In de Nederlandse letteren van zijn tijd was er maar bitter weinig dat Louis Couperus kon bekoren. Slechts enkele schrijvers konden op zijn uitgesproken waardering rekenen. Een daarvan was Henri Borel. Ook het werk van zijn vriend Maurits Wagenvoort werd door de Haagse meester geprezen. Zijn Maria van Magdala, ‘een rijp en heerlijk werk, dat ik dikwijls weêr eens opneem en altijd met genot overlees’, zou Couperus wel eens op het pad van de historische roman hebben kunnen gebracht. […]
In de Nederlandse letteren van zijn tijd was er maar bitter weinig dat Louis Couperus kon bekoren. Slechts enkele schrijvers konden op zijn uitgesproken waardering rekenen. Een daarvan was Henri Borel. Ook het werk van zijn vriend Maurits Wagenvoort werd door de Haagse meester geprezen. Zijn Maria van Magdala, ‘een rijp en heerlijk werk, dat ik dikwijls weêr eens opneem en altijd met genot overlees’, zou Couperus wel eens op het pad van de historische roman hebben kunnen gebracht. […]
Eigenlijk is Het boek van de kinderen, een nieuwe historische roman van A.S. Byatt die zich afspeelt in het Engeland van rond 1900, veel te dik, schrijft Julie Phillips in Trouw. Niettemin brengt zij de utopische tijdgeest van honderd jaar geleden wel schitterend tot leven: ‘In Byatts interpretatie heeft het Britse fin de siècle veel weg van de fantasiewereld uit kinderboeken: een schemerig poppentheater in München, Fludds afgelegen huis, de jugendstil paviljoens en decoraties van de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. Bladzijdenlang weidt ze uit over de wandtapijten van William Morris, de sieraden van Lalique en de beelden van Rodin. Het boek is gelardeerd met sprookjesmotieven: dubbelgangers, slaapwandelaars, geheime plekken in het bos.’
Eigenlijk is Het boek van de kinderen, een nieuwe historische roman van A.S. Byatt die zich afspeelt in het Engeland van rond 1900, veel te dik, schrijft Julie Phillips in Trouw. Niettemin brengt zij de utopische tijdgeest van honderd jaar geleden wel schitterend tot leven: ‘In Byatts interpretatie heeft het Britse fin de siècle veel weg van de fantasiewereld uit kinderboeken: een schemerig poppentheater in München, Fludds afgelegen huis, de jugendstil paviljoens en decoraties van de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. Bladzijdenlang weidt ze uit over de wandtapijten van William Morris, de sieraden van Lalique en de beelden van Rodin. Het boek is gelardeerd met sprookjesmotieven: dubbelgangers, slaapwandelaars, geheime plekken in het bos.’