‘Brieven zijn lyriek’: ‘zomaar’ een brief van Carel de Nerée tot Babberich

In 1901 schreef de Nederlandse kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich (1880-1909) een opmerkelijke brief naar zijn broer Frans. ‘Brieven zijn lyriek’, vond hij, ‘journalistiek vindt men in de dagbladen’. […]

Ik ben zijn grootste bewonderaar, maar ook de minder fanatieken zullen moeten toegeven dat je een briefopening als de onderstaande niet vaak tegenkwam rond 1900, laat staan tegenkómt heden. Van de Gorter van rond 1890 zou je zulk een brief verwachten of willen verwachten, maar helaas, die schreef enkel korte briefjes. Gelukkig zijn er de volstrekt onbekende brieven van De Nerée, zoals het begin van deze dus, uit waarschijnlijk eind april 1901, geschreven vanuit Madrid aan zijn broer Frans:

‘Lange brieven zijn als lange vrouwen, haren gang is stille en verre; en wijd spreiden de lange prachtgewaden. Lange brieven, vol verre tijdingen overgereikt langs de witte handen, zie het parelen der tranen langs de witte blanke. O het lange reiken dezer verre handen… de landen zijn wijd, maar nog langer de witte grijphanden. En drup voor drup traant het geluid zijn onnoozelheid.
Neveling; en het groote huis ligt in volkomene rust; een zuiltje rook staat recht in de kamer; er is aroom; stil en rustig de heele stemming… Uit de verte het eenzaam rollen van trammen; de machtige dag is slapen gegaan; nog ruist het bezige leven van de groote stad.
Dag als een vrouw; de zon kwam op lijk een reus, en blakerde zijn roode oog tot op de stille gelaten grond… De menschen liepen daarin bang en tevreden; er was wat paars, paarsche bloemtrossen hingen langs de vele lanen, en daarnaast het deinen, het deinwiegelen der vele mooye lichamen. Dag als ’n vrouw. Zie de lach van den dag als ze openbreekt over ’t wondere land, het dagen, het dagen van den goudzonlach.
Neveling, de kamer beyt volkomen rust, mijn gezicht kalm en tevreden, rookwolkjes borrelen eruit op even lijnend naar boven… daar staan ze stil en recht. De Kalmte is in ’t groote huis… Ik schrijf, ik schrijf van ’t mooy der gevonden dingen en van ’t mooy der niet gevonden dingen, ik schrijf lyrisch, brieven zijn lyriek, dit kan niet anders…Journalistiek vindt men in de dagbladen.’

3 gedachten over “‘Brieven zijn lyriek’: ‘zomaar’ een brief van Carel de Nerée tot Babberich”

  1. Nu de cultuur van het brieven schrijven — en daarmee bedoel ik die, welke letterlijk geschreven tot stand komen en niet langs elektronische weg worden verzonden — op sterven na dood is, zullen we zoiets alleen in stukken uit het verleden kunnen vinden en verder niet meer. — O tempora, o mores.
    Het is dan ook mooi meegenomen dat iemand die onderzoek doet naar de periode in casu, de moeite neemt een dergelijke vondst met andere geïnteresseerden te delen.

  2. Ik kwam dit juweeltje tegen toen ik aan ’t speuren was naar mijn grootvader Frans, broer van Carel.
    Blij dit te mogen delen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *