Schrijversportret
Over twee weken verschijnt-ie pas officieel, maar de meeste boekhandels, die dergelijke werken op voorraad hebben, zullen sedert enkele dagen de nieuwe biografie over Alfred Döblin reeds, en anders zeer snel kunnen leveren. Over diverse aspecten van diens doen en laten hebben we in deze krant al enkele keren bericht [1], en daarom zullen we ons hier beperken tot een paar aspecten van de laatste periode van zijn leven, die ook in het overzichtelijke boek van Oliver Bernhardt in een prettig leesbare stijl aan de orde komen, zonder daarbij op enigerlei wijze, of zelfs maar in de geringste mate, concessies te doen aan de kwaliteit. Zo’n veertig goed gekozen illustraties fungeren daarbij zoals ze moeten: als ondersteuning van datgene wat de biograaf ons wil meedelen over zijn subject.
Twaalf hoofdstukken
Deze nieuwe levensbeschrijving van Alfred Döblin (1878-1957) is uitgekomen in de reeks dtv-portrait, en dat betekent per definitie: helderheid zonder hoogdravendheid, feiten en fictie duidelijk onderscheidend, en, zoals altijd, ook nu weer, overzichtelijk, waarbij citaten met een eigen steunkleur onderaan de pagina worden opgenomen, en verhelderende zijpaden in kaders worden geplaatst. Het boek is verdeeld in twaalf hoofdstukken, die alle een min of meer afgesloten fase in het leven van de dokter en dichter met de naam Alfred Döblin bestrijken. Na zijn jeugd in Stettin (1878-1888), komt de Berlijnse periode aan bod (1888-1900), vervolgens de jaren van zijn medicijnenstudie (1900-1905), dan in de zogenoemde Gründerjahre [2] de medicus (1905-1914), gevolgd door de oorlogsjaren (1914-1918) waarin Döblin als militair arts in de Elzas werkzaam was. Het zesde hoofdstuk van het boek bestrijkt de eerste jaren van de Republiek van Weimar (1918-1926), en dan zijn we aangeland bij een waar hoogtepunt: de jaren van het grote succes als schrijver van de roman Berlin Alexanderplatz (1927-1933), waarna Döblins leven direct een negatieve kant krijgt, doordat hij als Jood een veilige haven moest zoeken, en deze exil-periode is in twee fasen en even zovele hoofdstukken verdeeld: (1933-1940) in het Europese buitenland, en de tijd in Amerika (1940-1945). De terugkeer naar, en toen het tijdelijke verblijf in, Duitsland vormt in het boek letterlijk, in de levensloop van Döblin ook in figuurlijke zin, een hoofdstuk apart: “Und als ich wiederkam, da – kam ich nicht wieder.” Direct daarop beleeft hij zijn laatste jaren (1953-1957). In de aansluitende Epiloog wordt stilgestaan bij het feit dat Alfred Döblin in zijn laatste jaren eigenlijk een vergeten schrijver was.
Denken over de dood
Alfred Döblin: “Ich halte den Tod, wenn er nicht zu früh kommt, für ein sehr natürliches und angepaßtes Ereignis. Im Laufe einiger Jahrzehnte haben wir reichlich Zeit, uns mit den Mängeln und Ecken unserer Person zu befassen. Man kennt sich allmählich gründlich und möchte umziehen.” In een eerste Rückblick had Döblin al eens, niet zonder enige ironie, geschreven: “Und nun adje, Kinderchen, adje Sie. Ich werde mich sachte auf die Strümpfe machen. Grüßen Sie mir Ihre Waschfrau. Und beißen Sie mich nicht, wenn ich Sie einmal geärgert habe. War nicht so schlimm gemeint. Geht alles vorüber. Sehen Sie, ich geh auch vorüber. –”
Op 4 juni van zijn sterfjaar was Döblin nog een aangename verrassing ten deel gevallen met het bericht dat hem de Literatuurprijs van de Bayerische Akademie der Schönen Künste toegekend was. De uitreiking daarvan was gepland voor 27 juni 1957. Hij heeft het echter niet meer mogen meemaken: een dag tevoren, om twaalf uur in de middag, is Alfred Döblin, in aanwezigheid van zijn echtgenote te Emmendingen — in de buurt van Freiburg — overleden. Hij is vredig en met een glimlach op het gelaat uit het leven gescheiden.
De opvattingen van mevrouw Döblin
Nog tijdens Alfred Döblins leven heeft zijn vrouw Erna, om precies te zijn op 1 februari 1954, al de mededeling gedaan dat de tijd ongunstig was voor het werk van de schrijver Döblin. “Man kann es nicht mit Gewalt schaffen,” meldde zij. “Büchner, Kafka u(nd) anderen ging es ja ebenso, 50 Jahre nach d(em) Tode wird vielleicht einmal eine Gesamtausgabe erscheinen.” Tijdelijk hadden de nieuwere gegeraties van literatuurliefhebbers kennelijk andere schrijvers in het vizier dan de klassieken uit het begin van de twintigste eeuw. Günter Grass heeft er al eens over gezegd: “Wer sich selbst genügt, sei vor Döblin gewarnt.” Het ziet er naar uit dat er weer iets meer lezers zijn, die graag wat meer dan alleen zichzelf nodig hebben om tot ruimere inzichten te geraken. Er komt gestadig weer meer uit Döblins werken in diverse vormen en samenstellingen beschikbaar, en vrijwel het complete oeuvre is inmiddels in de flink wat voordeligere pocket-edities van Deutscher Taschenbuch Verlag verkrijgbaar, waar ook deze nieuwe biografie is uitgekomen.
Een Levensoverzicht in data — de zogenaamde Zeittafel — komt achteraan, gevolgd door een bibliografie en een alfabetisch register, die voor een waardige afsluiting zorgen.
*****
[1] Zie daartoe twee artikelen op dit weblog, welke successevelijk zijn gepubiceerd op:
zondag 17 september 2006, getiteld: De caleidoscoop van doctor Alfred Döblin, en daarna op dinsdag 3 april 2007: Alfred Döblin en het gevaarlijkste menselijke orgaan — het hoofd.
[2] Met Gründerjahre — ook wel Gründerzeit — wordt in Duitsland de periode bedoeld die in 1871 inzette en tot het einde van de negentiende eeuw aanhield. Het was de tijd van enorme opbouw en van economische uitbreiding.
*****
Oliver Bernhardt: Alfred Döblin. 192 pag., 38 foto’s en andere illustraties in meerkleurendruk en zwartwit; in de reeks dtv-portrait (31086); Deutscher Taschenbbuch Verlag, München, juni 2007; ISBN 3-423-31086-4. Prijs € 10,—. (In de BRD, en in ons land bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam.)
*****
Afbeeldingen
1. Voorzijde van het dtv-portrait over Alfred Döblin, dat net van de persen is gerold.
2. Alfred Döblin, portret uit 1927, geschilderd door Rudolf Schlichter (1890-1955).
3. Het oudste manuscript dat van Döblin bewaard gebleven is: Modern, uit 1896.