Een berispend gedichtje naar aanleiding van Couperus’ Metamorfoze

Een aardig en bij mijn weten niet eerder opgemerkt Couperus-trivium met betrekking tot zijn eind 1897 verschenen roman Metamorfoze. U uiteraard welbekend, aangezien het een van Couperus’ allermooiste is. Want wie herkent zich niet in de modern-artistieke dilemma’s en growing pains van hoofdpersonage Hugo Aylva?

Welnu, in ieder geval niet de dames van de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid, een expositie die in de zomer van 1898 werd geopend. Een en ander blijkt uit hun ter gelegenheid hiervan drie keer per week verschijnende periodiek. Wat comitélid Cécile de Jong van Beek en Donk van Metamorfoze vond weet ik niet, maar Couperus’ roman was in ieder geval geen competitie voor haar bestseller Hilda van Suylenburg, dat eveneens eind 1897 verscheen. Dat zij het korte tijd later niet zo op Couperus had, is best mogelijk, als we tenminste mogen aannemen dat zij het hem niet in dank af zal hebben genomen dat de schrijver zijn Cornélie uit Langs lijnen van gelijdelijkheid (1899) vrij duidelijk op haar persoontje baseerde. Haar mede-strijdster Ernestine Moltzer had in 1898 al haar twijfels bij Hugo’s weke tobberigheid. Wist Hugo niet genoeg te waarderen? Aanstellerij van rijke mannetjes! Het gaf haar dit fraaie rijmpje in, op 26 juli 1898 in hun tijdschrift gepubliceerd:

Lees ook:  De Couperus-banden van Jan Toorop

WAARDERING

Hij betreurde dat wat hij had
gehad en nooit genoeg had gewaardeerd.
Metamorphose Louis Couperus

Neen, nooit genoeg kunt ge ’t waardereeren
Wanneer gij, van uw vroegste jeugd,
Moogt in een reinen kring verkeeren
Van ernst en waarheid, vrede en vreugd.

Waardeer ’t als liefde leidde uw schreden
En, licht-uitstralend op uw pad,
Zoo vrij den weg u liet betreden
Dien gij uzelf gekozen hadt.

Waardeer ’t, in pijnlijk-droeve tijden,
Wanneer een stroom van teederheid
Uw hart verwarmt, u steunt in ’t lijden,
Troost brengend in uw eenzaamheid.

Hoe luide spreekt het teer geweten,
Hoe grensloos wordt de smart vermeerd,
Als men betreurt wat men bezeten –
maar nooit genoeg heeft gewaardeerd.

Haarlem, ’98.

Van mejuffrouw Moltzer weet ik overigens vrijwel niets. Of haar Couperus-gedicht gebundeld is evenmin, hoewel het opduikelen van haar Gedichtjes (Haarlem, 1898) wellicht uitsluitsel hierover kan geven. Als immer: wie het weet mag het zeggen.

4 gedachten over “Een berispend gedichtje naar aanleiding van Couperus’ Metamorfoze

  1. Leuk, zo’n onbekend gedicht. Maar je zou verwachten dat in de laatste regel het woord ‘heeft’ voor ‘gewaardeerd’ zou staan, alleen al in verband met het rijm.

  2. Het zal hier ongetwijfeld gaan om Petronella Jacoba Ernestina Moltzer, geboren Zierikzee 8 januari 1848, overleden Arnhem 7 februari 1908, dochter van Ds. Marius Nicolaas Jacob Moltzer (1805-1893) en diens tweede echtgenote Susanna Johanna
    Boom (1805-1881), zus van Prof. Dr. Mr. Henri Emest Moltzer (1836-1895), hoogleraar Nederlandse
    taal en letterkunde te Groningen en Utrecht.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *