EXTRÊME-ORIENT
Ka-Ka-Doi, mandarin militaire, et Ku-Ku,
Auteur d’un million et quelques hémistiches,
Causent en javanais sur le bord des potiches,
Monosyllabiquant d’un air très convaincu,
Vers l’an cent mil et trois, ces magots ont vécu
A Nangazaki qui vend des cheveux postiches:
C’étaient d’honnêtes gens qui portaient des fétiches
Sérieux; mais, hélas! chacun d’eux fut cocu.
Comment leur supposer des âmes frénétiques?
Et quel sujet poussa ces poussahs lympathiques
A se mettre en colèr,un soir? Je ne sais pas?
Mais un duel s’ensuivit. — O rages insensées!
Car ils se sont ouvert le ventre avec fracas.
Voilà pourquoi vos deux potiches sont cassées.
Uit: Poèmes ironiques (Ollendorff, 1899)
Duizendpoot Emile Goudeau
Emile Goudeau, die op 29 augustus 1849 in de Dordogne, te Périgueux was geboren, was nog maar 19 jaar oud toen hij reeds tot leraar aan het lyceum van Evreux werd benoemd. Nadat hij tijdens de Frans-Duitse oorlog sub-luitenant was geweest en na de periode van de Parijse Commune een functie op het Ministerie van Financiën, maar zijn pogingen poëzie te schrijven hadden daar niet echt onder te lijden. Met zijn beroemde Triolets de misère had hij een plaats veroverd tussen de Villoniens. De bundel Fleurs de bitume, uitgegeven in 1878, viel een enorm succes ten deel. Daardoor kreeg hij het voorzitterschap van de club der ‘Hydropathes’, waar tal van de bekende Montparnassiens en andere vooraanstaande dichters van vooral de jongere generatie deel uitmaakten, maar het zou niet terecht zijn, de ouderen, onder wie François Coppée uit het oog te verliezen. Volgens één van Goudeau’s biografen zat er wel een keerzijde aan voor deze “prins der jeugd”: hij moest zijn werk op Financiën er wel voor opgeven. Enkele maanden leefde hij bij de dag in het Quartier Latin, maar door de publicatie van zijn toneelstuk Revanche des Bêtes door het dagblad Le Figaro was zijn populariteit met één slag enorm. Dat werkte weer als een sneeuwbal: hij ontving van tal van uitgevers aanbiedingen voor de publicatie van nieuw werk. Maar als gevolg van de slopende bezigheden als chef van de hydropathen, werd Goudeau door de ziekte gegrepen en was het abosluut noodzakelijk enige tijd rust te nemen. Die bracht hij door bij zijn viend Paul Marrot, die eigenaar was van een kleine krant te Fonaineblaeu. Op verzoek van Rodolphe Salis stapte Emile Goudeau met zijn hydropathen over naar het inmiddels befaamde cabaret Le Chat Noir. Er bestond eveneens een krant met die naam en Salis gaf de redactionele leiding daarvan aan Emile Goudeau in handen. In die dagen publiceerde Goudeau, samen met Charles Cros in het blad Gil Blas, bijzondere kronieken, die werden voorgesteld onder het pseudoniem Karel Emile.
Volgens de samensteller van de bundel met dichters van Montmartre — die op diverse fronten qua biografische gegevens, wel wat steken heeft laten vallen, wat overigens de keuze van de gedichten geenszins aantast — is Emile Goudeau in 1850 geboren, maar dat was op 29 augustus 1849. De man was een uitzonderlijk begaafde ironicus en hij kon eveneens met zijn ruime fantasie goed uit de voeten: een cabaretier in hart en nieren. Goudeau heeft dikwijls laten zien dat hij niet aleen een briljant dichter was, maar ook als romancier over een “talent réel” beschikte. Doorgaans is die laatste kwalificatie alleen weggelegd voor de mindere goden.
Op18 september 1906 is Emile Goudeau overleden.
*****
DÉFINITION D’AMOUR
Nous sommes montés dans le bleu bizarre
D’une nuit d’été veuve des sommeils;
Nous avons trouvé, comme feu Pizarre,
Un Pérou tout plein de louis-soleils:
Des soleils d’amour, des louis d’ivresses
La belle monnaie ancienne des coeurs,
Et de nos deux mains pleines de caresses
Nos nous sommes fait des trésors vainqueurs.
Qu’on ait des chapeaux en tuyau de poèle,
Ou que l’on soit nu, comme Antinoüs;
Que Grévin d’un peu d’étoffe la voile,
Ou qu’elle ait l’aspect glabre des Vénus:
Qu’on soit pauvre ou riche, imbécile ou sage,
Athée ou païen, divin ou maudit;
Si le ciel est mort, vieux ciel sans ouvrage,
Nous le retrouvons dans le ciel de lit.
Et sans s’occuper de mode quelconque,
Sans souci du galbe et des vêtemens,
L’amour traîne encor la divine conque
Sur l’éternel bleu des vieux firmaments.
Uit: Poèmes ironiques (1899)
*****
Afbeeldingen
1. Emile Goudeau (1849-1906).
2. Rodolphe Salis (1851-1897).