BBC-kostuumdrama over de wereld van de kunsten
Auntie — zoals de BBC door, overigens steeds minder, Britse kijkers min of meer liefkozend, dan wel semi-meesmuilend, wordt genoemd — geniet internationaal naam en faam vanwege onder meer de vele zogenoemde kostuumdrama’s — televisiefilms meestal in drie of meer delen op basis van veel klassieke letteren: Jane Austen, (vooral twee van) de gezusters Brontë, Charles Dickens, William Makepeace Thackeray en tal van anderen.
Nog niet zo lang geleden heeft hetzelfde instituut een prachtig gefilmde serie uitgezonden — welke tevens door andere televisiestations is overgenomen — The Impressionsts, met een deel van de bij die groepering, respectievelijk schilders individueel, behorende doeken, hun manier van werken, de persoonlijkheden, het wel en wee dat hun overkwam, hun grootsheid en hun kleinzieligheden, alsmede de eventuele onderlinge verhoudingen.
Het is in principe eenvoudiger om een serie te maken over mensen en hun lotgevallen van, pak weg, dertig tot zeventig jaar geleden, doordat er nog mensen leven die de tijd en de personen van nabij hebben meegemaakt en daardoor eventueel op tal van details correcties kunnen aanbrengen in de voorstellingen die de makers van zo’n project hebben. Toch moet er aan de hand van veel beeldmateriaal en teksten in allerlei gedaanten een redelijk product af te leveren zijn zonder dat daarbij de fantasie en de wensbeelden van de makers prevaleren boven een zo getrouw mogelijke weergave van de werkelijkheid; welke motieven daarvoor ook mogen gelden.
De eerste twee afleveringen
BBC Television Two heeft op dinsdag 21 juli de eerste, en op dinsdag 28 juli de tweede, aflevering uitgezonden van in totaal zes van de nieuwe serie Desperate Romantics die ons thans inzicht moet verschaffen omtrent een andere, zo’n halve eeuw eerdere, doch eveneens in sterke mate richting bepalende, kunstenaarsgroep uit de negentiende eeuw: de Prerafaëlieten, die zich aan de andere kant van het Kanaal ophielden dan hun latere Franse collega’s. Ook hierin komen de wezenskenmerken van de verschillende individuen goed uit de verf, evenals de wisselwerking enerzijds en het samen optrekken van de karakters. Dat waren vooral Dante Gabriel Rossetti (1828-1882) en zijn één jaar jongere broer William, die een, zeker voor die periode, hoge leeftijd heeft bereikt (1829-1919). In hun beider gezelschap bevonden zich de in meer dan één opzicht lieftallige, John Everett Millais (1829-1896) en William Holman Hunt (1827-1910). De anderen komen in de eerste afleveringen minder in beeld, maar wel komen we de befaamde kunstcriticus en maatschappelijke denker, — dichter en nog zoveel meer —, John Ruskin (1819-1900) tegen, die zich als een schutspatroon over in principe Millais heeft ontfermd, maar daarbij William Holman Hunt en Gabriel Rossetti kreeg meegeleverd. Dat zorgde er wel voor dat de tot dan toe zeer vijandige houding van de leiding van de Academy — een houding die zich uitte in openlijke verachting en bespotting — om aanvankelijk andere redenen dan artistiek inzicht. De verzonnen figuur van Fred Walters — die je dan ook niet zult tegenkomen in literatuur over de Pre-Rafaëlieten — fungeert als een soort verteller, maar raakt emotioneel betrokken bij alles wat de anderen overkomt. Hij ontdekt voor hen het juiste model: een verkoopster in een hoedenzaak, die binnen een zeer redelijke termijn Engelands meest beroemde model wordt.
Ontbrekend element
Gevoelsmatig zat me tijdens aflevering één — ondanks uitstekende decors en kostuum, en prima acteerwerk — op meer dan één punt iets dwars, en ik had het vermoeden dat dit onder meer met de presentatie in de buitenopnamen zat. Gisteren werd die verdenking bevestigd. Als we in geschiedenisboeken en andersoortige naslagwerken over die tijd lezen met betrekking tot het plaveisel, dan is er altijd sprake van viezigheid, maar de heren kwamen steeds met schone schoenen ergens binnen zonder hun voeten te vegen. Tijdens een doorkijk vanuit een zijstraat naar een hoofdweg waarop een koets ‘aan ons blikveld’ voorbij denderde en waarbij het glimmende kasseien-plaveisel in beeld kwam, bleek dit kraakhelder en zonder het kleinste stukje papier. Het leek warempel wel of een professionele straatveger — die je heden ten dage waarschijnlijk als gemeentelijke openbare reinigingskracht dient te kwalificeren — minutieus zijn tot en met de huidige dag welhaast onnavolgbare schoonheidsbezetenheid had mogen uitleven.
Vanzelfsprekend werden er ten dage van de Pre-Rafaëlieten geen flyers van warenhuis of weilanddumpwinkels uitgedeeld, werden er evenmin huis-aan-huisbladen bezorgd en ook al geen volstrekt ongewenst ander drukwerk — ongewenst vooral door de bezorgers waardoor ze, eenmaal op straat geflikkerd, speelgoed konden worden voor de wind. Er waren voor mij echter evenmin sporen van paarden-drukwerk te bekennen, en juist dat gaf te denken. Kinderen speelden weliswaar met echt van alles dat ze op straat vonden, en sommige kinderen zullen wel met vijgen hebben gespeeld en gesmeten, doch daar was het, in de ware tweede helft van de negentiende Londense eeuw, vast en zeker nooit zo schoon als in deze decorum-straten waar de gefilmde, opgeschoten jongens van de Brotherhood rondhingen en -gingen.
Onderhuidse spanningen
Bij alle heren- en echte Mannenkongsi’s waarvan elk der leden dikwijls, een iegelijk voor zich het individuele-bloedeigen lid van slechts dat Ene Lid der Brotherhood achternaliep — en men soms zelfs aan gelijk opgaande erupties van zich normaal-hormonaal aandienende, dan wel niet of nauwelijks te beteugelen, jongelingsgeilheid toegaf, ondanks de sublimatie van hun opzwepende erotiek in de vorm van vele schilderstukken, welke ook nog heden ten dage hun gelijke zoeken. — Vaak geïmiteerd doch nimmer geëvenaard.
Hun onderlinge vriendschapsbanden — zoals gebruikelijk doorregen van een homo-erotische sfeer, met daarin tevens uitingen van afgunst en jaloezie — werden evenzeer op de proef gesteld. Het beste voorbeeld is een allengs uitvergrote wens, waarbij in eerste instantie twee — maar dan drie, vier en uiteindelijk vijf — mensen waren betrokken. Dante Gabriel Rossetti wilde, koste wat kost, het model van John Everett Millais — Lizzy Siddal — voor zichzelf, als model voor nieuwe doeken en voor nog heel wat directer gerichte intimiteiten. Die kans wilde de ouwe Siddal hem slechts geven voor de som van Dertig Pond, mede doordat dochterlief, poserend in een badkuip als Ophelia, bijkans de geest had gegeven en dan de geschiedenis zou zijn ingegaan als Thameswater-nimf.
Rossetti vraagt zijn vriend nadrukkelijk hem te helpen en Vijftig Pond op te hoesten, want dat zou vader Siddal eisen. Millais gaat op zijn beurt voor dat geld naar Ruskin, krijgt dat dan ook, maar staat daardoor zodanig bij de criticus in het krijt dat die een niet zo redelijk lijkende tegenprestatie kan vragen. Onder meer daarover gaat de derde aflevering, die dinsdag 4 augustus, ook weer van 22:00 uur tot 23:00 uur via BBC Two Television zal worden uitgezonden.
____________
Afbeeldingen
1. De vier meest desperate romantici in de filmversie van de Pre-Raphaelite Broterhood: drie van de schilders en één vlnr John Everett Millais (Samuel Barnett), Dante Gabriel Rossetti (Aidan Turner), William Holman Hunt (Rafe Spall), en het verzonnen personage Fred Walters (Sam Crane).
2. Tom Hollander vertolkt de rol van de enerzijds gevoelige en voor het nieuwe openstaande, anderzijds de hooghartige en nog niet door emancipatoire gedachten aangeraakte John Ruskin, die toch een zeer briljante geest was, maar wiens borg staan voor de Pre-Rafaëlieten — vooral voor zover dat John Everett Millais betrof — niet geheel was gespeend van overwegingen die het eigenbelang op het oog hadden.
3. John Everett Millais: Ophelia (1852). Zijn model Lizzy Siddal, werd, vrij direct daarna, het model en tevens de geliefde van Dante Gabriel Rossetti. Het doek is te vinden in de Londense Tate Gallery.
Vreemd was ook, m.i., (heb alleen groot deel eerste aflevering gezien), dat bv. het woord ‘sexy’ gebruikt werd en dat Ruskin en zijn vrouw ontkleed in een bed sliepen. Ben geen (taal)historicus, maar volgens mij was dat toen niet al te gangbaar in gegoede kringen. Verder vind ik dit soort bbc series wat oppervlakkig en kort door de bocht en persoonlijk niet zo erg boeiend. De Brotherhood-leden werden als een soort door de straten rennende 60s popgroep neergezet! Wel vond ik het aardig Ruskin uitgebeeld te zien. Ben benieuwd of Swinburne nog langs komt of het beroemde ‘incident’ van de door Rossetti in het graf van zijn geliefde ingegraven bundel onuitgegeven gedichten die hij later ’terug wou’ en bij opening van het graf bleek het lichaam van de vrouw in questie nog gansch gaaf te zijn. ‘Beroemd’ incident in de moderne, popculturele Vampirilogie, als ik me niet vergis. Maar hoe dan leuk dat de serie gemaakt is hoor.
Enigszins oppervlakkig, jawel, maar als je een tamelijk omvangrijk gegeven moet comprimeren, ook al is dat tot een lengte van 180 minuten — dubbele lengte van de klassieke speelfilm — dan moet er veel sneuvelen. Toen ik Russisch studeerde heb ik een drie uur durende film van Dostojevski’s Gebroeders Karamazov gezien, die volstrekt bevredigde, maar waar het meeste niet in voorkwam. Zelfs de ellenlange, in totaal meer dan zes uur durende verfilming door Sergej Bondartsjoek van Tolstojs Oorlog en vrede en de veel recentere versie zadelen je met een relatief grote puzzel op om de details in de tekst (Nederlands Duits, Frans, Engels, Russisch) terug te vinden. Maar als het geheel op een aanvaardbare manier wordt gepresenteerd, is mij dat om het even.
Het probleem met de ‘knapen’ van toen in Londen kwam bij mij, in de presentatie door de jongens van nu, en daarbij vooral door Gabriel Rossetti, als onrealistisch over. Wat je zegt, veel meer tweede helft twintigste eeuw, en niet alleen vanwege de ook door Sander gesignaleerde straatrenscènes, maar vooral in de directe omgang met elkaar. Weliswaar heb je in kunstenaarskringen enerzijds veelal een wat lossere sfeer gehad, en zeker onderling, maar het kwam zo onecht over juist door die net te zeer extraverte emotionaliteit, waardoor de intrinsieke waarde van die scènes nogal heeft geleden. Maar de aspecten van schoonheid en beeldend vermogen van de regisseur en alle andere betrokkenen bij dat product is toch zodanig dat ik ook na twee afleveringen niet afhaak. En ik ben al geen seriekijker. Series hebben zo dikwijls gevolgen.
Het is allemaal pas echt geslaagd als zo’n productie erin slaagt de eigen fantasie en het eigen voorstellingsvermogen van de kijker te activeren; dan is het toch meer een kunstproduct dan het nu ook (al wel) is.
Ps. deze moderne mythe bedoelde ik:
“With his dark good looks, piercing eyes and predatory approach to women, Rossetti had all the makings of a good Dracula. There is also the creepy story of how when his tragic wife Elizabeth Siddel died, Rossetti buried with her the only copy of some of his love poems to her. Years later he churlishly had second thoughts and opened the grave to get them back. Only to find the beautiful Elizabeth seemingly but asleep in the coffin, completely untouched by decay and lying in a nest of her own flaming red hair which had continued to grow after her death. So the story goes anyway, though some say it too has grown in the telling.”
http://www.unicorngarden.com/vamp2/bovam01.htm
“Elizabeth Siddel” moet natuurlijk zijn: Siddal.
Ook ik denk dat hier sprake is van een apocrief, al blijft het een leuke anekdote en zou het nog mooier zijn als dat werkelijk was gebeurd. Dat zou waarlijk sexy zijn. Dat rode haar van Lizzy Siddal was het trouwens tijdens haar aardse bestaan ook reeds.
Ook ik was uit het negentiende eeuwse veld geslagen door het gebruik van het woord sexy. Mij leek het tamelijk onwaarschijnlijk dat het in die tijd in de vanuit ons wereldbeeld bedoelde context zou zijn gebruikt. Daarom heb ik, nu Sander Bink dat ook meldt, even de moeite genomen om eerst eens wat oudere Engelse woordenboeken uit mijn relatief omvangrijke collectie te raadplegen.
In die van voor de oorlog komt het hele woord niet voor, in diverse latere wordt de betekenis beperkt tot seksualiteit, maar in beknopte en geïllustreerde Oxford-uitgaven wordt ook ingegaan op de hedendaagse, toegevoegde betekenis.
In Amerikaanse woordenboeken, o.m. van Webster, ook in die van de jaren zestig en later, wordt — opvallenderwijs — de betekenis beperkt tot het element der seksualiteit, met de toevoeging dat het daarbij om slang gaat.
In The Heritage Illustrated Dictionary of the English Language uit 1973 wordt de verklaring ook beperkt tot de slang-betekenis. Dat is te opvallender, aangezien het op tal van fronten een goed en vooruitstrevend naslagwerk bleek.
Maar zelfs in de New Lexicon Webster’s Dictionary of the English Language (Edition 1991) is het lemma tot anderhalve regel en die ene slang-betekenis beperkt.
Om nu een hele reeks over te slaan, en deze verklaring niet in het oeverloze te laten uitmonden, heb ik nog even de omvangrijke, complete Oxford geraadpleegd. Mede doordat daarin aan het slot van het lemma literatuurvoorbeelden worden genoemd, mag men ervan uitgaan dat het woord omstreeks 1925 in zwang gekomen is, en dat die oversekste knapen van de betreffende Broederschap het niet zullen hebben gebruikt. Goede lexicografen waren ook in die tijd al zeer happig op nieuwe woorden. Er wordt in de twee oudste voorbeelden met het betreffende jaartal naar een Franse tekst verwezen, respectievelijk naar de Glasgow Herald.
“maar het kwam zo onecht over juist door die net te zeer extraverte emotionaliteit” – hm, dat is nu juist zo typisch 19e eeuws, die blijken van emotionele aanhankelijkheid tussen vrienden. Ik heb de moeite niet meer genomen deze serie te kijken, na het totale échec met de impressionisten – alles ingedikt tot cruciale ontmoetingen en heftige confrontaties, alsof het leven zich in een strakke regie aan de hoofdpersonen voordeed.
Extraverte emotionaliteit komt altijd onecht over, aangezien deze vooral wordt gekenmerkt door opwellingen die niet beklijven, want zelden of nooit hun oorsprong vinden in oprechte gevoelens. Om vijf over twaalf kan de uiting volstrekt tegengesteld zijn aan die van vijf voor twaalf, waarmee ik overigens niet wil zeggen dat er dan logischerwijze exact om twaalf uur ‘een gulden middenweg’ wordt bewandeld.
Ik heb niet in de negentiende eeuw geleefd en kan derhalve niet bogen op ervaringen met referenties uit die periode. Uit wat je echter leest in teksten van en over die tijd, blijkt dat de omgang van mensen onderling zo volledig anders was dan nu, maar dat geldt niet alleen voor zogenoemde broederschappen, en niet alleen voor Engeland. Bovendien zullen in de film meer de overwegingen van de regie in dat gedrag een rol hebben gespeeld dan de ware omgang van anno toen.
De korte optredens van Charles Dickens waren voor mij ook niet meer dan een karikatuur, maar komt zo’n gevoel niet mede doordat je uit de literatuur van die schrijver, bewust of onbewust, het idee hebt gekregen van een man die het goed voor had met onderdrukten? Voorzover dat betrekking heeft op Dickens’ aanvankelijke houding jegens de Pre-Rafaëlieten viel in Desperate Romantics in ieder geval niets te bespeuren van zo’n instelling.
Er is in deze en soortgelijke drama’s vanzelfsprekend meer te zien van wat zich in de hoofden en het innerlijk van de makers heeft afgespeeld, aangevuld met ideeën over ‘verkoopbaarheid’. Dat alles is legitiem, zolang men ons niet wil doen geloven dat er een documentaire of documentair drama over deze schildersbent wordt geboden. Ondanks al die terechte bezwaren valt er veel te zien dat mooi kan worden meegenomen.