Christophe Vekeman – Leven is werk (2009)

Van de jonge Vlaamse schrijver Christophe Vekeman had ik nog nooit gehoord. Volgens de flaptekst van Leven is werk, een verzameling stukken die eerder in het dagblad De Morgen zijn verschenen, beantwoordt hij hierin vragen als ‘Wat is de link tussen David Bowie en Charles Baudelaire?’, ‘Wat bezielde Piet Paaltjens?’ en ‘Hoe geniaal dan wel krankzinnig was de Franse katholieke duivelaanbidder Jules Barbey d’Aurevilly?’ […]

Ter bespreking voor op ons prachtige weblog verscheen alhier ten burele een boek van de jonge Vlaamse schrijver Christophe Vekeman. Ik had nimmer van de goede man gehoord geloof ik, maar ik kwam zijn naam tegen toen ik al surfend zocht naar informatie over Barbey d’Aurevilly (hierover later meer uiteraard). Wat blijkt nu? Laatstgenoemde is, volgens de flaptekst van zijn boek Leven is werk (De Arbeiderspers, 25 euro),  een verzameling van voornamelijk eerder in De Morgen gepubliceerde stukken, één van Vekemans ‘geestverwanten’. Als andere geestverwanten worden onder meer genoemd Van Deyssel en Huysmans.  In Leven is werk belooft Vekemans antwoord te geven op vragen als: ‘Wat is de link tussen David Bowie en Charles Baudelaire?’, ‘Wat bezielde Piet Paaltjens?’ en ‘Hoe geniaal dan wel krankzinnig was de Franse katholieke duivelaanbidder Jules Barbey d’Aurevilly?’. Hij schrijft over onder anderen (om ons tot ons gebied te beperken) Léon Bloy, Frans Coenen, Louis Couperus en Serge Gainsbourg, en ‘Over de glitzwarte romantiek van de glamrock’.

Welnu, dat maakt allemaal nieuwsgierig,  maar is het ook interessant? Het antwoord is helaas ‘neen’. Uiteraard is het geweldig dat een jonge (naar verhouding dan, hij is van 1972) schrijver en ‘een van de belangrijkste vertegenwoordigers van zijn generatie in de Vlaamse letteren’ over genoemde onderwerpen schrijft, maar echt wervelend wil het maar niet worden. De ‘essays, reportages en interviews’ blijken erg mat — het zijn natuurlijk ook gewoon gebundelde besprekingen, die bij de ochtendkoffie ongetwijfeld leuk zijn om te lezen, maar als boek helaas weinig indruk maken. De besprekingen zijn simpelweg te keurig en te braaf, en halen het niet bij zijn voorgangers als Gerrit Komrij of Bernt Luger. (Diens opstel ‘Waarom ik van Aletrino houd’ heeft bijvoorbeeld zeker honderden mensen geïnspireerd tot het lezen van deze weemoedige Tachtiger.) Ook bevatten de stukken enkele feitelijke slordigheden (hij laat bijvoorbeeld Huysmans sterven in 1906 en Couperus trouwen in 1901).

Lees ook:  (Decadente) aanwinsten (5)

Kortom, een leuk idee – vaak wordt er immers niet meer geschreven over Coenen of D’Aurevilly -, maar opwindend is het allemaal helaas niet. Het mooiste in het boek is de volgende opmerking van Vekemans vakgenoot Brusselmans:  ‘je kan maar één autobiografische zin schrijven en die gaat zo: “Ik zit hier op dit moment deze zin te schrijven.”‘ Ik vind dat hilarisch.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *