Een Couperusprijsvraag uit 1918

Op 11 mei 1918 schrijft het weekblad De Amsterdammer een prijsvraag uit, waarbij kunstenaars worden opgeroepen een tekening in te sturen met als onderwerp de tweeling uit De komedianten, de toen recent verschenen historische roman van Louis Couperus. De interessantste inzending werd niet bekroond. Wel werd het kunstwerk, maar zonder vermelding van de maker, afgedrukt naast de prijswinnende tekeningen. Wie is deze navolger van Aubrey Beardsley? […]

In 1897 schreef het tijdschrift Woord en Beeld een prijsvraag uit voor een illustratie bij Louis Couperus’ roman Majesteit. De winnende tekening van H.M. Krabbé werd in januari 1898 bekroond. Dit aardige detail is te vinden in Bastets biografie (tweede hoofdstuk, III, noot 54). Hoe de tekening van Krabbé eruit ziet weet ik echter niet: ik heb het desbetreffende tijdschrift hier niet bij de hand en bij mijn bescheiden weten is Krabbe’s werk ook elders niet afgebeeld.

Wat niet bij Bastet, en bij mijn wederom bescheiden weten nergens in het Couperusonderzoek, vermeld wordt, is weer een andere prijsvraag van jaren later. In De Amsterdammer van 11 mei 1918 wordt de volgende oproep gedaan:

Het jurylid M. Bauer is ongetwijfeld de bekende kunstenaar (wiens werk Couperus overigens bewonderde), W. Vogelensang zal de Utrechtse professor zijn. Wie zou op het idee gekomen zijn? Couperus zelve toch niet? Curieus!

De Amsterdammer neemt in elk geval dertig inzendingen in ontvangst, waarvan er in de krant van 10 augustus een zestal wordt afgebeeld, waaronder natuurlijk de winnende. De winnende tekeningen zijn enigszins traditioneel ‘imitatie-Grieks’ , hetgeen geen verbazing hoeft te wekken als je de niet bepaald vooruitstrevende artistieke smaak van medejurylid Louis Couperus in aanmerking neemt. De hoofdprijs ging naar de tekening van Paul Schultze met de titel ‘Cortooys’. Reijer Stolk kreg voor zijn tekening ‘Compositie’ de tweede prijs. De twee winnaars waren zeker geen beginners, maar hanteerden vaker penseel en schilderskwast.  Reijer Stolk is uiteraard dé Reijer Stolk die eerder in datzelfde jaar 1918 de beroemde band van Nescio’s klassieke verhalenbundel ontwierp.

De Domburgse artist Paul Schultze (1893-1974)  is minder bekend, maar ook  geen volstrekte amateur: hij is in de leer geweest bij Jan Toorop en Willem van Konijnenburg.  De makers van de vier andere inzendingen blijven in het artikel naamloos. Een van dezen echter is ook geen onverdienstelijk kunstenaar. De tekening onder motto ‘Vivere cogitare est’ wordt, als ik het goed lees en zie, in het stuk een ‘wel knappe teekening’ genoemd, dat hij echter niet in aanmerking kon komen voor bekroning, ‘is te wijten aan de weinige overeenstemming met de in het boek gegeven beschrijving van de knapen’.

Lees ook:  'Eenmaal! Andermaal...': Van Boovens Tropenwee (1904)

Deze opvallende en interessante, ietwat groteske, Beardsley-esque tekening nu, is gemaakt door ‘niemand minder dan’ de hier al eens voorbij gekomen kunstenaar Otto Verhagen. In de reproductie in de krant is zijn signatuur niet weergegeven. Dat zal Verhagen – en de andere naamloos gebleven inzenders – vast niet leuk gevonden hebben. De toeschrijving aan Verhagen is overigens met de grootste stelligheid te maken, aangezien ik onlangs de originele tekening mocht aanschouwen.  Deze tekening bevindt zich, tezamen met enkel ander  fraai werk van  de kunstenaar, in de onvolprezen collectie van Museum de Fundatie te Heino/Wijhe. Een prachtig museum, waar ik nog niet eerder was geweest. Verhagen moet een groot Couperus-fan zijn geweest, daar verscheidene van zijn, helaas bij het publiek doorgaans onbekende tekeningen en schilderijen door diens werk geïnspireerd zijn. Het was in het bijzonder Couperus’ Psyche waaruit Verhagen diverse scènes verbeeldde op  (mijns inziens) artistiek behoorlijk geslaagde wijze. In ieder geval heeft de meester dankzij deze prijsvraag ten minste eenmaal het werk van zijn bewonderaar aanschouwd.

Even is het werk van Verhagen tezamen met de andere tekeningen voor het publiek te zien geweest. Het artikel meldt dat ‘(o)p nog nader te bepalen data zullen de ingekomen ontwerpen, door vriendelijke bemiddeling van prof. Der Kinderen in het gebouw der Rijksakademie te Amsterdam voor het publiek tentoongesteld worden’. Over Couperus zelf daar ook aanwezig was, dat vertelt het verhaal niet.

Het artikel uit De Amsterdammer, met afbeeldingen van de (andere) prijswinnende tekeningen, is hier te lezen.

Meer over Otto Verhagen, en andere Nederlandse Beardsley-navolgers, is te lezen in mijn bijdrage aan het begin volgend jaar te verschijnen Rythmus – Jaarboek voor de studie van het fin de siecle.

10 gedachten over “Een Couperusprijsvraag uit 1918”

  1. Overbodig te melden dat wie de andere inzendingen kan duiden, van wie ze zijn, ferm bedankt wordt. Die linksonder ziet er aardig uit. Motto ‘ L.C.C.C.’ ‘ Louis Couperus! Couperus! Couperus!’ ?

  2. Mooi vondst, Sander! Die prijsvraag is aan bod gekomen op onze tentoonstelling ‘Ik ben een gereïncarneerde Romein’. Louis Couperus en de Romeinse Oudheid, in 2001. We hebben toen ook geprobeerd de originele tekeningen op te sporen maar dat is niet gelukt. Misschien is er nog een in een particuliere verzameling…? Bij mijn weten zitten ze ook niet in de Eekhof Collectie in het Letterkundig Museum, maar aangezien die collectie nog steeds niet volledig is geïnventariseerd, kunnen we nog niet bij voorbaat uitsluiten dat daar niet nog iets tevoorschijn komt – ooit. Wij zullen er iets aan doen in een volgende tentoonstelling in het Louis Couperus Museum!

  3. Het lijkt me sterk dat die in Eekhof zitten, wat ik daarvan gezien heb (alles tot veel geloof ik) heb ik niets gezien wat er op leek. De Verhagen is dus boven water. Misschien zijn de andere via de archieven van de Rijksakademie te vinden?, bedenk ik me nu. Of nazaten van Schult of Stolk? We speuren door!

  4. Correctie, net wakker, las niet goed. Natuurlijk couperus-gerelateerd. Die Pysche ets is blijkbaar gestribueerd, zijn andere voor zover ik weet niet. Althans, ik neem aan dat je die ets bedoelt waarnaar in link in stuk? Of een ander?
    dank u.

  5. Aan deze prijsvraag is al veel eerder aandacht besteed in de door R. Breugelmans verzorgde bundeling Couperus-stukken: “Tussen Alexandrië en Londen”, Utrecht/Antwerpen, 1985, waarin op p. 151-158 het mede door Couperus ondertekende juryrapport en de zes eerder afgebeelde inzendingen zijn afgedrukt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *