In de marge (8)

Een heel klein Gorter-epigonismetje vandaag. U[na] E[x] V[ocibus] (pseud. Jacqueline van der Waals): ‘T was buiten stoffig, warm en druk’: (…) Maar toen zij de kamer binnentrad, Waar ik stil te werken zat, Over mijn boeken gebogen, Toen viel een straal van het zonnelicht, Over mijn werk en mijn aangezicht En schitterde in mijn oogen. … Lees verder “In de marge (8)”

Henri van Booven Oproep

Een schaamteloos ‘Eigen Belangbericht’. Reeds sinds een jaar of twee houd ik mij intensief bezig met Couperus-biograaf Henri van Booven (1877-1964). Een zeer boeiende figuur die in zijn lange leven van alles gezien en meegemaakt heeft en vele grootheden uit zijn tijd goed gekend heeft: Van Deyssel, Gorter, De Nerée tot Babberich, Van de Woestijne, … Lees verder “Henri van Booven Oproep”

Mei-detail

Vanaf 1886 werd in Amsterdam gasverlichting aangebracht. In 1889 was vrijwel de hele stad Amsterdam gasverlicht. Gorter in de Mei (dat hij in 1889 voltooide), regel 27-28: […]

Vanaf 1886 werd in Amsterdam gasverlichting aangebracht. In 1889 was vrijwel de hele stad Amsterdam gasverlicht. Gorter in de Mei (dat hij in 1889 voltooide), regel 27-28: […]

In de marge (3)

Bescheidener dan Querido, die meende eigenhandig de Nederlandse poëzie te vernieuwen (In de marge 1), is Henri van Booven (1877-1964) in zijn debuut Witte Nachten (1901): […]

Bescheidener dan Querido, die meende eigenhandig de Nederlandse poëzie te vernieuwen (In de marge 1), is Henri van Booven (1877-1964) in zijn debuut Witte Nachten (1901): […]

In de marge (2)

Ook de jonge Henri Borel (1869-1933) liet zich ‘inspireren’ (zie vorige bericht) door Gorter. In zijn roman Het Zusje uit 1900 is opgenomen het waarschijnlijk rond 1893 geschreven prozagedicht ‘Herrijzenis’ (zie Van der Weij Beweging en bewogenheid – Het prozagedicht in de Nederlandse literatuur aan het eind van de 19e eeuw). Borel gooit hier onder meer Gorters verzen ‘Mijn liefste was dood’, ‘Ik liep ’s avonds door mijn stad’ en ‘Mijn handen zijn zoo heet’ door elkaar om tot een schaamteloos stuk Gorter-epigonisme te komen: […]

Ook de jonge Henri Borel (1869-1933) liet zich ‘inspireren’ (zie vorige bericht) door Gorter. In zijn roman Het Zusje uit 1900 is opgenomen het waarschijnlijk rond 1893 geschreven prozagedicht ‘Herrijzenis’ (zie Van der Weij Beweging en bewogenheid – Het prozagedicht in de Nederlandse literatuur aan het eind van de 19e eeuw). Borel gooit hier onder meer Gorters verzen ‘Mijn liefste was dood’, ‘Ik liep ’s avonds door mijn stad’ en ‘Mijn handen zijn zoo heet’ door elkaar om tot een schaamteloos stuk Gorter-epigonisme te komen: […]

In de marge

Herman Gorters bundel Verzen (1890) is het onbetwist hoogtepunt van de poëzie van zijn tijd en een hoogtepunt van de moderne Nederlandse poëzie in het algemeen. Zoals vrijwel echter altijd het geval is met nieuwe kunst wordt deze eerst niet begrepen. Gorters nieuwe poëzie stuitte veelal op weerstand bij de gevestigde orde. De jongere generatie kon het echter doorgaans wel bekoren. Helaas misten dezen zonder uitzondering het talent van Gorter. […]

Herman Gorters bundel Verzen (1890) is het onbetwist hoogtepunt van de poëzie van zijn tijd en een hoogtepunt van de moderne Nederlandse poëzie in het algemeen. Zoals vrijwel echter altijd het geval is met nieuwe kunst wordt deze eerst niet begrepen. Gorters nieuwe poëzie stuitte veelal op weerstand bij de gevestigde orde. De jongere generatie kon het echter doorgaans wel bekoren. Helaas misten dezen zonder uitzondering het talent van Gorter. […]