Sofja Goebajdoelina’s versie van Morgensterns ‘Galgenlieder’

Omslag dtv-uitgave van de Galgenlieder in de Bibliothek der ErstausgabenKleine bezetting
Deze week worden tijdens het vijfdaagse festival in Groningen, rondom twee hedendaagse componisten ― Heiner Goebbels en Sofja Goebajdoelina (zie de twee hieraan voorafgaande artikelen over laatstgenoemde) ― weliswaar diverse werken uitgevoerd, maar deze vallen, op nog één uitzondering na ― buiten de directe waarneming van dit weblog, dat zich Rond 1900 beweegt. Voorafgaand aan het zaterdagavonconcert in de grote zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort door het Noord Nederlands Orkest, met na de pauze een verklanking van Rilke’s Stundenbuch, wordt diezelfde middag in de Lutherse Kerk in de Haddingestraat, in het centrum van Groningen, vanaf 15:30 uur nog een concert gegeven met kamermuziek. Nadat de cellist Alexander Ivashkin een aantal hedendaagse stukken van Russische componisten, voor solocello, heeft voorgesteld, volgt een uitvoering van Sofja Goebajdoelina’s Galgenlieder: 15 stukken voor mezzosopraan, contrabas en slagwerk, geschreven in 1995/96. Dat wordt in het tweede gedeelte van het concert wel een echte vrouwengebeurtenis: Marion van den Akker zingt de partijen, ondersteund door Libia Hernandez, contrabas en Frederike de Winter, slagwerk.

De 15 ‘Galgenlieder’ van Sofja Goebajdoelina
Van de vijftien opgegeven titels, die onderdeel vormen van de compositie uit 1995/96, van Sofja Goebajdoelina, zijn er echter enkele die in de relatief omvangrijke collectie Galgenlieder van de Duitse dichter Christian Morgenstern (1871-1914) niet voorkomen. Ook in de jubileumeditie van het Büchergilde Gutenberg met Alle Galgenlieder zoek je vergeefs naar de titel Improvisation, en hetzelfde geldt voor Das Nachdenken, en Das Spiel I & II. Wellicht heeft één of andere onverlaat, op het traject tussen het moment van de eerste gedrukte versie en nu ― in het bestek van ongeveer een eeuw ―, wel de inhoud van sommige van die Lieder onaangetast gelaten, maar er een ‘leukere titel’ voor bedacht? En misschien stammen niet al die vijftien gekozen stukken uit andere Morgenstern-bronnen. Dat is thans nog in nevelen gehuld, maar misschien zijn we ná de uitvoering wel wijzer, hetzij door een mondelinge toelichting van de zangeres of door middel van een gedrukte in beschikbare programmateksten. Passend in de context van zulke mysterieën, als gevolg van vooralsnog vermeende ‘woeste ingrepen’, is de tekst van één van de vijftien liederen, die zaterdagmiddag zullen klinken:

DAS FEST DES WÜSTLINGS
Was stört so schrill die stille Nacht?
Was sprüht der Lichter Lüstrepracht?
Das ist das Fest des Wüstlings!

Was huscht und hascht und weint und lacht?
Was cymbelt gell? was flüstert sacht?
Das ist das Fest des Wüstlngs!

Die Pracht der Nacht ist jach entfacht!
Die Tugend stirbt, das Laster lacht!
Das ist das Fest des Wüstlings!

*****

Christian Morgenstern

Op 6 mei 1871 kwam Christian Morgenstern in München ter wereld in het gezin van een kunstprofessor die op zijn beurt, evenals zijn echtgenote, telg uit een schildersfamilie was. Christian leefde vanaf 1884 in Breslau, waar hij zich tijdens zijn studiejaren aanvankelijk concentreerde op rechten annex economie, later op kunstgeschiedenis enChristian Morgenstern filosofie. Daarna ondernam hij reizen naar Noorwegen, Italië en Zwitserland. In 1893 werden de symptomen van tuberculose manifest, waarvoor hij diverse malen in sanatoria moest verblijven. Een jaar later vestigde hij zich in Berlijn als schrijver, journalist en redacteur. Pas tegen zijn veertigste, in 1910, trad Morgenstern in het huwelijk met Margareta Gosebruch von Liechtenstein.
Het huwelijk was slechts van relatief korte duur, doordat de dichter op 31 maart 1914 in Merano (Zuid-Tirol) overleed aan de gevolgen van zijn ziekte. Kort voordien hadden enkele sanatoria en longklinieken zijn opname geweigerd. Op 4 april werd het lichaam van Christian Morgenstern in Bazel gecremeerd, waarna de urn met zijn as werd overgebracht naar het Goetheanum van de Antroposofen in Dornach. Nog in hetzelfde jaar 1914 verscheen Wir fanden einen Pfad dat zijn theosofisch-antroposofische overtuiging uitdraagt, en door de auteur is opgedragen aan Rudolf Steiner (1861-1925).

Morgenstern de mysticus
Naast al die gedichten en andersoortige teksten, heeft Christian Morgenstern ook veel aforismen geschreven, oorspronkelijk geconcipieerd als Tagebuch eines Mystikers, doch pas na zijn overlijden zijn al deze opgenomen in de verzamelbundel Stufen (1918), die ook wel als ‘bekentenisboek’ wordt beschouwd. Tevens is hij als vertaler van vier zeer vooraanstaande Scandinaviërs van die periode voor het voetlicht getreden: August Strindberg (1849-1912), Henrik Ibsen (1828-1906), Björsterne Björnson (1832-1910) en Knut Hamsun (1859-1952). Voorts schreef hij boeken met kinderliederen.

Gedecideerde weduwe
Margareta Morgenstern is ruim een halve eeuw weduwe geweest: tot aan haar eigen heengaan in 1968 heeft ze zich consequent en nadrukkelijk ingezet voor de verdere verspreiding van tal van werken uit de omvangrijke literaire nalatenschap van haar man. Tijdens diens leven was niet eens de helft van dat alles uitgegeven. Diverse malen heeft zij een keuze uit het oeuvre gepubliceerd. Daarnaast heeft ze in 1952 de bundel Ein Leben in Briefen geëditeerd, en tien jaar daarna de verzamelde brieven van Morgenstern, onder de titel Alles um des Menschen Willen. Als dichter genoot Morgenstern niet zoveel bekendheid door zijn serieuze poëzie vol wereldbeschouwing en diepzinnige liefdes- en zielslyriek waarin zijn zoeken naar God gestalte heeft gekregen, zoals in de bundels Auf vielen Wegen (1897), Ich und die Welt (1898) en Einkehr (1910). In de beginperiode was de Rudolf Steiner in 1889invloed van Friedrich Nietzsche (1844-1900) doorslaggevend, maar daarna werd hij geïnspireerd door Paul de Lagarde (1827-1891) en vervolgens, na 1909, leefde hij als een antroposofie-adept van Rudolf Steiner. Populariteit ontstond pas na de verkoopsuccessen die de Galgenlieder en de drie navolgende bundels in die categorie met zich meebrachten.

De ‘Galgenlieder’

De eerste Galgenlieder zijn in 1895 ontstaan voor de Bund der ‘Galgenbrüder’ (1) en waren niet bedoeld voor publicatie, maar werden in het cabaret ‘Überbrettl’ van Ernst von Wolzogen (1855-1934) (2) voorgedragen. Daar hadden ze zo’n intens succes dat Morgenstern besloot ze te laten drukken bij Bruno Cassirer (1872-1941). (3) De Galgenlieder vormen een filosofisch-groteske lyriek met een zeer nadrukkelijk persoonlijke stijl, die zowel het verschijnsel mens, alsook het ’tot mens omgevormde’ dier in het vizier heeft. Met een uitzonderlijk gevoel voor taal en de werking daarvan, alsmede voor tekstvorm ― vol excentrieke invallen ― heeft Christian Morgenstern een weliswaar onwerkelijke en scurriele ’tegenwereld’ gecreëerd in luchthartige verzen, die echter veelal een extra dimensie toevoegen, welke minder voor de hand ligt, maar ― samen met alle andere aspecten ― de tot volstrekte zinloosheid gedegenereerde wereld van alledag enigszins draaglijk moet, respectievelijk zou kunnen, maken. Morgenstern biedt een breed scala aan overmoedigheden qua gedachtenrijkdom en een hele reeks woordspellen en woordspelingen, die hun waarde via geestige rijmtechnieken in nieuwe uitbeeldingen vol kleurrijke ironie weten om te zetten: zinnebeelden worden letterlijk genomen. Een fraai voorbeeld biedt:

DER WERWOLF
Ein Werwolf eines nachts entwich
von Weib und Kind, und sich begab
an eines Dorfschullehrers Grab
und bat ihn: Bitte, beuge mich!

Der Dorfschulmeister stieg hinauf
auf seines Blechschilds Messingknauf
und sprach zum Wolf, der seine Pfoten
geduldig kreuzte vor dem Toten:

,der Werwolf, – sprach der gute Mann,
,des Weswolfs, Genitiv sodann,
,dem Wemwolf, Dativ, wie man’s nennt,
,den Wenwolf, – damit hat’s ein End’.

Dem Werwolf schmeichelten die Fälle,
er rollte seine Augenbälle.
Indessen, bat er, füge doch
zur Einzahl auch de Mehrzahl noch!

Der Dorfschulmeister aber mußte
gestehn, daß er von ihr nichts wußte.
Zwar Wölfe gäb’s in großer Schar,
Doch Wer gäb’s nur im Singular.

Der Wolf erhob sich tränenblind –
er hatte ja doch Weib und Kind!!
Doch da er kein Gelehrter eben,
so schied er dankend und ergeben.

Alle ‘Galgenlieder ‘ opnieuw in één boek bijeengebracht
»Motto.
Laß die Moleküle rasen,
was sie auch zusammenknobeln!
Laß das Tüfteln, laß das Hobeln,
heilig halte die Ekstasen!«

In de fraaie en inhoudelijk voortreffelijk verzorgde dtv-reeks Bibliothek der Erstausgaben is een versie beschikbaar waarin alle Galgenlieder bijeengebracht zijn. Oorspronkelijk zijn deze in een tijdsbestek van vijftien jaar, tussen 1905 en 1919, verspreid over vier deeltjes, verschenen. Dat dit zo is gebeurd, komt mede doordat Morgensterns uitgever steeds opnieuw aarzelde een vervolgdeeltje uit te geven en er heel wat overredingskracht voor nodig is geweest hem ertoe te bewegen.
Het bijzondere aan de edtitie is niet alleen dat alles op basis van het origineel is gerealiseerd, maar dat het boek ook is voorzien van een kort commentaar met uitleg over de editie, een glossarium van 13 pagina’s, en een overzicht op 9 pagina’s van data die in het leven en oeuvre van Morgenstern van belang zijn geweest. Een nawoord van de hand van de Herausgeber, ook niet al te lang met 11 pagina’s, verschaft achtergrondinformatie.

*****

(1) ‘Galgenbrüder’, een groep lieden, die, vol drank en opgetogenheid, uitstapjes maakte naar de Galgenberg bij Werder, in de omgeving van Potsdam. Voor deze mensen had Morgenstern aanvankelijk een deel der Galgenlieder geschreven. In bepaald opzicht kan deze groep als voorloper worden gezien van het literaire, specifiek Berlijnse, cabaret.
(2) ‘Überbrettl’, in Berlijn, was het eerste Duitse cabaret, gesticht door Ernst Freiherr von Wolzogen, enigszins naar het voorbeeld van het reeds in de Parijse kunstenaarswijk Montmartre bestaande cabaret ‘Chat Noir‘ van Rodolphe Salis (1851-1897).
(3) Bruno Cassirer gaf, samen met zijn broer Paul, niet alleen boeken uit, maar zij exploiteerden tevens een kunstgalerie. Zijn invloed op het culturele leven in Berlijn rond 1900 is enorm geweest. In 1901 besloten de beiden hun gezamenlijke onderneming op te splitsen: Paul hield de kunstgalerie, Bruno werd de enige eigenaar van de uitgeverij. Ook in die functie bleef hij een centrale figuur in het kunstleven van Berlijn. Vanaf 1936 werd het Joodse uitgevers steeds moeilijker gemaakt door de Berlijnse Bruine Brulbeesten, en zo verscheen in 1936 het laatste boek in Cassirers uitgeverij. Twee jaar later emigreerde een deel van deze familie naar Oxford, waar Bruno een nieuwe uitgeverij stichtte. Na zijn overljden in 1941 is de leiding van dit bedrijf in handen van zijn schoonzoon Günther Hell, die in Oxford als George Hill verder leefde.

*****

Christian Morgenstern: Galgenlieder ― Palmström • Palma Kunkel • Der Gingganz. Berlin 1905, 1910, 1916, 1919. Herausgegeben von Joseph Kiermeier-Debre. 368 pag. paperback. Uitgegeven in de reeks Bibliothek der Erstausgaben van dtv. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 2003 (2de druk); ISBN 3-42302639-1. Prijs € 8,50. (Dit bedrag geldt alleen in Duitsland en in Amsterdam bij Boekhandel Die Weisse Rose.)
Tevens aanbevolen: Wolfgang Victor Ruttkowski: Das literarische Chanson in Deutschland. Sammlung Dalp, Francke Verlag, Bern und München, 1966. Deze in linnen gebonden en van een stofomslag voorziene uitgave ― opgedragen aan Fritzi Massari, plaatsvervangend voor alle voordrachtskunstenaars ― is nog uitsluitend antiquarisch verkrijgbaar, maar wordt nog wel in catalogi, ook op internet aangeboden, voor circa 10 euro.

Afbeeldingen
1. Omslag dtv-uitgave van de Galgenlieder in de Bibliothek der Erstausgaben.
2. Christian Morgenstern.
3. Rudolf Steiner in 1889.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *