Een roep om hulp

Al geruime tijd loop ik rond met een onderwerp dat ik graag eens aan de kunstzinnige en welopgeleide volgers van rond1900.nl voor zou willen leggen. Het gaat om het verschijnsel van de ‘roependen’, bij onze Oosterburen ‘Ruferinnen’ genoemd. […]

Al geruime tijd loop ik rond met een onderwerp dat ik graag eens aan de kunstzinnige en welopgeleide volgers van rond1900.nl voor zou willen leggen. Het gaat om het verschijnsel van de ‘roependen’,  bij onze Oosterburen ‘Ruferinnen’  genoemd.

In mijn beleving is het een verschijnsel dat zich — met een ruime marge — toch vooral rond 1900 manifesteerde. Daarvóórvind ik er in de kunstgeschiedenis geen verwijzingen naar, en daarna is het ook nauwelijks toegepast.

‘Waar gaat dit allemaal over?’, zult u zich ondertussen afvragen.

Concreet gaat het om sculpturen of gevelversieringen van — meestal — vrouwen, die doorgaans met opengesperde mond en een tot een toeter gevormde handen hun stille boodschappen naar de beneden hen liggende straten of pleinen schreeuwen. De meeste voorbeelden ervan vond ik in het oosten van Europa, maar onze eigen Lambertus Zijl blijkt zich ook van dit thema te hebben bediend. Mede daarom neem ik dus de vrijheid het aan u voor te leggen.

Want wat me vooral knagend bezig blijft houden is het ‘wat en waarom’ hier achter. Wat is de iconografie van deze figuren? Ik kan er nergens ook maar iets over vinden. Het is verleidelijk om te denken dat ze een ‘dawn of a new era’ aankondigen. De eeuw van de schoonheid… Maar sommigen kijken ronduit gekweld.

Lees ook:  De Couperus-banden van Jan Toorop

Het Duitse taalgebied kent het begrip ‘Ruferinnen in der Wüste’, vergelijkbaar met onze ‘roepende in de woestijn’. Dit is een Bijbels begrip; iemand die waarschuwt voor een bepaalde ontwikkeling, maar waar niet naar wordt geluisterd.

U ziet: een aantal losse einden waar ik in ieder geval geen samenhangend koord van kan vlechten. En toch heb ik het gevoel dat het belangrijk is. Dat het doorgronden van dit verschijnsel in relatie met tijd en tijdgeest wel eens heel bijzonder zou kunnen zijn.

Graag reacties! Elke bijdrage wordt bijzonder gewaardeerd…

5 gedachten over “Een roep om hulp”

  1. Geachte,

    Het boek “De gebuurtekapelletjes en gevelbeelden te Gent” (G. Celis, boek niet in mijn bezit)levert u misschien een paar afbeeldingen, en vooral namen van beeldhouwers of bronsgieters, op basis waarvan u uw zoekwerk in de catalogi van deze artiesten kunt gebruiken om via de beschrijving van sommige kunstwerken meer te weten te komen.

    Hetzelfde raad ik u aan met het boekje: “Gentse gevelbeelden” (Karel Haerens, 1984, wel in mijn bezit, maar op dit ogenblik niet bij de hand). Succes niet verzekerd, maar het is een hint om te zeggen dat Gent door willekeurige stedennamen kunnen vervangen worden om op het spoor te komen van boeken die deze materie regionaal behandelen.

    Met vriendelijke groeten,

    Danny

  2. Beste Jalf, wat een goede vraag. Ik moet je het antwoord schuldig blijven, maar het is ongetwijfeld iets dat uit het symbolisme voortkomt en dat verschillende betekenissen zal hebben.

    Naast de eindtijdbode uit de Bijbel doet het mij ook denken aan de Sirenen: Griekse halfgodinnen die met hun gezang zeelui verleidden en lokten en op de klippen lieten lopen. Maar de Sirenen hadden een vogellichaam en dat was dan vast wel ergens uitgebeeld.

    Het feit dat de koppen altijd op gebouwen te zien zijn, zegt trouwens waarschijnlijk ook iets over de betekenis. Het zou dus ook een verwijzing naar de architectuur kunnen zijn en/of zijn overgenomen uit een oude cultuur waarin de bouwkunst een belangrijke rol speelde (zoals de Perzen/Grieken/Egypte). Of uit de literatuur/muziek (Wagner?)

    Enfin, ik weet het ook niet, maar mocht ik er ergens iets over lezen, dan laat ik het je weten!

  3. Inderdaad een interessante kwestie. Zelf moet ik bij deze sculpturen – handen langs het hoofd, opengesperde mond, gepijnigde blik, licht ambigue sekse – onvermijdelijk denken aan De Schreeuw (ca. 1893) van Edvard Munch.
    Zou dat een zinvol zoekspoor zijn?

  4. Je kan inderdaad natuurlijk wel kijken hoe de schreeuw wordt geduid, gecontextualiseerd. In de literatuur rond 1900 overigens nog niks schreeuwerigs gevonden vooralsnog.

  5. Ligt de oorsprong niet in de Germaanse mytholgie?
    (‘Priesterinnen wurden Ruferinnen genannt’, p 32 Peter Antes – Grundriss der Religionsgeschichte).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *