Gelezen: Publieke werken van Thomas Rosenboom

We schrijven het jaar 1888. Amsterdam wordt bevangen door een breek- en bouwkoorts die de stad moet opstoten in de vaart der wereldsteden. Het atelier van Walter Vedder zal moeten wijken voor de bouw van het Victoria Hotel tegenover het Centraal Station, maar de vioolbouwer geeft zich niet zomaar gewonnen. […]

We schrijven het jaar 1888. Amsterdam wordt bevangen door een breek- en bouwkoorts die de stad moet opstoten in de vaart der wereldsteden. Het atelier van Walter Vedder zal moeten wijken voor de bouw van het Victoria Hotel tegenover het Centraal Station, maar de vioolbouwer geeft zich niet zomaar gewonnen.

Ik hield een kleine enquête onder een paar Amsterdamse vrienden en kennissen die de roman van Thomas Rosenboom niet hadden gelezen: is jullie ooit iets vreemds opgevallen aan de gevel van het Victoria Hotel aan de zijde van de prins Hendrikkade? Verder dan de opsomming van een aantal opvallende architectonische karakteristieken van het gebouw kwam men niet. Maar als je het eenmaal weet, vraag je je af hoe je er al die tijd over- en omheen hebt kunnen kijken: het voorname aanzicht van het eclectische complex wordt ondeugend onderbroken door een tweetal zeventiende-eeuwse huisjes, die als een piepklein maar dapper Gallisch dorpje de Romeinse slopershamer hebben weten te weerstaan. Het hotel is eromheen gebouwd!

Dit curieuze gegeven nam Thomas Rosenboom als uitgangspunt voor zijn historische roman Publieke Werken (1999), waarvoor hij in 2000 de Libris Literatuurprijs kreeg. De hoofdpersonages in het tragikomische relaas zijn twee neven, de één als vioolbouwer woonachtig in de hoofdstad, de ander als apotheker werkzaam in het Drentse Hoogeveen, die ieder voor zich verwoede pogingen doen om aansluiting te vinden bij de snel veranderende maatschappij, maar daarin jammerlijk falen.

Als Walter Vedder uit de krant verneemt dat de architect Henkenhaf, die eerder het Kurhaus in Scheveningen bouwde, plannen heeft om een luxe hotel te laten verrijzen pal tegenover het splinternieuwe Centraal Station, rekent de vioolbouwer zich rijk. Uit het krantenbericht blijkt namelijk dat ook de plek waar zijn huis staat in het ontwerp is opgenomen. Men zal hem moeten uitkopen! Toch wordt al snel duidelijk dat het Vedder niet zozeer om het geld te doen is, maar dat hij zich voornamelijk verheugt op de onderhandelingen met vertegenwoordigers van het grootkapitaal. Bovendien dient zich al snel een nobele bestemming aan voor zijn toekomstige fortuin: zijn neef Anijs uit Hoogeveen, die zich als ouderwetse apotheker weet overvleugeld door de komst van een jonge concurrent die wél over een academische graad beschikt, verlegt zijn aandacht naar de gemeenschap van arme turfstekers aldaar. Hij trekt zich het lot aan van hen die door de komst van moderne brandstoffen binnenkort helemaal geen cent te makken zullen hebben. De neven broeden op een driest plan om het gehele dorp naar Amerika te verschepen om hen daar een nieuwe toekomst te gunnen. Geld is er genoeg, want de N.V. Victoria Hotel kan – letterlijk – niet om Vedder heen. Toch?

Lees ook:  Madame Bovary - 'uitzonderlijker dan andere meesterwerken'

Het perspectief verspringt per hoofdstuk van de ene naar de andere neef, en zo slingeren we als lezer van cliffhanger naar cliffhanger. Want Rosenboom blijkt een onvervalste plotschrijver – een aangename zeldzaamheid in de Nederlandse letteren – die de lezer tot de laatste bladzijde in zijn greep weet te houden. En hoewel elke verhaallijn in deze strak gecomponeerde roman onontkoombaar op een tragische ontknoping lijkt af te stevenen, gloort er hoop aan het einde. De wereld draait door, de twintigste eeuw kondigt zich aan, vol nieuwe beloften, maar de rol van de neven is uitgespeeld: de negentiende eeuw is voorgoed voorbij.

Rosenboom staat bekend om zijn ietwat archaïsche stijl. Toch heeft hij zijn pen voor deze gelegenheid allerminst in een laat-negentiende-eeuwse inktpot gedoopt. In onbruik geraakte woorden als ‘welstaanshalve’ en ‘brekelijk’ lijken eerder weggeplukt uit een roman van bijvoorbeeld Truitje Bosboom-Toussaint. En ook de tragikomische verwikkelingen vinden eerder aansluiting bij de vroeg-negentiende-eeuwse Dickens, terwijl de handelingsvertragende, psychologische finesse waarmee de personages worden getekend bij mij Simon Vestdijk in herinnering riep. Oordeel zelf:

‘Door de nagalm  van zijn eigen stem in de holle ruimte van de schaamte had hij geen  enkele repliek zelfs ook maar gehoord, alleen Vedders laatste woord drong door de wetenschappelijke scherpte dan nu toch tot hem door. Luisterend hield hij de pas in, de voetstap achter hem verstomde eveneens en in die stilte kreeg hij alsnog de beschikking óók over Vedders eerdere woorden, die als een ijle damp neersloegen tegen zijn koele begrip en condenseerden tot helder water. Hij dronk het op; het smaakte zoet, niet bitter; het was bijval geweest, geen hoon: tot driemaal toe had hij op zijn achterlijke omstandigheden gewezen; even vaak was Vedder gekomen met een ontlastende verklaring, had hij zijn zelfbeschuldigingen weerlegd – volledig vrijgepleit, als een ander mens draaide Anijs zich langzaam naar hem om.’

Dickens meets Vestdijk in een laat-twintigste-eeuwse roman over het eind van de negentiende eeuw: van harte aanbevolen.

2 gedachten aan “Gelezen: Publieke werken van Thomas Rosenboom”

  1. Je hebt de sfeer van het boek heel mooi onder woorden gebracht Peter, en gelukkig heb je het einde nog niet verklapt. Ik ben nog maar pas op de helft, maar ik vind het ook een uitzonderlijk boek. Ik ga binnenkort eens even kijken hoe die geveltjes erbij staan. Is me voorheen nooit opgevallen…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *