Schrijven is schrappen en schrijvers die veel schrappen behoren aldus tot de meest geslaagde schrijvers. Althans, in die betekenis die wij er hier aan geven: hoe minder, hoe obscuurder, hoe epigonistischer, hoe beter.
In die context presenteren wij hier deze maal een gedicht, waarvan ik durf aan te nemen dat het misschien niet bij iedereen is blijven hangen. Het betreft ‘Herinnering’ door J.P.S. Gualthérie van Weezel en verscheen in 1894 in de eerste jaargang van Het Tweemaandelijks Tijdschrift. Het is een typisch poëtisch-mystieke tekstje rond het thema ‘Extaze’, waarbij u en ik natuurlijk meteen aan Louis Couperus moeten denken.
Zooals het boomengroen en ’t blauw der luchten
Des zomers ’s avonds wegneevlen in trage
Opwolking van duisternis. die stage
Stijgen in stilt’, waarin de ruisch-geruchten
Van boomen, als in ’t grijs huizen, die lagen
Helder, vervloeien, en op ’t winde-zuchten
Mystieke zangen uit rondom gehuchten
In ’t ver verklinken als aloude sagen
Zoo is herinn’ring. Stil als avondvreê
Vervagen geestlandschappen achter wazen
Vergetelheid, die overstroomt als zee.
Van afnemend grijs droefheid en vreugd, Extazen
Sterven in verten weg als ’t wel en wee
Uit ’t sprookje, dat we als kindren ’t liefste lazen.
Prachtig hoor. Wie was die dichter eigenlijk? Geen idee. Ik heb de naam nog nooit eerder gehoord of gelezen, maar hij deed me denken aan een heerschap uit Den Haag. Waarschijnlijk de literaire jeugdzonde van een of andere hoge ambtenaar, en dat lijkt te kloppen: Johannes Pieter Stephan Gualthérie van Weezel (1866-1943) publiceerde in datzelfde jaar 1894 zijn proefschrift De wettelijke subrogatie bij verzekering. De moderne mystieke poëzie heeft hij daarna gelaten voor wat die was.