Aan het begin van mijn leerjaren was ik er stellig van overtuigd archeoloog te worden. Liefst meteen. Voor een dergelijke studie had ik dan na de HBS nog een cursus moeten volgen die toegang gaf tot universitair onderwijs. Op die HBS was ik, na een basisjaar, terecht gekomen, met als alternatief het gymnasium. De keuze voor de HBS heb ik vaak betreurd. Maar of ik de oude talen gemist zou hebben? Mijn archeologische wens verdween niet helemaal, bij mij verdwijnt nooit iets voorgoed, wat niet altijd even makkelijk is.
Het mooiste boek dat ik als opgroeiende jongen las was: De Vrije Nering van Dick Dreux (Arbeiderspers 1956) Een avonturenroman met als protagonist een jongen om wie ik bij hernieuwde lectuur steeds meer gaf. Hem willen zijn ook weer niet. Bij hem zijn wel, tijdens zijn herdersuurtje met een ‘onbeduidend meisje’, in plaats van dat frisse dingetje. Dat hij voor mij de veters van zijn broek had losgemaakt. Dan hoorden die jongen en ik bij elkaar. Die trut wegdenkend. Ja, ja.
Hoewel ik er nauwelijks een idee van had dat ik al begonnen was ‘de mooiste jongen van de klas’ voor mezelf te reserveren, wat door dom toeval nog lukte ook, zag ik geen kans om hem in een avonturenroman te frommelen. Ik was veertien. ‘Schön ist die Jugend’, volgens Herman Hesse.
Op de boekenlijst voor het eindexamen ontbrak De Vrije Nering. De docent Nederlands sprak in mijn herinnering veel vaker, dus altijd, over Simon Carmiggelt, aan wie ik geheel onterecht maar jarenlang een hekel zou hebben. Wellicht dat mijn hekel, toen ik deze ontwikkelde, de verplichte leeslijst beïnvloedde. Of die docent ooit over Couperus heeft gesproken, is best mogelijk, want wat die man over literatuur of taal zei, ging mijn ene oor in het andere uit. Zo kan ik me namen als Reve en Hermans ook niet van de interessante lessen herinneren. Ik heb het over 1965 toen het nogal spraakmakende Op weg naar het einde van Reve al lang was verschenen.
Jaren later las ik voor het eerst een boek van Couperus: De Berg van Licht. Beter laat dan nooit. Natuurlijk, van horen zeggen, ‘homo-erotisch’, maar er niet al te dik opliggend. Erotisch misschien bij wijze van evocatie, lukte me niet helemaal te geloven. Het was nogal wat anders dan Dick Dreux.
Het betreft een Amstelpocket uit 1964 die ik nog steeds in huis heb. Ik was zeer onder de indruk. Tragisch vond ik het verhaal zeker. Toch ook wel prikkelend, geil. De durf van Couperus om in zijn tijd over ‘dit soort dingen te schrijven’.
Deze roman ben ik altijd mooi blijven vinden, even aangenaam tragisch, avontuurlijk zelfs, als tijdloos. Zeker niet betreurenswaardig. Met aan het einde de zin: ‘Ik kan hem nooit vergeten’, die als hij niet zowat het slot vormde van deze roman, en zomaar ‘los gebruikt’ of in een levenslied stond, domweg kitscherig zou aandoen.
Mij valt altijd nog op hoe die zin tot zijn recht komt na zo’n drama. Ik bedoel dat er met deze zin niet te spotten valt. Maar laat ik niet overdrijven en een ieder uitnodigen om dit boek te lezen. Want wat ik vind is niet alles bepalend.