Twee decadente schildpadden. Over Joris-Karl Huysmans en Fernand Khnopff

Kenmerkend voor dat decadentisme was, onder meer, de teleurstelling in de maatschappij die ontstaan was als gevolg van de industriële revolutie. Geloof en wetenschap boden geen houvast meer en het burgerlijke winstbejag stond hen zo tegen dat zij vaak, als een schildpad, een zelfgekozen isolement opzochten. Over twee kunstenaars, een schrijver en een beeldend kunstenaar, en hun schildpad. […]

De afgelopen kerstvakantie heb ik benut om eindelijk J.K. Huysmans boek  Tegen de Keer te lezen. Een boek dat kort na het verschijnen al een cultstatus kreeg bij die mensen die zich door het decadentisme aangesproken voelden. Oscar Wilde dwéépte ermee. Kenmerkend voor dat decadentisme was de teleurstelling in de maatschappij die ontstaan was als gevolg van de industriële revolutie. Geloof en wetenschap boden geen houvast meer en het burgerlijke winstbejag stond hen zo tegen dat zij vaak, als een schildpad, een zelfgekozen isolement opzochten, waarin men zich wentelde in een soort Weltschmerz, ook wel spleen genaamd. Het enige wat nog inhoud kon geven aan hun vermoeide, verveelde bestaan was een soms koortsachtig zoeken naar Schoonheid.

In Tegen de Keer is de hoofdpersoon Des Esseintes een decadent pur sang. Hij ontvlucht de boze buitenwereld en richt met zijn verfijnde smaak een landhuis in, waar hij zich definitief wil terugtrekken. Eigenlijk gaat het boek vooral daarover. En de bespiegelingen waarmee dit alles  gepaard gaat: over kleurtoepassingen, de symboliek van stenen, geuren van bloemen en  parfums, of de smaken van theesoorten en spiritualiën. Zijn boekenbezit wordt omstandig omschreven evenals de vormgeving ervan.  Geld speelde kennelijk geen rol, dus speciale drukletters en een luxueuze  vormgeving van de band voor dát speciale boek hoorden erbij. Bij de muurtooi van het huis wordt eveneens uitvoerig stilgestaan. Verder is er de opmerkelijke rol van de  twee bedienden, die als levende poppen in dit geheel, zoveel mogelijk onhoorbaar en onzichtbaar, aan de wensen van hun heer en meester tegemoet moesten komen.

Kenmerkend is ook de overweging waarmee een schildpad als huisdier werd aangeschaft. De veronderstelling dat de kleur van het schild goed zou combineren met de kleuren van het Perzische tapijt gaf daarbij de doorslag. Het resultaat viel toch tegen — de kleurcombinatie werkte vertroebelend in plaats van dat de kleuren ervan opleefden. Des Esseintes besluit daarop het schild van het dier met goud te laten overtrekken, waaraan later nog eens een collectie edelstenen wordt toegevoegd. Uiteindelijk overleeft het dier al deze schoonheidsbehandelingen niet. Gewend aan een rustig leventje onder een armzalig schild kon het een bestaan als wandelende  hostiekelk niet verdragen.

Ook over Fernand Khnopff, de Belgische symbolist, kennen we een dergelijk verhaal. We mogen ervan uitgaan dat  hij het werk van Huysmans kende.  Khnoppf kunnen we welhaast als een levende uitvoering van Des Esseintes beschouwen. Vrouwen met androgyne trekken, en vaak roodharig,  spelen een belangrijke rol in z’n schilderstukken. Maar wie even beter kijkt, zal zien dat die vrouwen wel erg op elkaar lijken. Dat klopt; het krachtige gezicht met de markante onderkaak dat je steeds weer opvalt, behoorde toe aan zijn zuster Marguerite, die z’n hele leven lang zijn belangrijkste muze en schoonheidsideaal was. Haar huwelijk schijnt voor hem een moeilijk te verteren gegeven te zijn geweest.

Lees ook:  (Decadente) aanwinsten (9)

Khnopff woonde tot aan zijn veertigste bij z’n moeder. Toen trouwde ook hij; een huwelijk dat echter na drie jaar alweer werd ontbonden. In samenwerking met de architect Pelseneer liet Khnopff in1902 een huis voor zichzelf bouwen, dat als een kunstwerk op zichzelf beschouwd kan worden. Een tempel voor de schoonheid, maar ook een fort tegen een veranderende wereld. Behalve het atelier had het relatief kleine en hoog geplaatste ramen, die wel licht maar geen zicht boden. The Studio van december 1912 wijdde een artikel aan huis en interieur. Ik citeer daaruit:

In het atelier hangt een mysterieuze atmosfeer. Zon schijnt door de glas in loodramen waarbij de kleuren ervan worden weerspiegeld op het witte vloermozaïek, In het midden daarvan ligt  een grote goudkleurige cirkel. Op het plafond is een andere die daar mee correspondeert aangebracht. Dit als symbool voor de Weegschaal, het sterrenbeeld waaronder Khnopff werd geboren. Een klein fonteintje kabbelt. Op de bodem van het marmeren bassin liggen parelmoer schelpen waarvan de delicate kleuren opglanzen in het heldere water. Verspreid door de ruimte zijn voorwerpen van schoonheid aanwezig. Glimmende zijden gewaden in verschillende tinten. En grillige verdorde maretak. Vlinders van een schitterend blauw dat door een mens niet na is te maken. Op een geborduurd kussen het lege huis van een schildpad, door Lalique zelf, in brons gevat. Khnoppf had liever geen dieren om zich heen, toch was dit dier een tijdje zijn huisgenoot, totdat het hem toch te luidruchtig werd en hij het naar de tuin verwees. Daar raakte hij zoek en werd later dood terug gevonden. Opnieuw, maar nu stiller, hernam hij z’n plekje in het atelier onder een nieuwe naam. Khnoppf noemde hem voortaan: ‘Mijn wroeging’.
_______________
Afbeelding:
– Het atelier van Fernand Khnoppf. Foto uit The Studio

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *