
De conversatie, ’t is gewis
Dat zij vaak leerzaam, nuttig is.
Ook leert zij soms — en dit zegt iets!
Zeer lang te praten — over niets.
Eigenschappen verwoord
Enerzijds dienen die kleinere stukjes — verspreid over het boekje, onderaan de wat langere verhalen — als passend opvulmateriaal voor anders al te blanke pagina’s, maar er zijn ook thema-bijdragen van korte(re)omvang, die een aparte plek hebben gekregen, en die dan ook zijn voorzien van een titel:
ZACHTMOEDIGHEID
Spreek van de dooden geen kwaad . . .
Laat ze rusten in vrede.
Maar . . . . . wat de levenden misdoen,
Dàt levert pikanter rede! . . .
*****
ZELFKENNIS
De hoogste wijsheid is: de kennis van zich zelven.
Vandáár dat zoveel wijze lien
Hun eigen wijsheid ’t beste zien.
*****
BLIND EN DOOF
Boven ’t witte winterkleed hief het sneeuwklokje zijn kroon omhoog. De spreeuwen zaten op den besneeuwden boomtak en kweelden hun melodieuse lenteprofetie.
Een wandelaar staarde ontevreden naar den grond. Hij zag de sneeuwklok niet, hij hoorde de aankondiging van de vogels niet. Hij zag slechts de sneeuw en dacht: Vervelend dat het zóólang winter blijft!
*****
«Verboden toegang» staat te lezen op menigen grenspaal, en wie de grens overschrijdt kan licht verdwalen in ’t labyrinth. Schoon kan ’t er wezen, maar ook . . . . dor als in de eindelooze zandwoestijn.
Wijsheden van alledag
Antoinette heeft haar bijdrage Nooit gedacht! een heel speciaal motto meegegeven, voordat zij haar verhaal — over een kleine woning met daarachter “een nederige moezerij” en aan de voorzijde “een bloementuintje waarin eenige balsemienen en goudsbloemen . . .” — begint:
O heilige eenvoud! Ik waardeer u als phenomeen! Een eeuw later is dat zo hier en daar nog te merken, en je hoeft er niet eens voor tussen de regels te lezen.
Onder de kop Nut der Biographieën lezen we: “Bij zijn leven behandelt men de kunstenaar dikwijls, als ware hij dood; bij zijn dood beijvert menigeen zich iets bij te dragen tot «Zijn Leven».”
Een andere, weliswaar juiste uitspraak, doch minder doordacht, is: “Wee het huis of het rijk, waar de despotieke regering zich uit in de woorden: «Ik wil; gij zult».” Hoe juist op zich die mededeling moge zijn, helaas is het in het werkelijke leven veel vaker het geval dat zo’n despotieke regering zulke woorden helemaal niet uitspreekt — of juist het volstrekte tegendeel daarvan —, maar er in de geest aan vasthoudt tot de veelvuldigst denkbare Macht. Men hoeft de presidentiële paleizen in Washington en Moskou maar te doorzoeken, en je vindt, al heel snel, de best denkbare voorbeelden van deze gepatenteerde perversiteit, en hoe hoger het echelon, des te weerzinwekkender de incarnatie van dit despotisme er is verankerd. Maar onze Antoinette wist van de prins èn van de diverse presidenten geen kwaad.
Wel wist zij: “Bij gelegenheid van een carnaval kan men waarnemen, hoe gemakkelijk het den mensch valt zich aan te stellen als een nar.” Dat is één van de wijsheden, die nog altijd opgeld doen en daarom niet als verouderd kunnen worden afgedaan.
En tot slot een heel fraai aforisme dat anno toen en anno nu dezelfde ‘eeuwigheidswaarde’ heeft, en dat, zolang er mensen en teksten zullen zijn, eveneens dezelfde intrinsieke waarde zal blijven houden:
“Leest ge veel? Dat is goed. Maar leest ge goed? Dát is eerst veel.” AMEN!
Uitgever W.C. de Graaff
De uitgever heeft het boekje met de nieuwe miniaturen van Antoinette in druk gegeven bij de Stoomdrukkerij van Roeloffzen & Hübner; en ook deze namen behoren inmiddels tot de tempi passati. De naam van de uitgever komen we in diverse contexten tegen, doch vooral in die van de Arbeidersbeweging in Nederland. Zo heeft uitgever De Graaff gedurende de laatste twee decennia van de negentiende eeuw in elk geval een viertal geschriften van Ferdinand Domela Nieuwenhuis gepubliceerd: over algemeen stemrecht, over de grondwet, over diens afscheid van de kerk, en over het vraagstuk der eedsformule. [2]
Deze Willem Cornelis de Graaff werd op 3 februari 1847 geboren te Oudshoorn als zoon van een predikant. Hij genoot een negenjarige opleiding tot boekhandelaar, en vestigde zich in 1872 te Haarlem waar hij een eigen zaak begon. Tijdschriften en vervolgwerken heeft hij overgenomen uit een failliete boedel, en daarnaast is hij romans en brochures gaan uitgeven. Hij werd tevens de eerste uitgever van Recht voor allen. [3] In 1873 trad De Graaff in het huwelijk en daarna werd hij vader van één zoon. Willem Cornelis de Graaff overleed op 10 april 1902 te Amsterdam.
