Als nationalist en theatermaker was W.B. Yeats een man van de wereld, maar als dichter was hij een man van de droom. Dit geldt zeker voor de poëzie die hij vóór de eeuwwisseling schreef. Moegestreden door de werkelijkheid droomde hij als Dante van de liefde en als Wordsworth van de natuur. Beide dromen vermengde hij met zijn eigen visioen van de Keltische mythologie.
In The Celtic Twilight (1893) verzamelde hij Ierse verhalen over druïden en elven, tovenaars en goden. In deze wereld vond hij een alternatief voor het onstuimige heden en de klassieke mythologie die hij met de Engelse overheerser associeerde. The Celtic Twilight eindigt met een gedicht waarin Yeats de zachte schemer van zijn thuisland prijst boven het helle licht van het heden.
De afkeer van de moderne wereld die spreekt uit ‘Into the Twilight’ deelde Yeats met velen van zijn tijdgenoten. Maar de aanbidding van de natuur – het mystieke verbond van zon en maan en woud en dal – doet eerder denken aan de vroege Romantici. Met hen deelt Yeats ook zijn nationalistische trots: niet voor niets noemt hij Ierland in de tweede strofe bij haar Keltische naam.
Aan het slot klinkt een apocalyptische noot als God verschijnt om op Zijn eenzame hoorn te blazen. Maar het is niet de God van een Kerk als wel van een mystieke natuuraanbidding. Voor Yeats deed de religieuze belofte van Hoop en Liefde (alleen Geloof ontbreekt) nog altijd onder voor de grijze schemer en morgendauw in de heuvels van zijn thuis.
Into the twilight
Out-worn heart, in a time out-worn, Your mother Eire is always young, Come, heart, where hill is heaped upon hill: And God stands winding His lonely horn,
|
In de schemer
Moegestreden hart in een moegestreden tijd, Je moeder Eire is altijd jong, Kom, hart, waar heuvel op heuvel verrijst; En God blaast er Zijn eenzame hoorn, |
Vertaling: Kasper Nijsen
Bedankt voor de uitleg en de mooie vertaling! Ik denk dat vandaag de dag ook nog veel mensen dit gevoel zullen herkennen.