Jean Lorrain — Très Russe (1888) (en Frits Lapidoth)

Jean Lorrain wordt hier niet alleen vaak door mij genamedropt, soms lees ik ook wel eens een boek van hem. Deze week las ik met bijzonder veel genoegen zijn tweede roman Très Russe uit 1888, opgenomen in zijn recente Oeuvres Romanesques. Misschien is Lorrain een zogenaamd tweederangs schrijver en meer als karikatuur dan als een werkelijke literator te beschouwen, Très Russe was voor mij wel een verrassing. […]

Jean Lorrain wordt hier niet alleen vaak door mij genamedropt, soms lees ik ook wel eens een boek van hem. Deze week las ik met bijzonder veel genoegen zijn tweede roman Très Russe uit 1888, opgenomen in zijn recente Oeuvres Romanesques. Misschien is Lorrain een zogenaamd tweederangs schrijver en meer als karikatuur dan als een werkelijke literator te beschouwen, Très Russe was voor mij wel een verrassing. Een bijzonder aardige kleine roman. Mooi vond ik vooral de eerste paar hoofdstukken, zich afspelend aan de Normandische kust, die mij gek genoeg wat deden denken aan Manns Der Tod in Venedig, maar dat zal wel komen door de combinatie ’typische fin-de-siècle figuren’ en strand.
Het verhaal is verder eenvoudig: een Russische vrouw, madame Livitinof, arriveert in kleine Normandische plaatsjes en brengt een aantal mijnheren het hoofd op hol. Met name ene De Beaufrilan: een personage dat direct geïnspireerd is op Guy de Maupassant, wat hij Lorrain niet in dank heeft afgenomen en tot een fikse brouille heeft geleid. Deze madame is nogal fataal: ‘Vous êtes décidément très de votre pays, madame. ‘Très Russe, n’est-ce pas?’ (p. 144) Russische vrouwen zijn dat in deze periode namelijk allemaal: ‘Zij was de bekoorlijkheid en de kuisheid in één persoon, zij was droevig en zwaarmoedig als de gekwetste eerbaarheid, zuiver en begerenswaardig als de belichaming van de eerbaarheid.’ (vert. A Haakman, Praz p. 280). Heel typisch allemaal. Ik citeer verder Praz: ‘Deze Russin (zij heet natuurlijk Sonja) wil zich niet aan Mauriat geven wanneer deze haar terugvindt. Waarom? “Waarom?” antwoordt de vrouw, “en haar dunne lippen wijken uiteen voor een boosaardig glimlachje, een verontrustende Gioconda-glimlach [dat was te verwachten], even smartelijk als wreed: ‘Omdat kuisheid het toppunt van begeerte betekent.” En zo geniet ze ervan haar geliefde te kwellen (een zwakkeling “wreed als een vrouw, zacht als een kind.”)

In de jaren 1880 was alles wat Russisch was nogal in de mode. Zie ook nader hierover Praz’ The Romantic Agony, hoofdstuk ‘Byzantium’. In de Nederlandse literatuur van destijds was dat toen nog niet zo, geloof ik; pas in de jaren 1890 kwam Tolstoj en allerlei andere Russische zaken meer in zwang. In de marge vinden we echter al wel een aardige uitzondering. De vermaledijde Frits Lapidoth verbleef eind jaren 1880 in Parijs. Hij zal het een en ander hebben opgevangen van deze Russische trend en schreef in 1888 zijn Marfa. Sonnetten (Leiden, 1889). In het voorwoord van A.G. van Hamel lezen wij bijvoorbeeld de volgende typering: ‘De Russische vrouw, zou men zeggen, bezit slechts in bijzonder sterke mate de natuurlijke hartstochten van haar geslacht; de Russische man vertoont eigenschappen die, zoo zij ons als niet geheel vreemd zijn, toch bij hem verhoudingen aannemen en zich voordoen in onderlinge verbindingen welke bij ons niet voorkomen.’ (p. viii)
In de buurt van het niveau komt Lapidoth vervolgens helaas niet. In de wat overdreven maar geestige woorden van Van Deyssel: ‘Het is het slechtste wat in jaren en jaren in ons land is uitgegeven. Geen regel, geen woord is er goed aan, het is geheel en al buiten de poëzie, buiten de literatuur. Het is de abominatie van de desolatie, de enormiteit in het potsierlijke. Het is eene historie te dwaas om te vermelden, in versregels te slecht om op deze bladzijden te worden overgedrukt.’ (De Nieuwe Gids, februari 1891).
Dat mag zo zijn, en is daarnaast allicht één van de redenen dat Lapidoth ‘vergeten’ is, ik vind Marfa een enig (uitziend) boekje en: welke Nederlands schrijver van destijds kan nu in één adem met een bescheiden beroemdheid als Jean Lorrain genoemd worden, vraag ik u?

3 gedachten over “Jean Lorrain — Très Russe (1888) (en Frits Lapidoth)”

  1. Er verbleven ook een stuk of wat Russische schrijvers te Parijs in de jaren 1880, en niet de minste. Wellicht dat dat heeft bijgedragen aan de gesignaleerde Russische trend.

  2. Dat zou ik niet durven zeggen vrees ik. Heeft u misschien Lapidoths bundel ‘Moderne problemen’ in de aanbieding? Dan neem ik die graag van u over. Dank u.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *