Over W.B. Tholen, Jean Bertheroy en de meisjes van de Zeedijk

Dit weekend opent in Parijs een tentoonstelling over Willem Bastiaan Tholen:
een kleine maar niet oninteressante of ongetalenteerde schilder uit de marge van Tachtig. In Parijs wordt hij gepresenteerd als ‘un impressionniste’ hoewel ik het verband tussen Tholens oerdegelijk Haagse school-realisme en het modernistisch-subjectieve van genoemde stroming niet direct zie, maar goed, dat is ook maar een dilletantistische mening.
U kent Tholen wellicht van zijn fraaie schilderij van de zusters Arntzenius, dat hier jarenlang als banner fungeerde. In februari komt de tentoonstelling, onder een zinniger titel, in het Dordrechts Museum, dus tenzij u in de tussentijd in Parijs bent moet u nog even geduld hebben.
Nu wil het geval dat ik wel eens in Parijs ben geweest, maar nimmer in Dordrecht dus dat ga ik dan maar eens doen, want overzichtstentoonstellingen van negentiende-eeuwse schilderts zijn altijd leuk. Dordrecht ken ik vooral van een roman waar ik al jaren over wou schrijven en nu eindelijk een aardige Parijs-Dordrechtse-connectie-aanleiding voor hebt.
Het betreft De drie dochters van Pieter Waldorp van Jean Bertheroy [bewerkt door Jo van Sloten] en in 1897 verschenen bij Van Holkema met bandontwerp en illustraties van Wenkenbach. Het is een van de meer curieuze boeken uit de rond1900collectie van ‘verdwenen’ vertalingen uit het Frans aangezien het hier als kinderboek verscheen maar Jean Bertheroy was een ietwat decadenterige aangelegde Franse schrijfster die typische fin de siècle-romannetjes schreef waar Couperus zo de literaire boter kan hebben gehaald vanwege de antieke situering en de daarbij behorende knaapjes en nimfijnen.
Eén daarvan verscheen, rond 1895?, curieus genoeg ook in het Nederlands, eveneens in een bewerking van Van Sloten: Cesar en zijn meester. Van welke Bertheroy het een vertaling is weet ik niet want ik zoek het al zo’n vijftien jaar volstrek tevergeefs. Mocht u het hebben neem ik het graag van u over.

De dochters van Pieter Waldorp is in ieder geval een vertaling van Bertheroy’s Les trois filles de Pieter Waldorp (1897). Dat het direct in het Nederlands vertaald werd is te verklaren want het speelt zich in zijn geheel af in Dordrecht en beschrijft die plaats uitvoerig. Hoewel ik mij niet per definitie gespecialiseerd heb in literair-historische geografie weet ik geen andere buitenlandse roman van rond 1900 die daar gesitueerd is. Mocht u het te pakken krijgen zou ik het meteen meenemen.
Tot die tijd moet u het met dit kleine receptie-overzichtje doen:

Het boek maakt een vreemden indruk. Voor wie is het eigenlijk bestemd? Mejuffrouw van Sloten heeft het verhollandscht; de heer Wenckebach heeft er een paar plaatjes bij geteekend; het is de geschiedenis van drie jonge meisjes, kort verteld. Dit alles schijnt op een meisjesboek te duiden, en toch zal het onze Hollandsche kinderen (want met haar vijftiende gaan ze hier romans lezen) vreemd vallen. Het is niet hartelijk, goedig, vroolijk, als meisjesboeken; het is tendenz-achtig, nu en dan hard en zakelijk, het heeft weinig onschuldige vroolijkheid, of liefheid, of bekoring; het doet eer aan een strijdschrift dan aan een vriendelijke gave denken. (Nederland 1898-II)

(…) bij de bewerking geheel verhollandst, ook door de aardige illustraties van Wenckebach. Een aantrekkelijk boek voor niet te jonge meisjes, vooral door het pittige hoofdpersoontje. (Nieuws van den dag 29-11-1897)

Aardig is tenslotte misschien het verband tussen dit boekje en Tholens werk, waar  het tenslotte om gaat want het lijkt er sterk op dat Wenkenbachs molen op de omslag van Bertheroy’s boek die van Tholen heeft beïnvloed, hier afgebeeld uit de collectie Simonis en Buunk. Niet toevallig zijn deze qua positie en nabijgelegen water precies gespiegeld. Wenkenbach en Tholen waren namelijk goede makkers die vanaf ongeveer 1885, Nieuwe Gids-tijd, samen geregeld de snolletjes op de Zeedijk bezochten. Niet mijn woorden hoor, maar dat blijkt uit een los dagboekblad dat een vriend van me pas aantrof in een tweedehands exemplaar van Bakels’ welbekende overzichtswerk van Tholens schilderijen. Daarin is onder meer te lezen:

‘Met Wenkie [Wenkenbachs bijnaam, door Zilcken eens verzonnen rond 1887, sb] de gansche nacht gesnold op de Zeedijk. Zag Israëls en Frans E.[rens, sb] ook, straallam na Kras[napolsky, sb] en Mast [Tachtigerscafé aan Nieuwezijds, sb] Wenk nam wêer die dikke donkere, ik Céline [notoire blonde minderjarige prostitué, mogelijk model voor Van Dams roman Mademoiselle Céline, 1902]. Daarna weer hondsberoerd [vier woorden doorgestreept]. Wenk overtuigd zoo mee te gaan naar de Buikmolen [molen aan de Buiksloterdijk, staat er nog steeds, sb]. Voor de luim beiden twee gespiegelde schetsen v. molen gemaakt. Volgende dag op atelier bekeken, niet onaardig, Wenk hierover bericht [blad afgescheurd].’

Wordt vervolgd!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *