Eén van de, door geen overheidsinstantie of letterenfonds opgedragen en aldus volstrekt belangeloze missies van deze cultuurtempel is u, de argeloze of juist nieuwsgierige lezer, te attenderen op malle boeken, bij voorkeur volstrekt vergeten en zeer decadent van aard. Welnu, u valt weer met de neus in de boter, want deze week behandelen we een sadomasochistisch underground-werkje. Uiteraard op kunst- en literairhistorische verantwoorde wijze — het moet wel netjes blijven.
The romantic agony, schoonheid en pijn, au! De ingrediënten voor een immense canon van kunst en literatuur. Wat daarover geschreven is en nog wordt, de tentoonstellingen die er aan gewijd worden, de populaire horror- en gothic-televisieseries en vampierkinderboeken: het zijn er te veel om op te noemen. Wij beperken ons dan ook tot een specifiek gebied dat óók al zo immens is: sadomasochisme en de schone letteren. Binnen dat gebied bepalen wij ons vervolgens tot de klassieke, al dan niet decadente letteren van rond 1900. U kent natuurlijk Venus im Pelz (Sacher Masoch, 1870), Les Jardins des Supplices (Mirbeau, 1899), La Femme et le Pantin (Louys, 1898): stuk voor stuk wereldwijd vertaalde, verfilmde, verbeeldde, vermuziekte klassiekers over, jawel, het sadomasochisme. Dolletjes, me dunkt.
Niet omdat ik persoonlijk ook maar iets heb met de zweep — als studeerkamerdecadent keur ik immers elke profane en fysieke activiteit af, allemaal ijdelheid! —, maar het toont aan hoe nauw verwikkeld het decadente discours met de menselijke cultuur is verweven. Niks obscuurs dus. Zelfs in de Nederlandse letteren is dit motief dominant aanwezig: je vindt het natuurlijk bij Gerard Reve, maar ook de meest verfijnde Nederlandse roman ooit, Pathologieën (1908) van Jacob Israël de Haan, heeft het als hoofdthema. Ook Multatuli had iets met Sacher-Masoch en in Jeanne Collette (1896) van zijn leerling Willem Paap is personage Morpurgo als vanzelfsprekend ’tot huilens verliefd op de vrouw van den rossenbedwinger, kunstryderes aan het circus, die hem, als hy amoureus begon te doen, met een eventjes-lachen dreigde met de zweep’.
Deze verantwoorde, literaire klassiekers staan dan ook niet alleen en, zoals alle literatuur, vloeien voort uit een kluwen van teksten die over hetzelfde gaan, maar wat minder talig en onverhulder uit dezelfde ervaringsbron putten. Normaler gezegd: er is veel overlap tussen de nu obscure, want moeilijk te reconstrueren wereld van Victoriaanse pornografie en de literatuur. Illustratief daarvoor is Swinburnes anoniem gepubliceerde erotica, en aan Oscar Wilde zijn ook diverse onzedelijke teksten toegeschreven. Voor meer over dit onderwerp wende men zich uiteraard tot The Romantic Agony van Mario Praz, en meer recent, When Passion Reigned: Sex and the Victorians (1995) van Patricia Anderson, Clandestine Erotic Fiction in English, 1800-1930 (1993) van Peter Mendens en Seks!… In de negentiende eeuw (2006) van Nop Maas. De hoeveelheid clandestien gepubliceerde subversieve teksten is duizelingwekkend en door geen mens in zijn geheel te lezen, alleen al omdat sommige teksten simpelweg niet meer lijken te bestaan. ‘Waar dan te beginnen?’ hoor ik de lezer met ondertussen hoogroode konen denken, ‘to the point, bevredig onze leeslust!’
Welnu. Onlangs las ik The Petticoat Dominant, or Woman’s Revenge: The Autobiography of a young Nobleman as a Pendant to Gynecocracy by M. Le Comte du Bouleau, in 1898 verschenen bij de beruchte uitgever Leonard Smithers, in de kunstgeschiedenis nog immer bekend — ook zo’n leuke overlap — van zijn associatie met Aubrey Beardsley en eigenlijk met de hele Engelse avant-garde van de jaren 1890. Van dit boekje bestaan wereldwijd nog slechts vier exemplaren en neen, geen daarvan is in mijn bezit: Delectus Books verzorgde in 1994 een heruitgave. Uit het voorwoord blijkt dat achter ‘Le Comte de Bouleau’ de Londense advocaat Stanislas Matthew de Rhodes schuilging.
De meeste erotica is onleesbaar en ook het filosofisch meer verantwoorde werk van De Sade is bepaald niet altijd feestelijke lectuur. Mocht u toch eens wat buiten de gebaande paden willen lezen en op een feestje kunnen vertellen dat u Vijftig tinten grijs weliswaar niet, maar een ander, ‘heel oud’, gek boekje wél hebt gelezen, dan kan ik u The Petticoat Dominant wel aanraden. Alleen al omdat het nog geen honderd pagina’s telt en mij wel representatief lijkt voor vele Victoriaanse teksten van dezelfde snit. Welke indruk het op de contemporaine lezer maakte is moeilijk na te gaan, maar het is voor de moderne lezer behoorlijk over the top, om niet te zeggen feitelijk onschuldige camp.
Plot: jongeman betast vrouw, wordt naar een landhuis en governess gestuurd, waar hij het willoos slachtoffer wordt van een drietal dames dat hem op alle mogelijke manieren teistert, wat hem veel leed, maar ook een zeker genoegen doet. Hij wordt afgeranseld met de zweep, moet vrouwenkleren dragen en krijgt een meisjesnaam, moet onder de jurken van de vrouwen kruipen en daar vieze dingen doen, terwijl hij geschopt wordt om vervolgens uit hun po te moeten eten. Sorry voor de grafische details, maar het is voor de wetenschappelijke orde. Het loopt echter gelukkig goed af: uiteindelijk gunt zijn mistress hem de reguliere liefde. Niet te vaak natuurlijk, en nog immer afgewisseld met een ferme zweeppartij op z’n tijd, maar toch.
De volgende citaten kunnen het beste in een licht aangeschoten gezelschap met een zeer bekakt Engels accent voorgedragen worden om volledig tot hun ietwat bizarre recht te laten komen:
‘Take them instantly off or-‘ and she picked up the whip. I did not at all like it but considered a little complaisance most politic under the circumstances, it would be an awful thing if she were driven to the rudeness of striking me, whatever feelings a jewelled riding whip in her hands might produce. (p.25)
The idea of my bottom which was not safely hidden being exposed, and exposed to her! To her, a girl. Just think of all that she would see. Considering the shame. And consider her whipping it. The most shameful, most animal part of me flogged by a girl. What degradation. (…) The worse part of being whipped by a woman was clearly not the suffering; it was the power she thence derived over one by means of the exposure and of the pain she could inflict and the intimate relation in which it placed her. (…) What man could hold his own with the woman who at any moment could say ‘I shall whip your bottom for you.‘ (p.29)
But my bottom! I have long ago come to the conclusion that the cruellest part of the punishment by a woman is that she invariably whips the bottom and delights in it. (p.33)
Verdere details zal ik hier niet citeren, leest u het vooral zelf. Maar de theorie is deze: elke vrouw wil een man pijnigen: reuze rock’n’roll!
Een afsluitende bibliografische vraag: zal men in Nederlandse slaapkamers van rond 1900 ook, indien men de Engelse taal machtig was, kennis hebben genomen of kunnen hebben genomen van dit boekwerkje? Ik stel die vraag, omdat het er op lijkt dat Smithers, net in 1898, werk in Amsterdam zou hebben laten drukken. De uitgever had dus contacten in Nederland en, zo ben je geneigd te denken, je zou als uitgever toch wel direct je kansen schoon zien om ook hier wat exemplaren te verspreiden. Enkele sporen van die contacten vinden we in de genoemde bibliografische studie van Peter Mendes en nog uitvoeriger bij Nop Maas. Sterker nog: het op de titelpagina van The Petticoat Dominant vermeldde Gynecocracy [A Narrative of the Adventures and psychological Experiences of Julian Robinson (afterward Viscount Ladywood) under Petticoat-rule written by himself] verscheen (zie p.116 bij Maas) circa 1896 in Rotterdam bij het Artistiek Bureau! De Koninklijke Bibliotheek heeft deze uitgave niet. Misschien kan het huidige Artistiek Bureau ons meer bibliografische inlichtingen over The Petticoat Dominant verschaffen?
Dank voor deze onzedige bijdrage. Als ik nog een studie aanbevelen mag die meer specifiek over deze ondeugd handelt: ‘The English vice: beating, sex, and shame in Victorian England and after,’ door Ian Gibson. Daarin ook aandacht voor Swinburne’s prozabijdrage genaamd ‘Lesbia Brandon’.
Het valt me overigens dat deze volkshobby der Engelsen vooral fanatiek beoefend wordt wanneer er een stalen dame als Queen Victoria of Margaret Thatcher aan de macht is.
Mag ik ook nog even voor dit soort literatuur op een ouder standaardwerk wijzen, Steven Marcus,The Other Victorians: A Study of Sexuality and Pornography in Mid-Nineteenth Century England, 1964, mijn editie 1977.
En voor wat betreft Smithers en Amsterdam kan ik verwijzen naar James G. Nelson, Publisher to the Decadents: Leonard Smithers in the Careers of Beardsley, Wilde, Dowson, 2000. Smithers liet meerdere clandestiene uitgaves drukken bij Gebr. Binger te Amsterdam, die ook een Londense vertegenwoordiging hadden. Hij maakte ook wel gebruik van Roelloffson[sic], Hubner en Van Santen. Volgens Nelson is The Petticoat Dominant echter mogelijk niet door Smithers, maar door Hirsch of de evenzo beruchte Carrington uit Parijs, uitgegeven.
Maar sowieso niets dan lof voor wat S. Bink iedere keer weer uit de toverhoed eh… tovert.