*****
[1] Over de dichteres Carmen Sylva en haar werk en enige ruime citaten daaruit kunt u in deze elektronische cultuurkrant lezen in bijdragen die we hebben geplaatst. Het eerste artikel op vrijdag 23 februari: Een rekenwonder, ontgoocheling en een ontbrekend kropgezwel. Op vrijdag 2 maart reeds volgde een nieuwe verhandeling met de veelbelovende titel Een stoeterij van wilde veulens uit Carmen Sylva’s Enge Bos. Wie na het lezen daarvan nog niet van haar is gaan houden, moet dan nog maar de moeite nemen en ook het onderdeel Lenteliederen in de bijdrage van zondag 1 april maar lezen, en die zal dan vaststellen dat het beslist geen grap is, dat onderdeel van Oude bekenden ontvangen deze nieuwe maand met open armen. Als toetje krijgt u dan nogmaals werk van Carmen Sylva voorgeschoteld in onze mysterieuze tekst Een Nieuwe Lente en een Nieuw Mysterie uit het Dichterbos van woensdag 2 mei, al wordt daarin alleen uit het oeuvre van deze Vorstin van Roemenië geciteerd, echter zonder dat haar naam daarbij wordt genoemd.
[2] Naders daarover is te vinden in het tweedelige boek van B. Bymolt Geschiedenis der Arbeidersbeweging in Nederland (1894) — het is in facsimile, zij het met een aanvulling in de vorm van een nieuw register en een biografische schets, opnieuw verschenen bij Van Gennep te Amsterdam, in 1975.
[3] Een artikel, dat recht doet aan het belang van deze uitgever, is te vinden in het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland — kortweg BWSA genoemd — en via het Internet te raadplegen.
*****
Afbeeldingen
1. Voorplat van het boekje met Nieuwe Miniaturen van Antoinette.
2. Stalen (kroontjes)pen in (thans ouderwetse) houder.
3. Sneeuwklokje.
4. Lezende vrouw; schilderij van Rik Wouters (1882-1916).
5. Uitgever Willem Cornelis de Graaff (1847-1902). Foto van Binger’s Photografische inrichting, Haarlem Oude Gracht.
“Wilma, Ellen en anderen” over Wilma is natuurlijk genoeg bekend, maar u is de enige en eerste en waarsch laatste die de rond 1900 schrijfster ‘Ellen’ [die kent volgens mij echt absoluut geen hond] noemt die ik ooit ‘ontmoet’ heb! Wonderlijk. Heb haar werk [niet zo leuk als ik, want obscuur, hoopte] meerdere malen doorgebladerd en me afgevraagd wie wat en hoe. vrgr
Dat ik de enige zou zijn, klopt niet, Sander. Mijn hond Amber heeft onlangs nog aandachtig, en met haar kop scheef, toegehoord hoe ik enkele Ellen-zinnen (wat je noemt) per telefoon aan iemand heb voorgelezen. Deze wilde het boek graag hebben en aan haar schoonmoeder, die deze voornaam eveneens draagt, cadeau doen, omdat ze het van die ondoorgrondelijke teksten vond en deze geheel en al in overeenstemming met het onbegrijpelijke wezen —en, eerlijk gezegd, denk ik dat ze de wezenloosheid bedoelde — van schoonmama beschouwde. Dat komt aardig overeen met wat jij in je laatste zin suggereert.
Aangezien Amber altijd alles onthoudt, denk ik dat zij nu dus al het vierde huidige zoogdier in ons land is, dat die Ellen ‘kent’. Maar goed, ze woont dan ook met mij in één huis, en gelézen heeft ze die tekst zelf niet. Die neemt ze aan, simpelweg op mijn gezag, en dat ze dat heel graag doet, blijkt uit het intense gekwispel, zolang ik reciteer. Ja, zij lacht daarbij zelfs, en graag en veel. Maar of Pollo en Fikkie eveneens met dergelijke Ellen-teksten vertrouwd gemaakt en geraakt zijn, wil ik, samen met jou, wel sterk betwijfelen.
Het feit dat ik iets meer dan de gemiddelde Nederlander aan boeken door handen heb gehad — in het kader van mijn boekhandelswerkzaamheden, vanaf mijn vijftiende jaar, waren dat er een paar miljoen —, heeft uiteraard aardig ondersteunend gewerkt bij het ‘opslaan’ van uitzonderlijke namen, pseudoniemen, titels, uitgevers, et cetera.
Die Wilma heeft tot in de jaren zestig — sommige van haar boeken lagen toen in de ramsj bij De Slegte, gebonden voor 49 cent — nog menig christelijke huismoeder van de zonde(n) afgehouden. En in een van de diverse huis aan huis-bladen in Groningen nu staan regelmatig ‘gedichten’ van Wilma, al ga ik er, mede voor mijn eigen zieleheil, toch maar van uit dat zij niet die Wilma van vroeger is, anders is er iets goed mis gegaan….. Nou ja, nu misschien ook wel.
Eigenlijk had ik gehoopt, toen ik je naam bij de Reactie zag, dat jij me, uit jouw boekhandelspraktijk, zou gaan vertellen wie nu precies die Antoinette was. Ik had een heel vaag vermoeden, en dat betrof iemand, die in dezelfde kringen verkeerde als uitgever De Graaff.
“wie nu precies die Antoinette was. Ik had een heel vaag vermoeden, en dat betrof iemand, die in dezelfde kringen verkeerde als uitgever De Graaff.” Helaas, geen idee, ken De Graaff wel natuurlijk maar daar houdt het mee op. Wie denkt u dan dat het is?
Inmiddels heb ik haar gevonden, Sander. Ik heb er een kleine bijdrage over gemaakt, die je heel snel in deze krant kunt lezen. Mijn vage vermoeden bleek niet juist, het ging daarbij om een dame die in haar reeks voornamen ook Antoinette had en veelal zo werd genoemd. Maar de werkelijke mevrouw die achter het pseudoniem Antoinette schuilgaat, droeg die voornaam in haar burgerlijke naam echter niet.