Het was weer het einde van het jaar en dus weer lijstjestijd. Niets aan te doen helaas. Het is ergste was nog wel die lijst die waaraan bijna niet te ontkomen was, ook als je de treurbuis en de radio zoveel mogelijk negeerde: de ‘Top 2000’. Het ene nummer nog erger dan het andere. ‘Maar mijnheer Bink,’ hoor ik u denken, ‘popmuziek is toch een goddeloze, ja van de Satan gekomen, verwerpelijke, lichthartige cultuur, daar moet toch heel veel schoon decadents tussen zitten?’ Maar natuurlijk, lieve argeloze lezer, je kan je gans uitleven aan de draaitafel, zij het op losse nummers of volledige grammofoonschijven. Daarom, met een door kerstspleen en -ennui veroorzaakte vertraging, de decadente rock’n’roll top 20! We zullen soms linken, maar die links verdwijnen doorgaans redelijk snel, dus we raden u aan, mocht u dat willen, zelf de platenzaak in te duiken (of zoiets verwerpelijks decadents als Spotify te gebruiken, waar wij natuurlijk niet aan meedoen). Hoe dan ook, 1-2-3-4!
- Lee Harvey Oswald Band – A Taste of Prison (1994). Bowieësque rockers die zelfs Junior’s Farm van Wings duister weten te doen klinken. Briljant surrealistische teksten ook in ‘Jesus never lived on mars’: ‘”J” was an alien/Just one of the Boys/He had a rock’n’roll band/He smoked dope daily and soon he believed he was a Miracle Man.’ Erudiete artistieke referenties in ‘Van Gogh and the Chemical Haze’: ‘I paint the world red from the wound in my head/It seems that I’ve cut off my ear/Pardon me Madame, there is no need to scream/Excuse me for drinking your beer.’ Nooit meer iets van ze gehoord, ik heb ze ook nooit live gezien helaas, maar ze eindigen uiteindelijk toch in Oscar Wilde-stijl: The Bowels of RocknRoll.
- David Bowie. De kil-afstandelijke zang, zijn exotisch artificieel voorkomen en erudiete poëtische teksten zouden hem eigenlijk de eerste plaats moeten doen toekomen, maar wij prefereren obscuriteit boven roem, zodat Bowie naar positie twee gaat. Nog voor zijn terecht wereldberoemde genderbending Ziggy-fase zong hij in 1966 op het b-kantje ‘London Boys’ op melancholisch-subtiele wijze over in de hoofdstad ten onder gaande heerschappen. En dat was nog maar het begin. Ziggy Stardust, een bepaald exotisch personage dat ook nog eens ten onder gaat, is de moderne imaginaire rock’n’roll oerdecadent. Welke wanhopige puberale decadent heeft gelijknamige lp uit 1972 niet grijs gedraaid? Precies. Die deelt een plaats met het in onze optiek nog subtielere en schonere Hunky Dory uit het voorgaande jaar. Wij zagen overigens de grote Bowie-tentoonstelling vorig jaar in dat verschrikkelijke Berlijn – fenomenaal. Nu in Groningen: gaat dat zien!
- The Velvet Underground. De J.-K. Huysmans van de rock’n’roll. Een band die zich vernoemt naar een boek over de fluwelen ondergrond en een nummer heeft gebaseerd op een negentiende-eeuwse, decadente klassieker, kan niet fout zijn natuurlijk. ‘I am tired/I am weary/I could sleep for 100 years’: het decadente lijflied van artistieke misfits van alle tijden. En welke vrouw is er nu fataler en ijziger dan Nico? Die ook nog eens in zekere decadent Italiaanse klassieker speelde!
- The Rolling Stones. ‘The devil is a woman’, maar hier is de satanische dandy en fatal man gewoon een man genaamd Mick. Welke band is er decadenter dan de Stones omstreeks 1970? Het voorbeeld voor alle decadente wannabes na hen. Ze hadden hun eigenste femme fatale in de persoon van Marianne Faithfull, hun gitarist stierf jong en onder mysterieuze omstandigheden in ’69, ze flirtten met Satan (Their Satanic Majesties Request, 67, Sympathy for the Devil), verwachten niets van het leven (‘No expectations’) en vergeet u vooral niet Jaggers optreden in de ietwat decadente misdaadfilm Performance uit 1970. Extra decadente credits: in Erwin van Joyce & co. (1973) zit een briljante passage waarin de verteller allerlei songteksten van Stones-nummers uit ’67-’68 parafraseert.
- Black Sabbath. Over Satan gesproken: Mario Bava maakte diverse, subtiele horrorfilms die met een flink been in de traditie van de contes cruels van rond 1900 staan. De band Earth zag een van die films en veranderde spontaan zijn naam. Er is geen betere soundtrack bij Là-bas dan de eerste lp van Black Sabbath. En net als Huysmans’ roman gaat die over iets volstrekt idioots, namelijk satanisme, maar toch zijn beide bepaald overtuigend. Ozzy en zijn band werden later nogal stompzinnig, maar die eerste vier lp’s behoren, samen met die van de Stooges, tot de beste van rond 1970. Nog een eervolle vermelding voor de vierde lp van Black Sabbath: doorgesnoven metafysische stonerrock; decadent gedoe! Voor de goede orde: heavy metal is stom en niet decadent. Maar Satan is wel degelijk rock’n’roll, als je het goed doet althans. En goed in de decadente traditie betekent een combinatie van het verschrikkelijke, het schone en – slechts schijnbaar paradoxaal – het levenslustige.
- The New York Dolls. Bij ons weten de enige band die nadrukkelijk genoemd wordt door een expert in de décadence: Camille Paglia. (Kent u haar nog? Van Sexual personae: Art and Decadence from Nefertiti to Emily Dickinson, 1990). Ze haalt de band aan in haar essaybundel Vamps and Tramps (1994). Maar ook zonder academisch verantwoorde referenties druipt de decadentie af van hun eerste twee lp’s. De titel Too much too soon is een decadent statement an sich, hun eerste lp bevat een referentie naar negentiende-eeuwse literatuur (Frankenstein), de tweede een nummer over Babylon, en de band ging glorieloos ten onder aan drugs en drank en andere ellende. Helemaal goed.
- The Stooges. En dan moet Iggy er natuurlijk ook bij, maar eigenlijk is hij te stijlvol om decadent te zijn. Zelfs toen hij onder zeer decadente omstandigheden verkeerde, in 1974-’75, na het uiteengaan van The Stooges, kon je hem nooit betrappen op een werkelijk sleazy voorkomen. Dik onder de drugs maakte hij in L.A. het poëtische en nocturne Kill City: de titel is natuurlijk een referentie naar de dode stad van Rodenbach & co. En in onze optiek heeft Funhouse ook iets heel decadents, waar we echter niet precies de vinger op kunnen leggen.
- The Mentally Ill. Monsieur de Phocas, Willem Termeer, Des Esseintes: allemaal zo gek als een deur. Over waanzin is vaak genoeg gezongen, maar om decadent te zijn dient dit gecombineerd te gaan met intelligentie, eruditie, zelfbewustzijn en als het kan ook nog obscuriteit. Dat heeft The Mentally Ill allemaal: vier vergeten tieners die zich rond 1978 voordeden als psychiatrische patiënten en daar een ook nu nog bepaald verontrustende bak herrie over maakte.
- The Apers. Over punk gesproken: ‘don’t you start met talkin’/I’ll tell everything I know.‘ Punk en decadentie is een hoofdstuk apart: Baudelaire zou groen haar hebben gehad en de burger choqueren met verhalen over het eten van baby’s. Reuze punk natuurlijk. À Rebours en de Franse symbolisten waren de favoriete lectuur van de New Yorkse punk-onderground van de jaren ’70 en gaat u maar door. Maar hoe moet de favoriete punkpopband van de rond1900.nl-redactie hier nu ingevoegd worden? Welnu, eenvoudig: tussen 2000 en 2005 speelde Jerry Hormone in deze band en die kwam hier al eens voorbij als neo-dandy. Recent publiceerde literair werk, en primitief gedrag (rock’n’roll) plus aantoonbare intelligentie = decadent verantwoord. Dingen impulsief, vanuit een ‘onderbuikgevoel’ en niet-cerebraal-doen is dat immers bepaald níet.
- The Beatles. In de zomer van 1966 was in Londen de grote Aubrey Beardsley-tentoonstelling: het begin van de hele jugendstil-revival die nooit meer is opgehouden. De psychedelische platenhoezen en concertposters waren één groot art nouveau-feest. Een van de bezoekers van de Beardsley-expo was Klaus Voormann, die daar de inspiratie opdeed voor zijn Revolver-hoes. Wij namen altijd aan dat de Beatles zelve ook de tentoonstelling bezocht hebben. Is dat zo? Wie weet dat? Hun lp kan hoe dan ook in deze lijst, ook omdat die de meest literaire en poëtische van alle Beatles-lp’s is. Trouwens: in diezelfde zomer was er in de Piccadilly Galery een Carel de Nerée-tentoonstelling: ‘A practically unknown artist, but one whose work is perfectly in key with one aspect of the taste of the moment,’ schreef The Daily Telegraph (4 augustus 1966). Zouden de Beatles die ook hebben bezocht, wellicht getriggerd door de ene tekening van De Nerée die op de Beardsley-tentoonstelling te zien was? Wie het weet mag het zeggen!
- The Warlocks. Over psychedelisch gesproken: The Warlocks schreven in 2001 een heel poëtisch liedje voor bovengenoemde femme fatale Nico: Song for Nico komt dit jaar met stip binnen op 11! ‘Wij schrijven ontuchtig/wij leven kuis,’ antwoordde met Martialis Barbey d’Aurevilly eens, aangaande zijn literaire werk en vermeende decadentie. Zo is het hier ook en wij zagen The Warlocks in die tijd eens in een lokale poptempel en hingen volstrekt nuchter tegen het plafond, zó psychedelisch en indrukwekkend was het. Enivrez vous!
- 20/20. Over Baudelaire gesproken: ‘anywhere ouf of this world’ is ook al zo’n decadent credo. Zie ook À Rebours. Rockers willen echter meestal meer laag-bij-de-grondse zaken. De bebrilde intellectuelen van 20/20 met hun ‘Leaving your wold behind’ staat dit jaar op 12.
- Scott Walker. We hadden Bowie, dan moet Scott er ook in! Zijn legendarische lp’s 1–4 (1967-1969) moeten gedroomd en gefloten kunnen worden door studeerkamerdecadenten aller landen. Het is immers schaamteloos elitair, literair, tegen de keer, experimenteel en gaat u maar door. Een perfect voorbeeld ook waarin nog met de dood geflirt wordt lijkt ons The Seventh Seal. Prachtig.
- Richard Hawley. Op Scott sluit dit heerschap naadloos aan. Reuze literair en subtiel, weemoedig een vol poëtische grootstadsbeelden, en daardoor decadent verwantwoord. En gedoemd te mislukken, want Born under a bad Sign.
- The Bee Gees. Pardon? Jazekers. Disco is heel decadent in natuurlijk de volstrekt verkeerde zin van het woord, maar hun debuut-lp uit ’67 opent met Turn of the Century en is verder, net als de twee daarop volgende lp’s, heel subtiel en literair. Genoemd nummer klinkt meer alsof ze de eeuwwisseling rond 1800 bezingen, maar een kniesoor die daar over valt.
- Johnny Cash. Hoewel cowboys natuurlijk heel eind-negentiende-eeuws zijn, is countrymuziek vaak niet bepaald decadent te noemen. Een uitzondering in de decadente rock’n’roll-canon dient natuurlijk gemaakt te worden voor de volstrekt eigenzinnige Johnny Cash. En dan wederom zijn latere werk, uit de midden tot late jaren ’70. Doet denken aan Lee Hazlewood en dat is iets heel goeds. Zoals inmiddels bekend en waar hier ook blijkt een reuze decadente tijd. Neem nu zijn versie van Ghost Riders in the Sky: helemaal literair verantwoord als u het ons vraagt.
- Blondie. Slimme mensen die punkers: een van voornoemde leden van de New Yorkse underground was Gary Lachman, beter bekend als Gary Valentine van Blondie. Naast poprocken wist en weet hij ook veel van mystiek en occulte zaken (fin de siècle!) en hij verzorgde bloemlezingen daarover voor onze favoriete Engelse uitgever Dedalus. Hoe rock’n’roll is dat? om het modern te zeggen. Maar hoe decadent is Blondie nu helemaal? Niet, dus dan maar gewoon een mooie Blondie op 17.
- The Buffalo Springfield. ‘We are all in the gutter, but some of us are looking at the stars.’ (Wilde, O.) De tol van de roem is heel decadent te zijn. Dat is niet altijd prettig, denkt u aan Johnny Thunders of Robbie Williams. Liedjes over de ellende en leed van het beroemd zijn zijn er te over, maar om decadent te zijn moet het heel subtiel en poëtisch zijn. Nu, dat is ‘Broken Arrow‘ van The Buffalo Springfield uit ’67 zeker!
- Ron Wray Light Show. Psychedelica is, zoals mag blijken, per definitie decadent. Drugs is dat ook, hoewel de twee natuurlijk een symbiotische relatie hebben. De hoeveelheid muzikale psychedelica (over drugs) is duizelingwekkend, dus we moeten kiezen. Dat wordt dan de prettig obscure single Speed van The Ron Wray Light Show uit ’67.
- Motorhead. Lemmy, met altijd een neus vol drugs, is toch ook behoorlijk decadent: hij heeft althans de dood getrotseerd. Zou zomaar een plot kunnen vormen voor een obscure conte cruel. Daarnaast begon hij in Hawkwind, de psychedelische rockers die decadent verantwoord zijn. Luister u maar eens naar hun Doremi Fasol Latido 1972. Als uitsmijter dit jaar een nummer dat een zeer decadent credo bezingt: The Chase is Better than the Catch. [Helaas kwam kort na het moment van schrijven het bericht dat Lemmy alsnog is overleden.]
Fraai Sander, maar ik mis er één: Patrick Fitzgerald,die in de vroege jaren 1980 met 2 zó zwarte, zó depressieve LP’s kwam, dat het een wonder is wanneer luisteraars het overleefd hebben. Ik vind ze precair-mooi, helemaal doom and gloom.
Gifts and Telegrams (1982), Red Flame Records, en Drifting Towards Violence (1984), Himalaya Records.
In mijn studententijd spendeerde ik menig dinsdagavond gekluisterd aan de VPRO op Hilversum 2 voor de interviews (nee, daar had ik de Playboy niet voor nodig). Zo hadden ze Camille Paglia gestrikt. Vooraf de melding dat ze de opnames vertraagd zouden afspelen, ze lieten even een stukje op ware snelheid horen. En dan woensdagmiddag vanaf half twee op Hilversum 3 opnieuw de VPRO met Toga Party, en dan doordenderen tot Ronflonflon met Jacques Plafond (en alle andere Wim T.-scheppingen). Toen kon je nog radio luisteren! Op vrijdagochtend Het Gebouw, al dan niet met Marathoninterview. alleen jammer dat het niet allemaal VPRO was, maar dan zette je maar de BBC World Service op, met regelmatig absolute takkeherrie in de John Peel Show.
Nostalgie zoals nostalgie ooit bedoeld is.
En http://armas-letras.blogspot.nl/ is weer actief – gelukkig nieuwjaar dus.
Dank voor de toevoegingen! T. rex (Dandy in the underworld) en Marc Almond hadden er eigenlijk ook nog ingemoeten..!
Vergeet The Sparks niet! Het duurde even voor ik het volgende nummer kon meezingen, in een lagere stem uiteraard:
Hear No Evil, See No Evil, Speak No Evil. Van het album: Gratuitous Sax …
Kende ik niet, maar, ja, past ook in het rijtje!