Hernieuwde belangstelling voor Europese fin de siècle-auteurs

Vandaag, maandag 18 september 2006, verschijnt er een nieuwe, becommentarieerde editie van enkele halfvergeten werken van het fin de siècle uit de koker van een toen vooraanstaande Duitse, respectievelijk Deense auteur: Eduard von Keyserling en Herman Bang. Deze beide heruitgaven worden gepresenteerd in de met veel liefde en zorg gerealiseerde, Duitstalige Manesse-bibliotheek. […]

Portret van Eduard von Keyserling, 1900. Schilderij van Lovis Corinth (1858-1925) in de Neue Pinakothek te MünchenManesse
Vandaag, maandag 18 september 2006, verschijnt er een nieuwe, becommentarieerde editie van enkele halfvergeten werken van het fin de siècle uit de koker van een toen vooraanstaande Duitse, respectievelijk Deense auteur: Eduard von Keyserling en Herman Bang. Deze beide heruitgaven worden gepresenteerd in de met veel liefde en zorg gerealiseerde, Duitstalige Manesse-bibliotheek. Van deze boeken verschijnen twee edities: één in linnen van zeer fijne draad en één in leer. Het formaat van de diverse Manesse-uitgaven is in de loop der tijden gehandhaafd: ongeveer 10 bij 15 centimeter. De deeltjes kunnen worden ingedeeld bij de soort ‘Liebhaberausgaben’, aangezien aan het uiterlijk èn het inwendige van de boekjes zeer veel aandacht aan details wordt besteed. Er is gekozen voor licht gevergeerd dundruk papier van een kwaliteit die ouderdomsbestendig is, en dat geldt evenzeer voor het overge materiaal.

Eduard von Keyserling
In zijn Literaurgeschichte (*) wijdt Alfred Henschke, alias Klabund (1890-1928) slechts één zin aan de ‘dichter van het namiddaglicht’ maar wel een heel mooie: “Des kurländer Grafen Eduard von Keyserling (1858 [moet 1855 zijn] bis 1918) Erzählungen beglücken schmerzlich wie im Frühherbst die bunten fallenden Blätter.” Een treffender beeldspraak aangaande de schrijvende graaf valt nauwelijks te verzinnen, al is het, in het kader van een meer rationele litertauurgeschiedenis, wel wat weinig.
Opflakkerende rusteloosheid en andere uitingen van een overgevoelige natuur kenmerken Keyserlings romans en verhalen. Hij is onder meer gekwalificeerd als impressionistische stemmingskunstenaar, en in dat opzicht heeft men hem, begrijpelijkerwijs, meer dan eens vergeleken met één der grootmeesters van de Duitse literatuur uit de tweede helft van de negentiende eeuw: de man die als apotheker was begonnen, maar er desondanks in is geslaagd, zijn ware maatschappelijke roeping als (literair) journalist en criticus, en bovendien als romancier van de eerste orde, te volgen: Theodor Fontane (1819-1898).

Stilistische virtuositeit
De drie verhalen, die in de vandaag verschenen bundel bijeengebracht zijn, worden eveneens bevolkt door zowel labiel-nerveuze, alsmede door narcistisch-haperende, en ook wel door het tijdsgewricht in de tang genomen wezens. Dikwijls zijn de protagonisten evenzeer speelbal van de eigen, niet zelden onbegrepen, al dan niet sterk erotisch getinte, gevoelens in hun vaak onbewuste onvermogen deze op de juiste wijze te uiten. Een ander, even virtuoos verwoord, element dat steeds in Keyserlings werk terugkeert, is de subliminale melancholie, zowel met betrekking tot zeer persoonlijke ervaringen, alsook aangaande het langzame verval van de adelstand.
De roman Wellen, waarin de knappe gravin Doralice een centrumpositie bekleedt en vanOmslag van de dtv-uitgave van de roman Wellen met daarop een afbeelding van het schilderij ‘Düne und Meer’ uit 1909 van Max Liebermann daaruit haar keuzes aan alle haar omringende kanten in principe zou kunnen maken, geeft al even duidelijk aan dat vrijwel niets van tevoren kan worden gecalculeerd als emoties de overhand gaan krijgen. Hoog oplaaiende golven van weliswaar deels idyllische, doch niet altijd even sterk beheerste, hartstochten ? die hun climax beleven in een klein gebied tussen zee en duinen waar alle aanrollende emoties weer uiteen kunnen spatten ? staan hier symbolisch voor de innerlijke woelingen van de hoofdfiguren in het verhaal in zeer directe zin, maar, parallel daaraan, net zo sterk voor de omwentelingen in de tijd die zij representeren. Die sfeer is voortreffelijk uitgebeeld in het schilderij van Max Liebermann, dat de omslag van het boek in kwestie siert. In de verfilming, door één van de Duitse publieke televisiezenders, is deze sfeertekening eveneens uitstekend.
Niet voor niets is er door literatuurkenners van de periode in kwestie meer dan eens een verband gelegd tussen Eduard von Keyserling en zijn Deense tijdgenoot Herman Bang.

Herman Bang
In 1890 was de roman Tine van Herman Bang, een jaar na het verschijnen van de Deense uitgave, reeds in het Nederlands uitgegeven, langzaam maar zeker gevolgd door diverse andere van zijn boeken. Toen onze uitgeverij Wereldbibliotheek in 1925 Herman Bangs roman Mikaël uit 1904 in een tweede, verbeterde uitgave ? de eerste Nederlandse versie was twintig jaar eerder verschenen ? presenteerde, was de auteur al meer dan een decennium niet meer onder de levenden. Aanleiding voor die heruitgave vormde onder meer de filmversie van het boek, die ook in Nederland te zien is geweest en waarvan de WB-redactie slechts op één punt een kanttekening heeft geplaatst. Vertaalster D. Logeman-Van der Willigen schreef in februari 1925 een voorwoord, met daarin onder meer:
“Herman Bang was wonderlijk onverschillig over het lot van zijn boeken in het buitenland. Misschien was hij altijd te veel vervuld van andere bezigheden, want als zijn ziek lichaam hem niet in bed of in zijn kamer hield, was hij de activiteit in persoon. ….. Behalve als journalist trad hij op als spreker, en zijn succes was zonder uitzondering enorm. Hij sprak Herman Bangof las niet maar acteerde. Dergelijke voordrachten kostten hem veel zenuwkracht en maakten hem afgemat en slap. ….. Hij maakte de eene tournée na de andere in Denemarken tot zijn laatste tournée naar Amerika hem het leven kostte. ….. Tusschen zijn journalistiek werk en zijn voordrachten door schreef Herman Bang. Het eene boek na het andere verscheen van zijn hand, en als zijn arbeid in Scandinavië zijn weg vond was hij tevreden en verlangde niet anders.”

Wat zegt de pers?
In correspondentie van Herman Bang met zijn vertaalster bleek dat het de schrijver volkomen anders verging met de Nederlandse vertaling van bovengenoemde roman. “Mikaël heb ik geschreven met mijn bloed en wat zegt de pers?” vroeg Bang aan mevrouw Logeman. “Iedere opinie over “Mikaël” is voor mij van veel waarde. Ik heb alles ingezet op dat boek en zou liefst weten of ? alles verloren is. Vele groeten van Herman B.” De brief was geschreven op 10 mei 1905 in Hotel ‘Kongen af Danmark’.
In een andere brief aan de vertaalster liet Herman Bang weten, sterven niet het ergste te vinden. “…het is veel, veel erger om iederen dag te trachten te leven.” Volgens mevrouw Logeman zou alleen iemand met een onherstelbaar ziek lichaam zo kunnen schrijven.

Longziekte
Met die verwijzing naar de ziekte van Herman Bang zijn we weer bij Klabund aangeland. In de loop van zijn beschouwing in de al eerder genoemde Literaturgeschichte (*) passeren in het hoofdstuk Skandinavien vanzelfsprekend Jens Peter Jacobsen (1847-1885) en Herman Bang. Over de eerstgenoemde zegt Klabund terecht dat diens veelgeroemde roman Nils Lynhe één der “süßesten Früchte vom Baum des Verfalls” is, en hij wijst er tevens op dat Jacobsen “lungenkrank” was, gevolgd door het opvallende voorstel, de literatuurgeschiedenis van de “Schwindsüchtigen” (zeg maar: teringlijders) te schrijven. (**) “Diese konstitutionelle Krankheit hat die Eigenschaft die von ihr Befallenen seelisch zu ändern. Sie tragen das Kainsmal der nach innen gewandten Leidenschaft, die Lunge und Herz zerfrißt. Auch Herman Bang (1857 bis 1912) gehört zu ihnen, der, aus einem hoffnungslosen Geschlecht, im Grauen Haus auf der Insel der Verfluchten lebt…”
Ondanks de bezwaren die we tegen de aanpak van Klabund in sommige delen van ditzelfde boek hebben geuit (*), moet opnieuw worden vastgesteld dat de man wel degelijk over een enorm inlevingsvermogen in het bestaan en in de gevoelswereld van longlijders (en vast niet alleen maar van dezen) de beschikking heeft gehad.

Lees ook:  Klabund — Strijden met de pen

Domineeszoon
Herman Joachim Bang werd in 1857 op het Deense eiland Alsen geboren als zoon van een dominee die geestesziek aan zijn einde kwam. De familie vertrok van dat eiland in 1864, aan het begin van de Deens-Duitse oorlog. Vanaf 1875 studeerde hij aan de Akademie van Sorø, waarna hij vergeefs probeerde om in Kopenhagen als toneelspeler en regisseur aan de kost te komen. In de periode van 1878-1884 was hij werkzaam als journlist en redacteur, en ook als regisseur in de Franse hoofdstad. Herman Bang geldt als een der meest vooraanstaande vertegenwoordigers van het decadente impressionisme van het fin de siècle. Hij was tevens een meester in het feuilletonistische werk in de Franse traditie, en dat geldt eveneens voor zijn functioneren als literatuur- en theaterrecensent.
In 1880 verschenen zowel een bundel verhalen, alsook een roman, en daarin blijken de invloeden van de Franse romancier Emile Zola (1840-1902) naast die van de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen (1828-1906). Ook de alom befaamde sprookjesschrijver Hans Christian Andersen (1805-1875) wordt tot de invloedssfeer van Bangs verhalen genoemd. In die novellen en in die roman behandelt hij de darwinistische evolutieleer en legt hij de nadruk op het fenomeen der decadentie, welke in uiterste consequentie tot degeneratie leidt.

Aan de weg
In 1886 kwam in Kopenhagen Bangs novellenbundel Stille Existenser uit ? waarin het verhaal Ved Vejen (Aan de weg), dat thans als roman wordt betiteld ? was opgenomen. In alle verhalen uit die bundel wordt een subtiele beschrijving gegevenOmslag van de roman Am Weg van Herman Bang met daarop een afbeelding van het schilderij ‘Weiße Türen’ van Vilhelm Hammershøi (1864-1916) van de zielsgesteldheid van mensen die zichzelf op een zijpad hebben gemanoeuvreerd nadat ze hadden ondervonden dat hun belangen, in het kader van een zelfbewuste samenleving, niet een rol van enige betekenis konden spelen. De handeling van de verhalen moet daarbij allereerst worden beschouwd als een symbolische voorstelling van de wijze waarop de protagonisten zich gedragen.
De ? fraaie, heden verschenen, Duitse vertaling van deze ? roman, vertelt het verhaal van een echtpaar waarvan de beide personages, als gevolg van wederzijds onbegrip, reeds geruime tijd langs elkaar heen leven. De man, een levendige maar ietwat tactloze figuur, is stationschef in een kleine provinciestad; de voorbij rijdende treinen confronteren deze mensen met het element van de voortschrijdende tijd die echter beelden ‘achterlaat’ van de jonge jaren. Daarenboven maken die treinen met hun ‘doorgaande functie’ duidelijk dat de ’toeschouwers’ de greep op de dienstregeling hebben verloren. De trein-des-levens is niet meer bij te benen, en alle gemiste kansen zijn al helemaal niet meer in te halen. De zich geïsoleerd voelende vrouw krijgt een nieuw levenselixer aangereikt in de vorm van een andere man ? in het stadje gearriveerd met de trein! ? die in haar blikveld komt, en na een aanvankelijk samen opgaan ? op basis van een ten opzichte van de samenleving gevoelde gemeenschappelijke distantie ?, een subtiel proces van respectvolle sympathie, leidend tot liefde, in gang zet. Dat in zo’n spanningsveld ook een keerzijde aanwezig is, die niet zonder gevolgen blijft, valt te raden.

Deens impressionisme
In tegenstelling tot Keyserling ? met wie Herman Bang niet alleen de tijdspanne van zijn leven en zijn functioneren gemeen heeft ? heeft deze Deense auteur geen ruimte voor overvloedige sentimentaliteit en tragiek, mede doordat hier veel minder de nadruk wordt gelegd op het maatschappelijk gebeuren ? vertegenwoordigd in de romanfiguren ? maar het over de individuen zelf gaat.
Bangs kunstzinnige taal, die recht doet aan de mensen en de sfeer die hij wenst te tekenen, tilt deze roman heel ver uit boven veel voortreffekelijke prozawerken uit dezelfde periode. Literatuurwetenschappers hebben erop gewezen dat Am Weg terecht wordt beschouwd als het meest ‘afgeronde’ en belangrijkste prozawerk van het Deense impressionisme.
Herman Bang komt in het standaardwerk met dwarsdoorsnede van de wereldgeschiedenis der letterkunde, Stoffe der Weltliteratur van Elisabeth Frenzel, slechts voor met zijn eerste initiaal, zijn familienaam en de verwijzing dat hij in 1883 een roman over het thema Hippolytos heeft gepubliceerd; Eduard Keyserling wordt in dat boek niet eens genoemd.

Omslag van Keyserlings verhalenbundel met daarop ‘Das Balkonzimmer’ uit 1845 van Adolph Menzel (1815-1905)Eduard von Keyserling: Im stillen Winkel ? Erzählungen. Nachwort von Tilman Krause. 256 pag., geb. in linnen, in de reeks Manesse Bibliothek der Weltliteratur. Manesse Verlag, Zürich, 18-09-2006; ISBN 3-7175-2098-9. Prijs € 17,90.
Eduard von Keyserling: Wellen ? Roman. 176 pag., paperback, Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1998; ISBN 3-423-12550-0. Prijs € 7,?.
Herman Bang: Am Weg ? Roman. Aus dem Dänischen übersetzt von Ingeborg und Aldo Keel; Nachwort von Aldo Keel. 288 pag., geb. in linnen, in de reeks Manesse Bibliothek der Weltliteratur. Manesse Verlag, Zürich, 18-09-2006; ISBN 3-7175-2116-0. Prijs € 17,90.
(De genoemde prijzen gelden uitsluitend in Duitsland en bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam.)

(*) Zie ons artikel over Klabund, geplaatst op zondag 9 juli 2006.
(**) Van Simon Vestdijk is in 1964 voor het eerst het boek De zieke mens in de romanliteratuur verschenen. Daarin komen niet alleen Der Zauberberg (met te Davos longlijders in overloed) en andere boeken en hun helden van Thomas Mann aan bod, maar worden ook diverse literaire werken en hun (zieke) hoofdfiguren behandeld: van Proust en Flaubert tot en met Poe en Shakespeare, van Dostojevski tot en met Nietzsche, van Louis Couperus en Frederik van Eeden, via J. van Oudshorn tot Anna Blaman en vele anderen.

Afbeeldingen
1. Portret van Eduard von Keyserling, 1900. Schilderij van Lovis Corinth (1858-1925) in de Neue Pinakothek te München.
2. Omslag van de dtv-uitgave van de roman Wellen met daarop een afbeelding van het schilderij ‘Düne und Meer’ uit 1909 van Max Liebermann (1847-1935); zie daartoe ook ons artikel over deze schilder op dinsdag 6 juni 2006.
3. Herman Bang.
4. Omslag van de roman Am Weg van Herman Bang met daarop een afbeelding van het schilderij ‘Weiße Türen’ van Vilhelm Hammershøi (1864-1916).
5. Omslag van Keyserlings verhalenbundel met daarop ‘Das Balkonzimmer’ uit 1845 van Adolph Menzel (1815-1905).

Eén gedachte over “Hernieuwde belangstelling voor Europese fin de siècle-auteurs”

  1. Voor de goede orde: de bovenstaande reactie werd naar mijn elektronische postadres doorgeseind als een PDF-bestand van Hotel Herman Bang te Denemarken. En niet alleen dat vind ik volkomen dwaas. Ik wil nu eenmaal geen pingbacks omdat er ik helemaal niets mee kan. Maar dat op mijn computer de icoon, die ik sedert medio 2006 gebruik met de benaming All art is quite useless in die minuut tussen publicatie en afsluiten bleek te zijn vervangen door die van bovengenoemd hotel, gaat wel heel ver. Toch heb ik dat eigen icoontje aangeklikt, in de veronderstelling dat het alleen een uiterlijke kwestie zou zijn. Maar nee, weer en opnieuw kwam, in plaats van het door mij gewenste, dat PDF-bestand van genoemd hotel, dat ook werkelijk bestaat, op het scherm. Bovendien kon ik, eenmaal via enkele omwegen weer op de prachtsite van Rond1900.nl teruggekeerd, geen bewerkingen realiseren, omdat de mogelijkheid daartoe niet meer was gegeven.
    Pas na het verwijderen van alles wat met dat hotel te maken had, en het opnieuw installeren van All art is quite useless op de plaats van het inmiddels voormalige icoontje, kwam het vertrouwde beeld met de bekende mogelijkheden terug.
    ’t Is vast de wraak van de Geesten en hun Mediums, die ik in een artikel van gisteren ietwat respectloos heb bejegend. Doch als dat Tuig van de Hiernamaals-Richel een spijtbetuiging verwacht, dan heeft men het bij het verkeerde eind. Misschien moest ik dan maar een van de vele volstrekt dol- en doorgedraaide politici eens vragen een film over die Dooie Dienders te maken. Wellicht dat dan zelfs de Dode Doden van Pierlala en elders gaan sidderen als Aaltje op een Paaltje.
    Wees gewaarschuwd: mijn Kater Pluim is in 2003 in de leeftijd van 24 jaar overleden en die was op dit ondermaanse nog voor de duivel en diens hele familie, direct en aangetrouwd, niet bang. Als die de Elyzese velden eenmaal onveilig gaat maken, zullen eventueel heel wat Joke van Dam-operateurs het op een rennen zetten, en computers smelten als Geller-vorken van slappe was. En Pluim was geen oplichter. Hem interesseerde het nonsensicaal-warrige Char-alfabet in het geheel niet.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *