Vraag: welke van de volgende Nederlandse schrijvers schreef géén roman die je probleemloos aan de stroming van het decadentisme kunt verbinden?
A. Louis Couperus
B. Jacob Israël de Haan
C. Carel Scharten
D. Eduard Veterman
U zou natuurlijk gaan voor antwoord ‘C’.
Fout! Het is een instinkerd, want het goede antwoord staat er niet bij. Ik wéét het goede antwoord ook niet, want dan zou ik álles moeten hebben gelezen en dat is niet het geval. Wél las ik onlangs of beter gezegd: nam ik kennis van Carel Schartens korte roman De bloedkoralen doekspeld: de geschiedenis van een jongen edelman uit het begin der XXe eeuw, waarvan de eerste druk verscheen in 1920. Misschien gaat het wel over een echt bestaande ‘jongen edelman’, hoopte ik even en hebben we te doen met een sleutelroman. Misschien gaat het wel over Schartens generatiegenoot Carel de Nerée. Zou zomaar kunnen. Dát was echter niet het geval, wél is Schartens werkje, moest ik met enige verbazing concluderen, één van die zeer schaarse Nederlandse teksten, verschenen tussen pak-‘m-beet 1890 en 1925, die het etiket (polder)decadent verdienen en alleen daarom alhier behandeld dienen te worden.
Scharten wordt door die paar mensen (het worden er steeds minder) die over de Nederlandse literatuurgeschiedenis schrijven doorgaans nogal laatdunkend behandeld: hij was een succesvol schrijver, dus zijn werk zal wel niets zijn, en hij had later nog foute sympathieën ook. Mede daardoor, moet ik bekennen, las ik zijn werk nimmer. Wel bekeek en bekijk ik nog steeds zijn boekjes als ik die tegenkom in de hoofdstedelijke boekenafvalhopen en neem me dan altijd voor die toch eens te lezen, al was het alleen maar omdat hij bevriend was met Louis Couperus en Maurits Wagenvoort.
Bij dezen dus De bloedkoralen doekspeld uit 1920.
Is het een goed boek? Nee, ik kan het u niet aanraden. Tenzij u, net als wij, interesse heeft in epigonen en tweederangs decadente werkjes, dan moest u zeker eens ter hand nemen. Het bevat alle benodigde componenten.
Neem nu de hoofdpersoon: een slanke, jonge edelman uit een verweekt oud geslacht die, lamlendig gezeten tussen de schilderijen van zijn voorouders, in een fraai landgoed over zijn aspiraties en eigen navel nadenkt. Dat begint op zich goed, maar het is helaas volstrekt bloedeloos geschreven. Een beetje à la Eduard Vetermans De hoornen van de maan (1921) maar dan nóg minder literair geslaagd. Ik vermoed kortom – iemand die heel Schartens oeuvre gelezen heeft, kan deze aanname misschien onderschrijven of verwerpen – dat De bloedkoralen doekspeld een, voor de contemporaine lezers mogelijk duidelijke, parodie is op het door Wilde, Huysmans en Poe ‘uitgevonden’ genre.
Als dat níet zo is, en Scharten wou écht een decadent, fin de siècle-achtig werkje maken, dan is hij daar door het ene cliché uit het genre op het andere te stapelen literair gezien daar bepaald niet in geslaagd. En alleen daarom al, vanwege de mislukking, hoort De bloedkoralen doekspeld tot de canon van het polderdecadentisme. Ter bewijsvoering zou ik gemakkelijk het hele boekje kunnen citeren, maar enkele passages voldoen waarschijnlijk al. Het ‘enzovoorts’ kunt u er wel bij denken.
Wilt u weten hoe het afloopt met de artistieke ambities van deze jonge decadent? Bestelt u dan beslist een exemplaar van Schartens werkje op boekwinkeltjes.nl.
Hij was een slanke jonge man. Hij stond voor den spiegel, want zijn eigen oogen trokken hem wonderlijk. (…) Teer melkblank was het vochte wit, maar als ronde, schemer-gloeiende smaragden praalden de irissen, en een vonk van vreemde verheugenis blonk erin. (…) Zijn gezicht was strak en zeer bleek, en in het opalen aquariumlicht leek het edel uit vaalblauwe lijnen en glansen geboetseerd; een bitterschoon gelaat, star en lichtend en onverstaanbaar. (…) Nu zat hij al mijmerende in zijn zwart-leeren club-fauteuil, trok bij wijlen aan het zacht-brandend reukwerk, en achter tegen zijn gehemelte ontstond de aanslag van een doffe, kostbare smaak, als at hij een zeldzaam gebak. (….) De rijkste en brooste mysteriën der muziek, hemeldiep of ijl als herfstdraden, doorgleed zijn geest klaarlijk als een zonnestraal. En wie kende, als hij de hooge waardij der ‘lager’ geheeten zintuigen? (…) Zijn vader had ook van hem een diplomaat willen maken, en als jongen van dertien, veertien jaren, had dit leven van praalvolle gewichtigheid, dit subtiele schaakspel met landen en volkeren hem zeer begeerlijk geleken. Doch toen hij over de helft kwam van zijn gymnasiumjaren, was hij het beginnen te beseffen, dat hij leefde in een andere wereld, en dat zijn verlangen naar andere spheren stond. (…).
Beste Sander,
Je doet een beetje kwis-achtig! Wel bedankt voor het interessante artikel.
Inderdaad, Boekwinkeltjes heeft er nogal wat van in de aanbieding.
Meteen een besteld. Misschien ook omdat de uitgave dezelfde is van Luctratia (LC).
Goeds,
Nico
Geen dank. Jíj nog bedankt voor je weder fraaie gedicht!
Ja, bedankt voor deze aanbeveling. Onbekend als ik met het Nederlandse decadentisme ben, had ik van deze schrijver nog nooit gehoord. Maar alleen al vanwege de ‘schitterende’ titel ga ik eens op zoektocht in de krochten van Boekwinkeltjes.nl.
geen dank, maar niet met scharten beginnen dus hoor, anders vergaat je alle leeslust! beginnen met de haan ‘pathologieen’, wagenvoort ‘droomers’, van loghem ‘fokel’ of couperus ‘noodlot’.