Over A.H. Bakker Korff en De Ware Jacob

Uw décadence-reporter (om  zonder permissie een trouwe lezer te citeren) stapte, in het belang van ’s lands kunstgeschiedenis alsmede uit pure ennui, afgelopen maandag op zijn fietsje om vanuit zijn decadente villa in Amsterdam-Noord helemaal af te reizen naar Amsterdam-Zuid. Zuid, waar de mensen slank zijn en netjes gekleed, en waar in de Cornelis Schuytstraat in een welbekend veilinghuis een petit vernissage was. Reuze nuffig en decadent, ik lijk Jort Kelder wel. Niet dus, beste lezer. Nu ja, ik was daar wel, maar ik doe mij sjieker en belangrijker voor dan ik ben. Ik kende er uiteraard niemand en decadent was het ook al niet.

Het betrof namelijk een kleine tentoonstelling gewijd aan de schilder Alexander Hugo Bakker Korff (1824-1882): ‘Voyeur van stand.’ Met décadence, fin de siècle, symbolisme of welk ander aan het modernisme gerelateerde kunst heeft dat natuurlijk niets van doen. Toch kan ik u aanraden – haast u, want het is nog maar tot de veertiende februari –, er even langs te fietsen; mede dankzij het RKD is het zeker bezienswaardig geworden, met werken uit diverse musea en particuliere collecties. Alleen al het feit dat een ‘kleine’ en ‘vergeten’ schilder deze aandacht krijgt is prijzenswaardig.

Terugfietsende naar de boerenkool en mijn eigenste femme fatale vroeg ik mij af hoe ‘onze’ rond1900-artisten tegen Bakker Korff en zijn huiselijke taferelen hebben aangekeken. Zouden ze het verafschuwd hebben? Of zouden ze zijn toch best gezellige interieurs en schilderkunstige technieken stiekem toch hebben gewaardeerd? Geen idee. En, zo vroeg ik mij verder af, hoe zit het eigenlijk hier te lande met het zich afzetten tegen de vorige schilderkunstige generaties rond 1900? Volgens mij werd dat amper gedaan. In ieder geval niet in de zin van de destructie van de futuristen of de Vijftigers met hun nadrukkelijke ‘er is een lyriek die wij afwijzen’. De Tachtigers werden of worden wel als avant garde neergezet, maar hun afwijzende retoriek ten opzichte van hun voorgangers is mijns inziens te verwaarlozen; zij waren toch wel erg deel van het establishment. De Nederlandse, al dan niet symbolistische schilders van de jaren 1890 hebben zich amper  als groep gemanifesteerd. Ze hebben zich zeker wel individueel wel tegen hun voorgangers geuit, maar bij mijn weten niet collectief. Hoeft ook niet natuurlijk, maar u weet: wij van rond1900.nl trachten Image101intellectueel à rebours te zijn en zoeken altijd een tegenstem. Een aangeboren, gedegenereerde en verzwakte afwijking.

Lees ook:  Biografie Arthur van Schendel

Bij thuiskomst vonden wij gelukkig ons favoriete satirische spotblad alsnog nabezorgd (het lag al honderd jaar bij de buren). Het humoristisch-satirische periodiek De Ware Jacob was uiteraard geen spreekbuis voor de avant garde, maar bij mijn weten een van de weinige periodieken die het rond 1900 aandurfden alles en iedereen te bespotten. Inclusief de oude negentiende-eeuwse schilderschool die toen, Toorop, Thorn Prikker cum suis ten spijt, nog steeds de boventoon voerde in het Nederlands schilderkunstig landschap.

In het  nummer van zaterdag 9 juli 1904 vonden wij een verslag van een Schilderijen-Tentoonstelling bij Arti. Rijk geïllustreerd met (spot)prenten. Wij geven er hier een aantal weer; ze zijn bij mijn weten niet eerder gereproduceerd en dat is, alleen al als kunsthistorische trivia,  wellicht aardig. Een enkele is ook niet ongeestig.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *