Waarom Bram van Dam een Groot Schrijver is

Nederland is een raar land. Neem nu de literatuurgeschiedschrijving. Sinds zo ongeveer de jaren zeventig van de twintigste eeuw is de ‘(literatuur)wetenschappelijke’ consensus dat ‘het naturalisme’ de belangrijkste (lees: enige) stroming is in de Nederlandse literatuur aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. […]

Nederland is een raar land. Neem nu de literatuurgeschiedschrijving. Sinds zo ongeveer de jaren zeventig van de twintigste eeuw is de ‘(literatuur)wetenschappelijke’ consensus dat ‘het naturalisme’ de belangrijkste (lees: enige) stroming is in de Nederlandse literatuur aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Dat is her en der wel iets genuanceerd door de dames Bel en Kemperink en monsieur Van Halsema, maar, zoals dat gaat in de Neerlandistiek, echoot men elkaar gerust dertig jaar lang na. De interessante inzichten van de drie genoemden ten aanzien van sensitivisme, receptieonderzoek, decadentisme en modernisme zijn vrijwel niet doorgedrongen tot het toch al ietwat beperkte literatuuronderwijs, en blijft het het naturalisme wat de klok slaat.

Dat is allemaal niet zo erg, maar wel een beetje raar. Het literaire naturalisme was zoals u weet een stroming die in de jaren 1850-’60 in Frankrijk ontstond en zo rond 1880 wel zo’n beetje op zijn eind liep. Einde verhaal, zou je denken, en ook weinig relevant voor onze lokale polderliteratuurgeschiedschrijving. Wat moet je immers met een literaire theorie  en mogelijk literairhistorisch model om je eigen literatuurtje in een Europese context te plaatsen als dat model in diezelfde context al niet meer gebruik wordt?  Ter vergelijking: in de Engelse literatuur sloeg het naturalisme ook niet aan. Er zou ook lang na dato slechts één naturalistische roman geschreven zijn: Esther Waters van George Moore, uit 1894. De Engelse academici dames en heren literatuurvorsers hebben het bij mijn weten hierbij gelaten en zijn niet krampachtig op zoek gegaan naar epigonen. Begrijpelijk, waarom zou je?

In Nederland nu is men nog immer trots dat, na heel veel geploeter aan zijn schrijftafel, ene Lodewijk van Deyssel in 1887 zijn roman Een liefde wist te produceren, die met een beetje goede wil op enkele Franse romans van zo’n twintig jaar geleden lijkt. Wat een prestatie! Begrijp me niet verkeerd, ook ik vind Een liefde best een goede en mooie roman, maar om hem nu in de eerste plaats met het naturalisme in verband te brengen… Volgens mij was dit discours in de jaren 1880 helemaal niet zo aanwezig, en is men pas veel later, ik vermoed voornamelijk dankzij Ibsch en Fokkema, etiketjes gaan plakken. Zo wordt Arij Prins in zijn hoedanigheid als ‘A. Cooplandt’ met diens Uit het leven (1882) een naturalistisch pionier. Dat hij bevriend was met Huysmans, onder diens invloed in de jaren 1890 Een koning en De Heilige Tocht zou schrijven wordt als p.s. vermeldt. Lekker weglezen doen deze boeken niet, maar dat geldt ook voor Uit het leven, dus dat kan het criterium niet zijn.

Vergelijkbaar geval is zijn vriend Frans Netscher, wiens Studies naar het naakt model (1886) ook wordt gezien als belangrijk voor het naturalisme in Nederland. Sla een bladzijde op van een willekeurige Nederlandse (al dan niet virtuele) literatuurgeschiedenis en dan struikel je over de zogenaamde Echte Nederlandse Naturalistische Schrijvers: Frans Coenen (schreef zijn meeste en bekendste werk na 1900); Louis Couperus (geen verband met de literaire stroming van het naturalisme; beschreef enkel in Metamorfoze een personage dat van Zola hield); P.A. Daum (hield van Zola, maar schreef Indische vermaaklectuur, waarmee overigens niets mis is);  Jacob Israël de Haan (vanwege Pijpelijntjes, dat pas in 1904 (!) verscheen en om heel andere redenen belangrijk is);  Herman Heijermans (een toneelschrijver die in 1898 zijn eerste roman schreef); A.M. de Jong ( publiceert zijn eerste roman in 1912!); enzovoort.

De werken van Daum, De Haan, Cooplandt, Netscher, Van Groeningen, Van Deyssel en noem maar op, beleefden destijds gemiddeld één druk, en áls ze als een tweede druk beleefden, dan was dit nota bene doorgaans een door de ‘naturalistische’ auteur gekuisde uitgave, ondanks dat diezelfde als zodanig gekwalificeerde auteur toch wordt verondersteld op onverbloemde wijze à la Zola, de Goncourt en Huysmans de (seksuele) zeden, normen en waarden van zijn tijd in een bij voorkeur reeks romans op onverbloemde wijze te beschrijven! Raar!

En nu wordt het nog raarder! Van de enige Nederlandse auteur die dit wél heeft gedaan is vrijwel geen spoor te vinden in welke (online) literatuurgeschiedenis dan ook. Hij debuteerde niet alleen tegelijkertijd met Van Deyssel, maar schreef ook nog eens een hele reeks romans die wél de (seksuele) zeden, normen en waarden van zijn tijd op onverbloemde wijze beschreef. En zijn werk beleefde ook nog eens meer drukken dan dat van welke van de hier genoemde auteurs (inclusief de nog niet genoemde Israël Querido). Deze auteur heeft dus meer school heeft gemaakt, meer lezers kennis doen maken met het naturalisme dan menig tijdgenoot.

Ik heb het natuurlijk, dames en heren, over Bram van Dam. Deze hele tirade werd mij ingegeven door de recente lectuur van diens roman Doortje Vlas, oorspronkelijk verschenen in 1887 en door mij gelezen in een zevende (!) druk uit 1934 (!). Een prachtig werkje (wederom), dat de vergelijking met de vroege, naturalistische Huysmans van Marthe of Les Soeurs Vatard goed doorstaat. Een aanrader. Mócht u het vinden, uiteraard.

Lees ook:  Upcoming Exhibition: Joris-Karl Huysmans Art Critic. From Degas to Grünewald

Want waarom ontbreekt Van Dam in vrijwel alle literair verantwoorde boekenkasten? Omdat hij, daar gaan we weer, de (seksuele) zeden, normen en waarden van zijn tijd op onverbloemde wijze beschrijft. En dát gaat natuurlijk te ver. De precieze data van verschijnen van zijn mooie, soepel geschreven, reeks niet-klassieke romans zijn tegenwoordig, ook niet via digitale bronnen, na te gaan, omdat ze simpelweg niet genoemd worden. In Het Nieuwsblad voor de Boekhandel — als ik met de neus kijk hoor ik het graag  worden zijn eerste drukken vrijwel niet genoemd. Wel soms een latere uitgaaf — vanaf de derde druk zo’n beetje. Van Mademoiselle Céline (189?)  bijvoorbeeld, een roman vol couleur locale over een Amsterdamse prostituee, verscheen in 1902 al de vijfde druk. De vijfde!  Iédereen las dat, maar níemand, behalve dan ‘de elite’ en zijn eigen vermeende vrienden, las Van Deyssel, die zijn Liefde in 1899 in een  gekuisde (!) tweede druk had uitgegeven.

En Van Dam schreef niet maar twee romans — dat haalde Van Deyssel ook nog wel (Netscher (1), Prins (1), Aug. P. van Groeningen (1) overigens niet). Nee, Van Dam schreef  er een hele trits, zeker een tiental, waarin hij alle lagen en standen beschreef, van boevengespuis tot theaterlui, en het Indische leven. En zijn romans zijn niet à la Querido onleesbaar dik, maar van een prettige omvang, zo’n pagina of 200-250. Maar in die romans beschreef hij dus, zoals het een goed naturalist betaamt, naast stadsgezichten en stedelijke krochten ook, en daarmee tekende hij zijn eigen literairhistorische doodsvonnis, boezems, benen, mooie ogen en lekkere geuren. Zo lezen wij in Doortje Vlas dat ‘vrouwenwaarde een schoon woord is en een nog schooner ding’, dat ‘algemeen menschelijke hartstochten geen kwaad ding zijn’, over ‘mollige armen, ronde schouders, fraai gevormde busten’ die in staat zijn ‘een voor vrouwelijk schoon bevroren gemoed te ontdooien’ en eindigt het zesde hoofdstuk aldus: ‘En drinkend en kussend, viel door zijn hand haar laatste bekleedsel weg; – haar albasten schoonheid met de oogen verslindende en met de handen betastende, noemde hij haar zijn lieveling en gaf zij zich aan hem.’

Ging dit ook toen te ver? Ik kan dat uiteraard niet beoordelen. Wél is dit niet van een wezenlijk ander (on)kuis niveau dan dat van genoemde Huysmans, Zola, De Goncourt of de eerste romans van De Maupassant. Maar ja, die wérden voor 1900 ook amper gelezen in Nederland.

Rest ons uiteraard na dit amateurliterairwetenschappelijk betoog één belangrijke vraag, die je in de officiële literatuurwetenschap geloof ik nooit mag stellen: is Bram van Dam een groot schrijver? Ja, natuurlijk! Dankzij prof. dr. G. Komrij en zijn schema in ‘Waarom Harry Mulisch geen echt groot schrijver is’ (zie Papieren tijgers, 1980)  kunnen we dit gemakkelijk aantonen. Ook al voldoet hij, maar dat is door Komrij zelf toegestaan, niet aan alle criteria van het schema, dan was, is en blijft Van Dam wel degelijk een groot schrijver:

  1. Hij (de Grote Schrijver) moet, naast novellen en verhalen, een aantal — minstens drie, vier — grote romans geschreven hebben, van lange adem en met een breed panoramisch perspectief.
    * Ja.
  2. Hij heeft zich diepgaand beziggehouden met zijn relatie tot enkele andere schrijvers, die hij annexeert als voorlopers of  ‘verwante’ geesten, en wel schrijvers uit een vorige eeuw of uit een ander land.
    *Ja, dat lijkt me wel, het blijkt ook uit zijn werk.
  3. Als hij al poëzie schreef, deed hij dat in zijn jeugd; een jeugdzonde waar hij (soms) vertederd op terugziet, maar waaraan hij zich niet langer te buiten wenst te gaan.
    *Ja.
  4. Door heel zijn werk stráált de autobiografie; daarom staat hij tegenover de autobiografie pur sang nogal ambivalent: het blijft bij schetsen, aanzetten, fragmenten.
    * Ja.
  5. Met grote regelmaat verschijnen (verschenen) van hem minora opera: brieven, toespraken, stellingnamen, niemendalletjes.
    * Ja, hij was immers ook toneelspeler.
  6. Hij vormt een bron voor academische geleerdheid en studies.
    * Ja, vanaf nu wel.
  7. Zijn werk vertoont een grote continuïteit en innerlijke samenhang, zelfs als dat op het eerste gezicht niet zo lijkt.
    *Ja.
  8. Hij is in zekere zin publiek eigendom. Zijn individualiteit staat een herkenning niet in de weg. Zijn werk vormt een allegorie van algemener gevoelens, hij is ‘een spiegel van zijn tijd’.
    * Ja, zie bij 5.
  9. Hij bereikt een respectabele leeftijd.
    * Ja, althans voor die tijd.

3 gedachten aan “Waarom Bram van Dam een Groot Schrijver is”

  1. Waarde Geerten,

    Dank voor je reactie. Colmjon kennen we: maar schreef hij ook over Van Dam bedoel je? Dat wist ik in dat geval niet: waar?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *