Van en over Arthur Rimbaud in Amsterdam en Zaandam in 1876.

Over Arthur Rimbaud – werkelijk zonder het gebruikelijke 1900-cynisme een groot
en belangrijk en prachtig dichter – in Nederland schreven wij zo goed als niet omdat er simpelweg niet veel te melden is. Tijdens het leven van de dichter, een leven dat sowieso gekenmerkt wordt door enigmatische schimmigheid, is er geen (fictief)receptie-spoor van hem te vinden in de Nederlandse polderletteren.
Na zijn overlijden in 1891 kom je hem een enkele keer tegen. Frans Netscher noemt hem ergens terloops in een kritiek aan het begin van de jaren 1890 en onlangs stuitte ik op een voor mij nieuw In Memoriam in De Wereldkroniek van 1895, waarvan ik de  tekst echter nog niet heb kunnen achterhalen. Een heel laat eerbetoon is te vinden bij Van Geuns.
Iets na 1900 wordt Rimbaud genamedropped door Henri van Booven in zijn roman Van de verering des levens uit 1906 wanneer hij schrijft over de door hem, Carel de Nerée en hun vriendclubje rond 1900 aanbeden schrijvers:  (…) Verlaine, Rimbaud, Mallarmé,Rossetti, Rodenbach, Poe, Ibsen en Nietzsche werden als goden aanbeden.’

Ik moest aan dit alles weer denken naar aanleiding van een stukje dat Guus Luijters afgelopen zaterdag in de NRC schreef over Rimbauds’ vluchtige bezoek aan Amsterdam in de zomer van 1876. Hij was daar aangekomen vanuit Harderwijk op weg naar Den Helder waar hij op 10 juni 1876 als KNIL-vrijwilliger naar Java te reizen op het schip de  Prins van Oranje. Zie hierover de standaardbiografie van Graham Robb op pagina 279 en verder, waarop Luijters zich naar ik aanneem baseert. Robb: ‘After a grueling three weeks, of drinking, whoring and basic training, 200 soldiers marched to the beat of a drum to Harderwijk and boarded the train to Den Helder on the north-west coast.’
Aangezien ik net bezig was een stukje te tikken over de vader van Carel de Nerée die in precies deze jaren als zeeman regelmatige uitvoer vanuit Den Helder zocht ik even een en ander nader uit voor een bijzinnetje in de grote De Nerée-biografie. Hypothetisch kan vader De Nerée dus de later door De Nerée bewonderde dichter voorbij hebben zien struinen op de kades van Den Helder. Symbolistisch-decadent wereldnieuws, dat snapt mijn buurvrouw.

Luijters schrijft over Rimbauds Nederlandse reisje dat:

‘(…) na de orgie van die avond vertrokken de volgende dag 197 (?, sb) huurlingen met de trein naar Den Helder. Na een overstap in Utrecht arriveerden ze op Station Oosterdok. Rimbaud in Amsterdam, als Jan Fuselier aan het IJ! Er bestaan boeken over Rimbaud in Aden, Rimbaud op Cyprus, Rimbaud in Londen, Rimbaud in Harar, maar Rimbaud in Amsterdam hadden we nog niet.’

Ik las uiteraard niet alle 10.000 boeken en artikelen over Rimbaud en op welke bron Luijters zich baseert heb ik dan ook niet kunnen achterhalen dus ik baseer mij dan, waarom niet?, op de ‘eminente poëziekenner’. Dat klinkt veel cynischer dan ik het bedoel want het idee dat Rimbaud in Amsterdam is geweest is inderdaad wel een leuk curieus historisch feitje. Of het ‘belangrijk’ is weet ik niet, daar ga ik niet over.

Excusez de gebruikelijke irritante maar onvermijdelijke wollige metareflecties en laat me tot de kern komen en Luijters’ vraag beantwoorden: ‘De vraag is inmiddels hoe hij vanaf het Station Oosterdok in Zaandam is gekomen, want tussen Amsterdam en Zaandam lag geen spoor. Ik denk dat er schepen zijn ingezet.’

Lees ook:  'Dood van Van Gogh was ongeluk, geen zelfmoord'

Over Rimbaud en Zaandam is mij ook niets bekend maar ook hier volgen we Luijters en nog immer denken we de vraag te kunnen beantwoorden. Het is heel goed mogelijk dat Rimbaud niet in Den Helder op de Prins van Oranje is gestapt, maar in Amsterdam óf in Zaandam. Uit  het Nieuws van de dag van 19 juni 1876 is namelijk, lang leve Delpher, op te maken dat een stoomschip Prins van Oranje van Amsterdam naar Zaandam voer: ‘zomerdienst aanvangende 7 mei 1876’. De aanlegplaats was ‘Westerdoksdijk tegenover het loodskantoor.’ Dat Rimbaud scheep ging aan de West- en niet zoals Luijters meent de Oostzijde is gezien zijn bestemming ook aannemelijker.
Er zijn meer hondjes die Fikkie heten en de bronnen van zowel Luijters als Robb zijn mij dus onbekend en of deze Prins van Oranje ook doorvoer naar Den Helder is mij vooralsnog ook niet duidelijk. Maar áls dat zo is en Rimbaud daarop voer dan is hij, denkt u even romantisch-historisch-hypothetisch met mij mee, zo over het IJ, de Zaan op, langs Monets in 1871 geschilderde Blauwe huis, waar hij even van de boot sprong om door Zaandam te wandelen blijkbaar, en langs de dan nog niet gebouwde decadente villa naar Den Helder getuft.
Kortom, ik snap hier niks meer van.
Feit is wel dat dankzij Delpher de naam van de kapitein van de van Den Helder vertrekkende Prins van Oranje te vinden is ( T.J. Aukes) alsmede de identiteit van Rimbauds medepassagiers en het precieze aantal regimentsleden (212):

‘Passagiers a/b Prins van Oranje, van Nieuwediep naar Batavia, R. H. Clarckson, echtg. en 3 kind.; Mevr. wed. K. Veenstra en 5 kind.; D. B. Weijergang en echtg.; Mej. Bergendahl; Baron van Heeckeren tot Walien; J. L. M. van Gorkum, luit. ter zee; H. Herschell; D. Burger; J. de Bruyn; Daniels; F. Lensing, off v. adm.; H. J. E. van Loon; Waschke, off. v. gez., P B. Haag, echtg. en 2 kind.; J. Hol, en echtg., H Dürler; W. C. L, Ruys; Ds. F. W. G. Kemmann, echtg en 3 kind.; A. ,T. Beek, echtg. en 3 kind.; G. F. H Henny, echtg. en 2 kind.; G.W. Salomonson; Jkh.. Mercier en echtg. (tot Engeland); K. Wijbrandi; Mej.  Chrsitense en kind, Vogelenzang, echtg. en 2 mj. A.B. Loose; H- Schaap echtg. e. kind; D. M. Wortelboer en dochter; L. F. E. Lumann; G. L. Neumann; Raden Mangkoe Mihardjo; P. E. de vries; H. Begeer; J. Bordewijk; een detachement suppletie troepen groot 212 man, waaronder 12 onderfficieren, command. kapt. der inf., F. W. P. G. v. Werkhoven, medegeleiders de luits. der inf. H. G. Gerritsen; J. E. Jurling; H. C. Klerk de Reus; F. C. Hering, de laatste met echtg., en een detachement schepelingen, 24 man, waaronder 3 onderofficieren'(Nieuws van de dag, 12 juni 1876)

Ook dit is misschien volstrekt triviaal, maar geeft toch een zekere verdieping aan de mysterieuze laatste overzeese dagen van Rimbaud.

[Wordt vervolgd.]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *