In het genre van het prozagedicht staan twee benaderingen tegenover elkaar: het prozagedicht als een zeer vrije vorm van poëzie (Baudelaire) tegenover een geconcentreerde, geïntensiveerde verschijningsvorm van proza (Huysmans). Naar welke traditie voegen de Tachtigers zich als zij gaan experimenteren met dit voor Nederland nieuwe genre? En: zijn er nog sporen van die traditie terug te vinden in de hedendaagse Nederlandse literatuur?
Lees het essay Vrije vorm of “subliem extract”? Over functies en contexten van prozagedichten van Jan-Willem van der Weij op de website van het literaire tijdschrift De Brakke Hond.