‘Hippie’

Frits Lapidoth als taalvernieuwer? In Vrij? (1897), zijn roman over de ‘vrije liefde’, wonen een jongeman en zijn geliefde ongetrouwd samen. Dat zint de huisbaas natuurlijk van geen kanten: […]

Frits Lapidoth als taalvernieuwer? In Vrij? (1897), zijn roman over de ‘vrije liefde’, wonen een jongeman en zijn geliefde ongetrouwd samen. Dat zint de huisbaas natuurlijk van geen kanten: ‘Dan zult u moeten verhuizen’ ‘Verhuizen? Waarom? Is er dan een bod gedaan?’ ‘Neen, meneer. Maar dan moet u verhuizen’ ‘Waarom?’ ‘Nou, dat zal meneer wel begrijpen’ ‘Vraag excuus. Dat begrijp ik volstrekt niet.’ ‘Ja, ziet u, de bovenbewoners gaan weg als u blijft, en meneer Randrooy gaat weg als u blijft…. vanwege het hippie, dat uwe hier in huis hebt. ‘Wàt? Het… hippie?’ ‘Nou ja, de dame zal ik dan maar zeggen.’ (p.35) Ik ben geen taalkundige, maar ik dacht altijd dat het woord ‘hippie’ voor het eerst gebruikt werd in Amerikaans slang uit de jaren twintig of dertig.

Eén gedachte over “‘Hippie’”

  1. Dat is een goeie! Maar Hip (HET hippie) is bargoens en staat in De Boeventaal (1906) keurig tussen ‘Hintemer’ en ‘Hobbelbak met daaien’: ‘Hip, avontuurtje; ook snol. Dat niese loopt op een hip. Ze kan hippies bij de vleet krijgen.’
    Overigens kwam ik in een krant uit 1910 reclame tegen voor een bepaald merk batterij-tester, de Hipp-kwikwip. Zouden de lezers van die krant daar ook bijgedachten bij hebben gehad?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *