Maurice Ravel en César Franck in een nieuw, rieten jasje

Maurice RavelOude bekenden in het nieuw
Dat het Noord Nederlands Orkest aardig aan de weg timmert wat de veelkleurigheid van de concertprogramma’s betreft, is inmiddels een gegeven dat wijd en zijd in ons land bekend is, en in sommige gevallen zelfs over de grens. Men schuwt het nieuwe en het uitzonderlijke evenmin als interessante aanpassingen van klassieken. Tijdens de concerten die deze week in Friesland en Groningen door het NNO zullen worden gegeven, vallen de beide werken vóór de pauze binnen het blikveld van deze elektronische krant: ze zijn in de oorspronkelijke vorm ontstaan rond 1900.

Deze twee ‘oude bekenden’ van de concertpodia in binnen- en buitenland: Le Tombeau de Couperin uit 1917 van Maurice Ravel, en de Symfonische Variaties voor piano en orkest uit 1885, hebben een bewerking ondergaan door Raaf Hekkema, de leider van het Calefax Rietkwintet. Solistisch trad deze saxofonist vijf geleden met het noordelijke orkest op in eigen een bewerking voor zijn instrument van het tweede Vioolconcert opus 7 van Nicolò Paganini. De virtuositeit die Raaf Hekkema daarbij aan de dag legde, leidde ertoe dat nog enige tijd in de wandelgang van het NNO-kantoor de, als compliment bedoelde, naam ‘Hekkenini’ viel.
In het geval van Ravels Tombeau gaat het om een uitvoering van drie van de zes onderdelen, die reeds in 1994 door Raaf Hekkema voor rietkwintet zijn bewerkt. Verleden jaar heeft hij eveneens de pianopartij in César Francks Symfonische Variaties onder handen genomen en omgewerkt tot blaaspartijen.

Maurice Ravel: Le Tombeau de Couperin (1917/1919)
Bewerkingen door Raaf Hekkema (1994)

Zoals de meeste van zijn orkestwerken oorspronkelijk pianocomposities waren, geldt dat eveneens voor Le Tombeau de Couperin van Joseph Maurice Ravel. En volgens sommige insiders is het een bewijs van de groot(s)heid van de componist Ravel dat de meeste tot op de huidige dag repertoire hebben gehouden. De aanvankelijke pianoversie bestaat uit zes onderdelen: drie, die Ravel heeft overgenomen uit de tijd vóór de klassieke periode en drie nieuw toegevoegde. Ravel wilde hiermede pas na het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog een saluut brengen aan zeven van zijn vrienden die tijdens de Eerste Wereldoorlog waren omgekomen. Die hommage is dus pas achteraf aan de compositie toegevoegd.Dirigent Jacques Mercier. Foto uit oktober 2003
Met deze Tombeau heeft Ravel de oude traditie in ere hersteld van de ‘Tombeau’ (1), die werd onderhouden in de periode van François Couperin (genoemd Le Grand) (1668-1733), die zelf ter nagedachtenis van de Franse muzikale persoonlijkheid Jean-Baptiste Lully (1632-1687) en ook voor de Italiaan Arcangelo Corelli (1653-1713) Tombeau-muziek heeft geschreven.
Ravels Tombeau is een hommage aan Couperin, en meer nog aan de ‘grand siècle’ van de Franse muziek.
De orkestversie — die was ingekort tot vier van zes oorspronkelijke delen uit de pianosuite— uit 1917 (1919) is voor het eerst uitgevoerd in Parijs met het Orchestre des Concerts Pasdeloup, onder een dirigent met een, althans voor Franstaligen, heel passende naam: Rhené-Baton.
Alle zes stukken van de originele pianoversie zijn door Raaf Hekkema bewerkt voor de vijf instrumenten van zijn ensemble. Er worden tijdens het NNO-concert, in afwisseling, steeds een orkeststuk en een rietkwintet-bewerking gepresenteerd.

César Franck: Symfonische Variaties (1885)
Bewerking voor rietkwintet en orkest door Raaf Hekkema (2006)

César Auguste Jean Guillaume Hubert Franck werd in 1922 in Luik geboren, maar vanaf 1835 woonde hij in Parijs, waar hij, muzikaal zeer begaafd, veel meer mogelijkheden had zich te ontwikkelen, mede doordat er betere leermeesters ter beschikking waren. Franck studeerde contrapunt bij Anton Reicha (1770-1836) en compositie bij Aimé Leborne (1767-1866). Bij Joseph Zimmermann (1785-1853) volgde hij pianolessen, en in het orgelspel bekwaamde hij zich bij César FranckFrançois Benoist (1794-1878). Na zes jaar studie in de Franse hoofdstad keerde Franck in 1841 eerst weer terug naar Luik, maar in 1843 vertrok hij opnieuw naar Parijs, waar hij, tot aan zijn overlijden in november 1890, bijna een halve eeuw zou blijven wonen en werken. In de laatste periode, vanaf 1872, als opvolger van zijn leermeester Benoist, in de functie van docent voor orgel aan het Conservatoire.
Veel van de Franse componisten, die rond 1900 werkzaam waren, hebben bij de Franstalige Belg César Franck gestudeerd, en dat heeft zijn uitdrukking gevonden in de technische perfectie en de enorme klankrijkdom die deze musici aan de dag hebben gelegd. Hoewel Francks eigen vader zich tot in het kleinste detail heeft bemoeid met alles wat César aan muziek construeerde, en hem daarmee in zijn, niet alleen muzikale, ontwikkeling volkomen heeft gecastreerd — en het spreekt vanzelf dat een dergelijk lijden tot enigerlei vorm van on-welzijn moest leiden —, heeft dat voor de componist en latere leermeester César Franck toch niet geleid tot het uitleven van de erfzonde: het dwangmatige doorgeven van de geheel eigen neurotische elementen aan de navolgende generatie. Integendeel: Franck kon ook naar zijn studenten luisteren en hij bleek in staat om hun commentaren en homeopatisch gedoseerde ‘instructies’ op te volgen, met alle positieve gevolgen voor zijn eigen creativiteit. Franck kreeg de koosnaam ‘Père’ en ook dat gegeven indiceert hoezeer hij zich aan de opgedrongen gezinsneuroses uit zijn eigen jeugd heeft weten te ontworstelen, hetgeen alleen de allersterkste karakters lukt.

De Variaties
Francks Symfonische Variaties voor piano en orkest (2) hebben een duur van ongeveer een kwartier en ze bestaan uit één deel: Poco Allegro — Più lento/L’i­stesso Tempo/Molto più lento/Allegro non troppo. Het stuk heeft een relatief sobere orkestbezetting: dubbel bezet hout, vier hoorns, twee trompetten en pauken, naast strijkers. De compositie werd voor het eerst uitgevoerd door het orkest van de Société Nationale de Musique, op 1 mei 1886 in Parijs, met solistische medewerking van Louis Diémer. (3)
De moderne vorm van het werk wordt al in de titel weergegeven. De variatiekunst binnen de sfeer van de sonate wordt hier breed uitgemeten. Aan het begin worden twee tegengestelde thema’s aanvankelijk slechts in ‘ruwe schets’ voorgesteld: nadat alle strijkers eenstemmig het eerste motief hebben voorgesteld, antwoordt de solostem. Het tweede thema wordt door de strijkers en de houtblazers van het ensemble voorgesteld.
In het tweede gedeelte volgt het het tweede thema van het begin, thans in een koraal-achtige versie, vervolgens in vijf variaties. In het laatste gedeelte wordt dat alles aangevuld met het eerste thema van het begin. Franck houdt weliswaar vast aan de strakke contrapuntiek, maar heeft deze, zoals hij dat gewend was — en zeker in zijn laatste scheppingsperiode ook heeft gehandhaafd, o.m. in zijn Symfonie in d —, verrijkt met hartstochtelijkheid en een ontroerend cantabile.

Uitvoerenden
Het Noord Nederlands Orkest wordt voor deze gelegenheid gedirigeerd door de Fransman Jacques Mercier, die voor het concertpubliek in de noordelijke regio’s van ons land allang geen onbekende meer is: hij heeft de laatste jaren reedsVijf volwassen mannetjes, ‘zuigend op een riet’. Van links naar rechts: Raaf, Oliver, Jelte, Ivar; ‘zittend’ Albin. Samen vormen zij het Calefax Rietkwintet diverse concerten van het NNO geleid.
Het Calefax Rietkwintet wordt gevormd door:
Oliver Boekhoorn — hobo
Ivar Berix — klarinet
Raaf Hekkema — saxofoon
Jelte Althuis — basklarinet
Alban Wesly — fagot

Concertdata
Het eerste concert wordt gegeven in schouwburg De Lawei te Drachten, op donderdag 22 februari 2007, te beginnen om 20:00 uur. De dag daarna is De Harmonie te Leeuwarden aan de beurt, maar het concert begint daar een kwartier later: om 20:15 uur. Datzelfde tijdstip geldt voor zaterdagavond in het Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. Alle drie avonden wordt er, een uur of vijf kwartier voorafgaande aan het concert, een gratis lezing gegeven.

*****

(1) Ook in professionele poëziekringen zijn naar aanleiding van het overlijden van een collega, vriend of een openbare figuur, gedichten met de titel Tombeau geschreven ter nagedachtenis, direct of voor de herdenking van een sterfdag. De Franse dichter Stéphane Mallarmé deed dit onder meer voor zijn collega’s Charles Baudelaire en Edgar Allen Poe. Zie daartoe ons artikel over deze dichter, in dit elektronische medium afgedrukt op dinsdag 6 februari.

(2) Ruim vier decennia geleden had het toenmalige orkest, voor een concert onder leiding van Charles de Wolff in Groningen, deze Franck-Variaties op het programma staan. De dirigent had als solist uitgenodigd de toenmalige burgemeester van Utrecht, Jhr. Mr. De Ranitz, die net als pianist een tijdje in het nieuws was geweest en vooral in Denemarken een goede pers had gehaald. In de krant van de volgende dag verscheen een foto van de solist, die, staande naast de pianokruk, eerst even zijn bril ging oppoetsen. Een gesloten partituur kreeg bovenop de vleugel een plaatsje, voor het geval dat. En het geval deed zich voor: als door de zitting van de pianokruk gebeten, schoot de solist middenin de uitvoering overeind en bladerde fluks in de partituur. Aan het einde van het in alle opzichten tweederangs optreden gold het applaus dan ook meer het feit dat de man burgemeester was en probeerde te musiceren.
“Ook de poging is schoon,” zal menigeen die avond hebben gedacht. Het kan eigenlijk niet toevallig een slechte avond geweest zijn: tijdens het optreden in Denemarken had de man gewoon een goede avond, en wellicht had hij in huiselijke kring en in de sfeer direct daarbuiten een aardig toucher en zulks meer, maar één relatief topoptreden van een dilettant maakt nog geen professioneel aanvaardbare solist.

(3) De diverse bronnen zijn het eens over de datum en de plaats van de première. Over wie dirigeerde, zijn de geleerden het echter volstrekt oneens. Volgens de éne informant stond de uitvoering onder leiding van de componist, een andere meent even stellig dat het orkest die avond werd gedirigeerd door Jules Pasdeloup (1819-1887), en een derde exegeet gaat het probleem uit de weg door het te negeren. Dat heeft weer, al dan niet bewust, veel navolging gevonden.

*****

Afbeeldingen
1. Maurice Ravel.
2. Dirigent Jacques Mercier. Foto uit oktober 2003.
3. César Franck.
4. Vijf volwassen mannetjes, ‘zuigend op een riet’. Van links naar rechts: Raaf, Oliver, Jelte, Ivar; ‘zittend’ Alban. Samen vormen zij het Calefax Rietkwintet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *