Aankomst
voor Roderick Usher
We hielden onze hoofden scheef gericht,
de schuine blikken in de juiste hoek.
Op vale landerijen hing een mist,
met nog intiemere gestalten van
een stemming die ons werkelijk niet lag.
We zagen hoge muren in elkaar,
de daken waren kleurloos spits. Gedreven
liepen de naakte tuinen bloeiend leeg.
Ons leek iets van de vensters uit te lekken.
Het was geen moeite. Van wat er vertrok,
verscheen op ons gezicht niet eens een huis,
door simpelweg de resten uit te trekken.
Van warmte en van vorst. Tot in de nok,
kwam wat voor ons zagen om het leven.
Vooral omdat de hemel niet betrok.