Menschen om ons is een novellenbundel van een schrijver die je bezwaarlijk ‘vergeten’ mag noemen, maar waarschijnlijk zeer weinig gelezen wordt en misschien ook wel werd. En dat is behoorlijk onterecht. Ik las onlangs de bundel en was zeer onder de indruk. Ik kan hem een ieder aanbevelen die van mooie eind-negentiende-eeuwse literatuur houdt.
De in 1888 bij Morel in Den Haag verschenen bundel bevat novellen die Netscher zwaar, en zoals de literatuurgeschiedenis wil als eerste in Nederland, onder de invloed van Zola schreef. Vanaf 1884 werden de verhalen in diverse tijdschriften gepubliceerd. Helemaal duidelijk is me niet — ik heb het in ieder geval niet uitgebreid nagezocht — of deze verhalen eerder of in dezelfde tijd geschreven zijn als die in Netschers beroemdere bundel Studies naar het naaktmodel (1886). Voornamelijk beroemd overigens, omdat Van Deyssel hem — het zal uit frustratie geweest zijn — neersabelde in zijn beroemde scheldkritiek ‘Over Literatuur (de heer Frans Netscher)’ uit datzelfde jaar. Van Deyssels kritiek heeft er voor gezorgd dat Netscher niet meer serieus gelezen werd. Wel dien ik daar aan toe te voegen dat er wel zeker mensen zijn die hem in ere hebben gehouden. Ik denk dan in de eerste plaats aan een gerenommeerd antiquariaat te Den Haag, dat met enige regelmaat aardige Netscheriana aanbiedt en aan Nop Maas en zijn Vaderlandreeks.
Deze heren hebben gelijk, want Menschen om ons is een prachtbundel.
Waarom? Omdat de verhalen zich afspelen in de mondaine kringen van Den Haag van de jaren 1880, omdat het prachtig goed geschreven is en het hoofdthema van de verhalen seks is. Altijd een leuk onderwerp. Alleen de dood nog en het was helemaal compleet (‘Sex and dying in high society’, een ferme handdruk voor degene die de oorsprong van die quote weet). Vandaar dus waarschijnlijk dat Netscher nooit echt ‘doorgebroken’ is in de Nederlandse letteren. Typerend is het bezwaar dat De Gids in 1888 uitte op het openingsverhaal van de bundel ‘Mijmering’:
‘Een knappe, gezonde vrouw met vormen, die de uiterste grens hunner rijpheid bereikt hebben, zit op een smoorheeten Augustusdag in den tuin te mijmeren. Zij is weduwe, vier-en-twintig jaren oud, en zou nog van het leven willen genieten; “de heerlijke zachte prikkeling der zomergeuren, de schroeiende hitte der Augustusdagen, hadden haar gedachten en verlangens aan het bruisen gebracht. Het physieke onweer, dat in deze jonge vrouw aan het opkomen is, wordt begeleid door een onweer in de natuur daar buiten; en wanneer dit laatste heeft uitgewoed, wanneer de drukkende hitte heeft plaats gemaakt voor vroolijkheid, frissche koelte en heldere kleuren, dan doordringt die verademing ook het geheele wezen der jonge weduwe.” Dat is alles. De beide natuurverschijnsels zijn met nauwkeurigheid waargenomen. Wij bewonderen het talent van schilderen van den novellist, maar al dit talent is niet in staat onze belangstelling op te wekken voor deze lichamelijke bezoekingen, deze “tristesses charnelles”, waarbij de heer Netscher met welgevallen schijnt te verwijlen, maar die, naar ons voorkomt, tot het gebied van den patholoog behooren.’
Op deze lezer anno 2008 kwam het echter (uiteraard!) geheel anders over. Het deed me denken aan weemoedige beschrijvingen uit de verhalen van Henry James en aan de kwijnende vrouwenportretten van Whistler. Geweldig dus.
Een ander verhaal om van te smullen is ‘Een incident’. De setting is de Haagse schouwburg alwaar we een echtpaar treffen waarvan de vrouw de man verdenkt van overspel. Een destijds gewaagd onderwerp (wederom seks) dat voortreffelijk is uitgewerkt mijns inziens. Ik kreeg spontaan zin om Eline Vere te herlezen. Trouwens, Couperus heeft dit verhaal en ander werk van zijn jeugdvriend zeker gelezen en wie weet welke wederzijdse beïnvloeding er was. Mij deed het in ieder geval sterk aan elkaar denken.
Voor de liefhebber is er nog veel meer moois in deze bundel. Een klein bezwaar is dat er wel heel veel personages de naam ‘Frits’ dragen, maar dat is een detail. Een veel groter bezwaar is dat de bundel volstrekt ontoegankelijk, want niet te krijgen en nimmer herdrukt is. Alleen ‘Een Incident’ is zo men wil van het scherm te lezen, want het verscheen in De Nieuwe Gids.
Volgende keer: Studies naar het naaktmodel en, als ik hem te pakken kan krijgen, Netschers enige roman Egoïsme (1893).
Geachte heer Brink,
Ik heb u artikel gelezen over de roman Egowisme van Frans Netscher heeft u enig idee waar ik dit boek kan kopen in den Haag?
in afwachting van u antwoord.
hoogachtend.
Jeany Heitzer
Ik moet ter verdediging van Van Deyssel aanvullen dat hij Netscher weliswaar verwijt niet verder gekomen te zijn dan Zola naar Holland over te plaatsen, maar aan het einde van zijn ‘Over Literatuur’ laat hij zijn waardering blijken en zegt hij bijvoorbeeld dat Netscher ver uitsteekt boven zijn novellen schrijvende Hollandse tijdgenoten ( en terecht m.i. ). Hij ziet Netscher vooral als wegbereider van het naturalisme en dat waardeert hij wel degelijk. Zie XIII in ‘Over Literatuur’. Als je dit vergelijkt met de schofterige manier waarop Kloos Couperus’ poëzie afbrandt, mag Netscher zich gelukkig prijzen met Van Deyssel…