Herfst als inspiratiebron
Nu de herfst niet alleen meer nakende is, doch ons met de naakte feiten van bladerenval en najaarswinden confronteert, kunnen we er, den dato 19 september, toch niet meer omheen: het najaar zal ons thans opnieuw een kwartaal lang vergezellen, met alle daarbij behorende (on)hebbelijkheden, doch wie er ook en oor voor heeft, kan er veel moois in ontdekken, en (desnoods: leren) inzien dat dit jaargetijde niet direct aanleiding biedt tot despressies doch tot groot optimisme. Immers, niet alleen heeft subjectieve schoonheid vele aspecten, maar kan men er in principe ook vanuit gaan dat het over een half jaar weer lente is, met daartussen een (kwakkel)winter met de daarbij behorende, weer andere fleuren, kleuren en geuren.
Een Duitse meteorologie-professor zei niet zo lang geleden dat er (in ieder geval voor hem) geen mooi weer of slecht weer bestond, maar gewoon een weersgesteldheid. Hij voegde daaraan toe dat hij zich er zodanig op kleedde, dat het voor hem net zo prettig was een herfst- of winterwandeling te maken in storm en regen als een voorjaarswandeling met een vriendelijk zonnetje en hij was er zeker van dat zijn hond, met wie hij deze dagelijkse tochten ondernam, er net zo over dacht.
Albert Samain
In chronologische volgorde zullen we u hieronder drie gedichten voorstellen, welke alle een herfststemming willen schilderen, en die ook alle in de Franse taal zijn gecomponeerd, in 1893 respectievelijk 1896, en het laatste dat van de Canadese dichter Émile Nelligan afkomstig is, werd vóór het einde van 1899 gerealiseerd.
Albert Samain werd in april 1858 in Lille (Rijssel) geboren, maar vestigde zich in 1880 te Parijs, waar hij eerst bij een bank ging werken. Hij werd een van de oprichters van het befaamde tijdschrift en de daaruit voortvloeiende uitgeversbedrijf Mercure de France. Daar publiceerde hij vanaf 1893 tal van gedichten. In augustus 1900 stierf hij als gevolg van een maagaandoening in Magny-les-Hameaux bij Port-Royal-des-Champs.
AUTOMNE
A pas lents et suivis du chien de la maison,
Nous refaisons la route à présent trop connue.
Une pâle automne saigne au fond de l’avenue,
Et des femmes en deuil passent l’horizon.
Comme dans un préau d’hospice ou de prison,
L’air est calme et d’une tristesse contenue:
Et chaque feuille d’or tombe, l’heure venue,
Ainsi qu’un souvenir, lente, sur le gazon.
Le Silence entre nous marche. . .
Coeurs de mensonges,
Chacun, las du voyage, et mûr pour d’autres songes,
Rêve égoistement de retourner au port.
Mais les bois ont, ce soir, tant de mélancolie
Que notre coeu s’émeut à son tour et s’oublie
A parler du passé, sous le ciel qui s’endort,
Doucement, à mi-voix, comme d’un enfant mor. . .
Uit: Au Jardin de l’Infante, 1893
Albert Samain (1858-1900)
_________
Pierre Quillard
Geboren werd hij te Parijs in 1864. Hij studeerde er aan het Lycée Condorcet, vervolgde zijn studie aan de letterenfaculteit van de Sorbonne. Daarna werd hij ook nog leerling van de Ecole des Chartres en van de Ecole des Hautes-Etudes. Samen met collega Ephraïm Mikhaël richtte hij een klen tijdschrift op, La Pléiade, waarin diverse van zijn teksten zijn verschenen. Tussen 1893 en 1896 verbleef hij in Konstantinopel, waar hij aan het Collège arménien catholique als leraar heeft gewerkt. In 1896 heeft hij al zijn poëzie in één band bijeengebracht: La Lyre héroïque et dolente. Ook heeft hij belangrijke werken uit de oudheid vertaald van onder meer Sofokles. Eveneens heeft hij zich intensief beziggehouden met de taal van Theokrtus en anderen, en daarover gepubliceerd.
In 1897 heeft het tijdschrift L’Illustration hem weer richting Midden-Oosten gezonden om ter plekke te zien wat er zich allemaal afspeelde tijdens de Grieks-Turkse oorlog.
Pierre Quillard is in 1912 overleden.
L’AUTOMNE A DÉNUDÉ . . .
L’automne a dénudéles glèbes et le soir,
Un soir d’exile et de mains désunies,
S’approche à l’horizon des plaines infinies,
Roi dévêtu de pourpre et spolié d’espoir.
O marcheur aux pieds nus et las quiviens t’asseoir
Sans compagnon, parmi les landes défleuries,
Près des eaux mornes, quelles mêmes agonies
Alourdissent ton front vers ce triste miroir?
Je le sais, tout se meurt dans ton âme d’automne.
Laisse la nuit prendre les fleurs qu’elle moisonne
Et l’amour défaillant dún coeur ensanglanté,
Pour qu’ après le sommeil et les ombred fidèles
Les clairons triomphaux del’aube et de l’été
Fassent surgir enfin les roses immortelles.
Uit: La Lyre héroïque et dolente (1896)
Pierre Quillard (1864-1912)
__________
Émile Nelligan
Als laatste in deze groep, de Canadese dichter Émile Nelligan, van en over wie wij eerder hebben gepubliceerd in deze krant. Zie daartoe ons artikel van zondag 25 maart 2007.
Tarantelle d’automne
Vois-tu près des cohortes bovines
Choir les deuilles dans les ravines
Dans les ravines?
Vois-tu sur le coteau des années
Choir mes illusions fanées,
Toutes fanées?
Avec quelles rageuses prestesses
Court la bise de nos tristesses,
De mes tristesses!
Vois-tu, près des cohortes bovines,
Choir les feuilles dans les ravines
Dans les ravines?
Ma sérénade d’octobre enfle une
Funéraire voix à la lune,
Au clair de la lune.
Avec quelles rageuses prestesses
Court la bise de nos tristesses,
De mes tristesses!
Le doguetbondit das la vallée.
Allons-nous-en par cette allée,
La morne allée!
Ma sérénade d’octobre enfle une
Funéraire voix à la lune,
Au clair de la lune.
On dirat que chaque arbre divorce
Avec sa feuille et son écorce,
Sa vieille écorce.
Ah! vois sur la pente des années
Choir mes illusions fanées,
Toutes fanées!
Uit: Poésies Complètes (1896-1899)
Émile Nelligan (1879-1941)