Polderdecadentisme

M.G.L. van Loghem (1849-1939) werd in de officiële literatuurgeschiedenis (wat dat ook mag zijn) vooral ‘beroemd’ onder zijn pseudoniem ‘Fiore della Neve’ die door de Tachtigers beschimpt werd om zijn oubolligheid. Desalniettemin schreef Van Loghem toch ook de roman Fokel (1898), over de immer in het zwart gehulde Friese titelheldin die ook de modernste literatuur bijhoudt: […]

M.G.L. van Loghem (1849-1939) werd in de officiële literatuurgeschiedenis (wat dat ook mag zijn) vooral ‘beroemd’ onder zijn pseudoniem ‘Fiore della Neve’ die door de Tachtigers beschimpt werd om zijn oubolligheid. Desalniettemin schreef Van Loghem toch  ook de roman Fokel (1898), over de immer  in het zwart gehulde Friese titelheldin die ook de modernste literatuur bijhoudt:

Was dat niet dezelfde Huysmans van wie zij eens boek vol kinderachtige walgelijkheden had terzijde geworpen, over zwarte missen en heksensabbat, de benauwde droomen van een zieken kerkgeleerde? En van wien zij A rebours had ingezien, de proeven van een anemischen kostschooljongen met zijn eau-de-cologne orgel en zijn aquarium-huis? Kenissen hadden er artistieke verfijning in gezien; voor haar was het veel meer decadentie, ontaarding, verwant aan de afdwalingen van koning Lodewijk van Beieren, die verontrustende paradijsdroomen zocht, inslapend onder een papieren oranjeboom, waarin metalen vogels floten…Was dat iets voor haar? Immers neen. Zij wist wel zwakke vrouwen onder haar kenissen, wier perverse neigingen zij wantrouwde, overgegeven aan flauwten en morphine, verdronken in parfums, nerveus, wankelend tusschen een Wagner-voorstelling en een wielrijderswedstrijd, in de stervens-extases van Tristan en Isolde en de kansen van de record-rijders, hijgend naar een zelfde orde van emoties; zij had er een instinctmatigen afkeer van. (p.141)

Maar ‘life imitates art’ (of iets in die geest), want zo’n honderd pagina’s verder is Fokel heel eind-eeuwsch geworden:

Zij vond nu de ‘messes noires’ uit Huysmans La-bas niet zoo ver meer van haar sfeer. (…) Met vaste hand liet zij een vingerhoed vol van de witte naaldkristallen in het glas glijden, druppelde er cognac op en wachtte tot het gesmolten was. Wie de schoone trotse sphinx gezien had, met saâmgeknepen lippen naar het mengsel turend, met het edel voorhoofd en het zuiver profiel, moest een visioen van Cleopatra of Lucrezia Borgia gekregen hebben. Met hare fijne witte hand nam Fokel het glas en reikte het Amager. (p.252-253)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *