Antiquaren en hun cliëntèle

De wereld van de (Nederlandse) antiquariaten is in de loop van de twintigste eeuw veranderd, en helemaal in het laatste decennium daarvan nogal ingrijpend, doch daar staat wel tegenover dat er ook enkele aspecten in wezen gelijk gebleven zijn, maar een enigszins gewijzigde verschijningsvorm hebben gekregen. […]

Verschillen met begin vorige eeuw
Veel van wat Peter Hoffman in zijn bijdrage Antiquaar versus verzamelaar van maandag 12 januari beschrijft over de verhouding tussen deze twee  elementen — welke ook heden ten dage nog steeds een bindend effect zouden moeten realiseren — is, afgezien van enkele uiterlijkheden, grosso modo gelijk gebleven. Dat geldt overigens eveneens voor andere vaste klanten van zo’n handelaar, die niet anders dan boeken voor hun vakgebied of ter verpozing aanschaffen. De verschillen zijn vooral in de randverschijnselen zichtbaar en soms eveneens voelbaar. Het is echter niet ondenkbaar dat iemand, die zelf jarenlang in die discipline van het boekenvak werkzaam is geweest, daarvoor van lieverlee een sterkere gevoeligheid heeft ontwikkeld.

Rilke in Parijs’ antiquariaat
Vanzelfsprekend is er binnen de wereld van de boekhandel in het algemeen, en in die van de antiquaar in het bijzonder, flink wat gewijzigd ten opzichte van de sfeer die de Zwitserse historicus, essayist en diplomaat Carl Jacob Burckhardt (1891-1974) heeft beschreven in Een ochtend bij den boekhandelaar [1], waarin de auteur en de Duitse dichter Rainer Maria Rilke (1875-1926) in een Parijs antiquariaat met de boekhandelaar in een dispuut raken over dichters en hun werk gedurende een periode die flink wat eeuwen bestrijkt. De antiquaar is er één van het type voorbeeldig, algemeen zeer ontwikkeld, cultureel wezen dat letterlijk en figuurlijk alles uit de kast haalt.

Medio twintigste eeuw
Eveneens mogen we er niet meer op rekenen dat er in die tak van handel in dit specifieke cultuurgoed over het algemeen nog zo wordt gewerkt als dat  in de roman Keep the aspidistra flying van George Orwell (1903-1950) voorkomt. En dan kun je ook nog vaststellen dat er intense veranderingen hebben plaatsgegrepen ten opzichte van de jaren zestig van de vorige eeuw, die ik grotendeels zelf in dat vak heb doorgebracht. Hoewel reeds die jaren door critici als zeer jachtig werden omschreven, had je eerder de indruk — en heb je die zeker als je heden terugblikt — dat de meeste mensen toen nog wel tijd hadden, respectievelijk dat zij bereid waren deze te ‘maken’ dan wel te nemen.

Overeenkomsten
Het is een voor de hand liggende zaak dat er in elk type winkel met eveneens antiquarische boeken — hetgeen in veel gevallen bij lange na niet hetzelfde is als een antiquariaat — een andere sfeer heerst, maar één overeenkomst was er: de binding met die klanten, van wie velen uit zichzelf met je begonnen te praten over hun interesses, en al snel leerde je die mensen enigszins kennen, kende je hun namen, wist je waar ze woonden, was je geïnformeerd over hun leeftijd en was je op de hoogte van hun werkkring. Die laatste gegevens kreeg je niet zelden ongevraagd, dan wel doordat zo’n  klant het verzoek had gedaan om op bepaalde uitgaven te letten en bij signalering daarvan even mededeling te doen, thuis of op het werk.
Over diverse van de mensen uit die dagen — wier voorkeuren, aardigheden, eigenaardigheden en, voor mijn part, onaardigheden, je kende en daarmee rekening hield — bleef je geïnformeerd, zij het op verschillende manieren. Eén van de studerenden  die in ‘mijn tijd’ met enige regelmaat de winkel bezocht, werd later onder meer Minister van Financiën en vervolgens hoofd van zeer vooraanstaande geldinstituten. Andere studenten uit die tijd zijn uiteindelijk  hoogleraar geworden dan wel  hoofd van een afdeling van de universiteit,  of ze doken op in het muziekleven van de eigen woonplaats of ze zijn in het bedrijfsleven terechtgekomen. Een enkeling is zelfs boekhandelaar of antiquaar geworden. Regelmatig zie je hen en herinner je je waarnaar hun belangstelling voornamelijk uitging. Dat was een vorm van voor beide partijen positieve binding.

Veelzijdigheid
Terugdenkend stel ik vast dat het in die context veelal dominees waren, die zich niet beperkten tot het bekijken en kopen van boeken, maar die in alle omstandigheden een werkelijk gesprek hebben aangeknoopt, dat langs de één of andere zijweg toch weer leidde tot het boek en tal van daarbij behorende parafernalia. Zij waren het aan wie tevens opviel dat hun interessesfeer zich nimmer beperkte tot boeken over theologie of stichtelijke prozawerken — “Sil, de Remonstrantjutter” omschreef cabaretier Fons Jansen die laatste categorie eens —, maar dat zij evenzeer waren gericht op kunstboeken en cultuuruitgaven in de meest brede zin. Velerlei literatuur ging door hun handen, een deel daarvan kochten en lazen ze en konden er in de meeste gevallen waardering voor opbrengen. Dat leidde er niet zelden toe dat zo’n eerwaarde bij een volgende gelegenheid  nog weer op de aankoop terugkwam en vaak was aan hun gezicht te zien hoezeer het boek in kwestie was bevallen. Zoiets deed je goed,  omdat je degene was, die de aanbeveling had gedaan of zelf het boek met veel instemming had gelezen. Zulke contacten zorgden ervoor, bijvoorbeeld op regenachtige dagen met weinig klandizie, dat de tijd niet kruipend voortging.
Het is uiteraard bepaald geen slechte zaak dat zielenherders, van welke signatuur ook, zeer belezen mensen zijn, en je hoopt dan maar dat ze daardoor nog meer inzicht hebben gekregen in de wegen en dwaalwegen van de menselijke geest, opdat hun parochianen — en in voorkomend geval tevens de niet tot de kudde in kwestie behorende, lijdende mensen binnen het blikveld van de godgeleerden — van die toegevoegde ervaringen de vruchten hebben kunnen plukken.

Oase van rust tussen de boeken
Diverse aspecten van de contacten tussen handelaar en cliënt zijn min of meer gelijk gebleven. In de antiquariaten die ik heden ten dage bezoek, stel ik vast dat er nog steeds op hetzelfde niveau tussen koper en verkoper wordt omgegaan, met dit verschil dat de vaste bezoekers worden getutoyeerd en met hun voornaam worden aangesproken. Doch dat is niet een maatschappelijke verandering, die beperkt is gebleven tot de handel en wandel binnen het door ons hier besproken fenomeen.
Wel mis ik in de meeste van de huidige antiquariaten zoiets als een ‘zithoek’ waar je eventueel met de eigenaren, medewerkers en/of met andere klanten in voorkomende situaties even rustig van gedachten zou kunnen wisselen. In één van Neerlands beste antiquariaten kun je je zelfs nauwelijks verroeren, zo extreem volgepakt is het er met voornamelijk opgestapelde hoeveelheden boeken; er is dan ook maar één stoel: voor de winkelier. En bij meer dan drie zoekers gelijktijdig in zijn zaak begint hij dreigend te kijken.

Lees ook:  Een prachtige, metalen boekenkast anno 1908

Ideale structuur
In veel literatuur, en daarbij loopt de Franse voorop, waarin antiquariaten terloops of iets uitgebreider aan bod komen, is er dikwijls sprake van een centraal geplaatste, grote tafel met tal van stoelen en stapels nieuwe aanwinsten binnen handbereik.
In Groningen was jaren lang een antiquariaat gevestigd waar dat bestond. Achter in de winkel, een halve verdieping hoger, was een heel ruime centrale plaats voor zulke contacten ingericht met een bovenlicht en langs alle wanden rekken en kasten vol boeken. Daar konden tal van verschillende zaken tegelijkertijd worden afgehandeld, en er was plaats om even rustig te lezen. Juist die zaak heeft, reeds voordat de handel via internet van start is gegaan, het loodje gelegd.
Daar schuin tegenover bevond zich eveneens reeds flink wat jaren langer een antiquariaat met een goede reputatie, die overigens haaks stond op die van de eigenaar, welke direct na de oorlog niet alleen bij verstek tot levenslang was veroordeeld vanwege zijn aandeel in de strijd om Arnhem, maar die tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw het NSB-gedachtegoed alom bleef uitdragen. Flink wat kennis van en gevoel voor zijn handel konden hem daarentegen niet worden ontzegd. De Groninger dichter Albert Schaalma (geboren 1943) heeft over door die man aangeboden antiquarische boeken en de persoon zelf in het gedicht Antiquariaat [2] geschreven:

. . . . .
Zij zullen voor hun prijs de eeuwigheid
bij mij niet kunnen halen.
Derhalve zal ik mij dan uitgebreid
tot het ‘gezien’ moeten bepalen.

De eigenaar zie ik blijmoedig knikken
als ik mij naar zijn handel buk.
Ik zie hem lachen in de ruit.
. . . . .

Vervolgens kiest het ‘alter ego’ van de auteur ervoor zich te laten strikken door ‘het pand ernaast’ waarin ‘vrouwen in vierkleurendruk’ goedkoop zijn en de kleren reeds hebben uitgedaan.
Een andere, landelijke bekendheid uit die  periode, de cabaretier Wim Sonneveld, vond de ‘eigen’ vrouw “net een boek” — inmiddels wel tweedehands — en hij voegde er heel direct, misprijzend aan toe: “maar ik heb het al uit.” (Tekst van Simon Carmiggelt.)

Deels sombere blik in de toekomst
Van de antiquaren, die zowel op markten en braderieën, alsook via internet hun boeken aan de man proberen te brengen, zijn sommigen optimistisch over de toekomst van het boek in het algemeen en de daarbij behorende afzetmogelijkheden voor antiquaren van speciaal tweedehands exemplaren. De meesten van hen denken echter dat er niet of nauwelijks nog kleine antiquariaten zijn die op termijn zullen kunnen overleven. Anderen daarentegen zijn er zeker van dat ze hun niet langs elektronische wegen geregelde zaken binnen niet al te lange tijd zullen moeten staken. “Jongeren lezen alleen nog op internet” is het voor dat pessimisme veelal gebruikte argument. Ergens tussen die uitersten van gematigd optimisme en een uiterst sombere kijk op dat wat komen gaat,  zal het resultaat van het inmiddels op gang gekomen proces van veranderingen — die vast en zeker voor velen van de betrokkenen binnen de onderhavige handel bepaald geen verbeteringen zijn — vooralsnog wel uitkomen.

Overleven of overlijden
Dat die antiquaren welke naast hun winkel ook een internet-tak onderhouden — en tevens nog met grote regelmaat catalogi gericht verzenden —, de grootste overlevingskansen hebben voor ongeveer nog een decennium, lijkt hier een redelijke inschatting, althans voor die zaken welke over meerdere mogelijkheden beschikken om het geheel van hun activiteiten overeind te houden, en dat eveneens als een onderdeel daarvan verliesgevend mocht blijken.
Dat al dergelijke ontwikkelingen de heel directe particuliere communicatie tussen de twee partijen die hier ter discussie staan, op den duur niet ten goede zal komen, lijkt vooralsnog duidelijk; bovendien valt het redelijkerwijs niet te verwachten dat er in dat opzicht binnen afzienbare tijd een kentering zal komen.

Dat waarachtige communicatie in het algemeen-maatschappelijke verkeer allengs, en in sommige opzichten zelfs in ijltempo, tot een zeer bedroevend niveau is gedaald, is niet alleen een ontwikkeling binnen een steeds veranderende samenleving, maar is in niet geringe mate te wijten aan de enorme vlucht die de technologie heeft genomen met betrekking tot middelen voor (slechts zogeheten) contacten van een ander kaliber dan in levenden lijve. Communicatie tussen talrijke, vooral jongere individuen is — voor zover die nu nog kan plaatshebben — op tal van fronten reeds geruime tijd gereduceerd tot de platvloerse proporties van éénlettergrepige (voornamelijk Yanken-)kreten.
__________

[1] Oorspronkelijk: Ein Vormittag beim Buchhändler, in een Nederlandse vertaling van D.M. Schroeder, gepubliceerd door L.J. Veen’s Uitgeversmaatschappij, N.V. Amsterdam. z.j.
Hoewel op internet hier en daar wordt vermeld dat de eerste druk van de Nederlandse editie in 1956 is verschenen, kan dat hooguit het geval zijn met de opname in een andere reeks. In het exemplaar waarvan u in dit artikel de cartouche met auteursnaam en titel van het voorplat ziet afgebeeld, wordt weliswaar geen jaartal vermeld, maar daarin is tegenover de titelpagina een toevoeging opgenomen waarin Noording Noord-Nederlandsche  Boekhandel Groningen vermeldt:  “Onzen cliënten aangeboden in het bevrijdingsjaar 1945”.

[2] Opgenomen in de bundel Babel aan de A. (1970) Genummerd (3/15) en gesigneerd exemplaar van de tweede druk (50 exx.) uit 1985. Hedenmiddag kreeg ik dat, hoewel staande in het antiquariaat in kwestie, in de schoot geworpen voor de somma van een halve euro.
_____________
Afbeeldingen
1. Carl Jacob Burckhardt, auteur van Een ochtend bij den boekhandelaar.
2. Cartouche met de titel en de naam van de auteur op het voorplat van de eerste Nederlandse editie van dat boekje.
3. Rainer Maria Rilke; Parijs 1925.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *