Van en over seks en naakte vrouwen en bachantische wellust op Prins Odrons orgie.

Het even ongeloofwaardige als blijvende succes van uw favoriete   cultureel-historische internetwebsite is enkel te verklaren door de schrijnende belofte die deze in zich draagt. Het enige wat uw favoriete studeerkamerdecadent decadent maakt is dat deze tegen beter weten in doorgaat terwijl alles om hem heen, de, toch al weinig voorstellende, Nederlandse beschaving bijvoorbeeld, volstrekt is afgebrokkeld, un convive des dernières fêtes. Maar ik blijf u lokken met ‘decadentie’ terwijl iedereen weet dat deze term totale onzin is: wie of wat is er ooit echt decadent geweest? Precies. Niemand. Herleest u maar Gilmans Decadence: The Strange Life of an Epithet. Maar who cares about wetenschappelijk verantwoord? ‘Decadent’ staat natuurlijk in mijn infantiele brein en dat van u voor ongelimiteerde en straffeloos immoreel uitgeleefde seks. Ik wil het, u wilt het, mijn buurman wil het, maar mijn buurvrouw niet met mij.

Voor u, wie u ook bent, geen idee, ligt het misschien anders maar voor mij is een en ander echter helaas niet weggelegd. Hier is het lasciva est nobis pagina, vita proba wat de klok slaat. Voor een studeerkamergeleerde niks geen frivoliteit en leuke meisjes die maar afleiden van het noeste wetenschappelijke werk. Ik schreef wel eens over die arbeid: it’s a dirty job but somebody’s gotta do it maar dat is niet helemaal waar, want is het volstrekt cerebraal en netjes en een douche heb ik hier ook onlangs geïnstalleerd. Soms wordt het me teveel en dan heb ik neigingen om naar buiten te gaan en iedereen af te maken maar dat duurt meestal maar even (een paar weken.)

Ik kruip dan gewoon weer achter de laptop en in de boekenkast om, obscure, sensuele passages voor u op te zoeken en over te tikken, al dan niet vertaald of begeleid van een wetenschappelijk verantwoorde duiding. Want wanneer is een onderzoek naar de aanwezigheid van een decadent-symbolistisch-neomystiek discours in het Nederlandse culturele veld rond 1900 nou eigenlijk zo ongeveer voltooid? Simpel natuurlijk: wanneer je een sappige seksscene hebt gevonden, het liefst à la Peladan met magiërs, bleke prinsessen en hemelbedden in grote verlaten landhuizen. Een beetje sadisme of andere morbiditeiten zijn daarbij altijd welkom.
Probleempje is dat dat in de Nederlandse literatuur eigenlijk niet te vinden is en bij Huysmans en Lorrain zoek je hier ook vrijwel tevergeefs naar. Het zit namelijk vooral in een ieders hoofd denk ik. Bij eerstgenoemde schrijver denkt men meteen aan ‘decadentie’ en dus seks maar in À rebours wordt er helemaal niks lijfelijk op een werkelijk gezellige laat staan perverse wijze gedaan. Het dichtst in de buurt komen Catulle Mendès’ romans en enkele macaber-perverse korte verhalen van Remy de Gourmont uit de jaren 1890.

De reden dat ik mij heb gestort op Karel de Nerée is, ben ook maar een mens, dat seksualiteit en lichamelijkheid bij hem, zijn oeuvre, zijn persoon, wel een rol van belang speelde. Of beter gezegd: het wordt bij hem gethematiseerd op een wijze die je bij geen enkele andere Nederlandse kunstenaar ziet wat opvallend en interessant is. Niet voor niets is De Nerée wel ‘de Couperus van tekenpen’ genoemd. Couperus is de enige Nederlandse (echt goede) schrijver rond 1900 waar geilheid, liefde, lust, lichamelijkheid en sensualiteit het voornaamste thema is.  Vaak heeft men het over noodlot, ouderdom en vergankelijkheid als dominante thema’s maar daaruit volgt als vanzelf dat dat wat je daardoor verliest in feite de essentie is.

Denkt u aan wat  De Nerée betreft aan zijn verfijnde perverse vrouwenfiguren (de duistere en wellustige Extaze-tekeningen!), zijn naakten (die niemand kent, maar goed) en ook diverse van zijn (ongepubliceerde) brieven bevatten schaamteloze wellust, vooral die aan Rijnbende.  Hij hield ook wel van een feestje en beschreef dat in een manuscript dat ik hier braaf aan het ontcijferen ben en een soort verslag van een bescheiden orgie lijkt te zijn. Een orgie is voor de goede orde rond 1900 een uit de hand gelopen studentenfeest maar in deze tekst lijkt het echt goed uit de hand te lopen. Meer daarover wanneer ik het priegelige Franse handschrift goed heb ontcijferd.

Tot die tijd moeten we het in de Nederlandse literatuur van rond 1900 doen met de billen van Léonie van Oudijck, de homokitsch van De berg van licht, enkele andere sensuele passages uit Couperus’ oeuvre, zoals de hiervoor gelinkte en Pathologieën. ‘Maar is er nu echt niets meer te vinden?’, hoor ik u licht hijgend vragen. Ja hoor, er is wel her en der iets, maar Nederlanders houden niet van seks (‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg.’) en als je zoals Couperus, Bram van Dam, Henri Borel of Cecile de Jong van Beek en Donk (cf. Lilia, 1907, komt abortus in voor.) er betrekkelijk openlijk over schrijft kan je het al snel wel vergeten. Alstublieft niet weer aan komen kakken met de masturbatiescene uit Een liefde: die is zodanig cryptisch-impressionistisch beschreven dat zelfs ik, toch wel wat gewend op dat gebied, er altijd overheen heb gelezen. Daarnaast censureerde Van Deyssel hem (haar) bij de tweede uitgave, wat niet erg sexy is.

Dat een van de meest expliciete en sensuele passage uit de Nederlandse literatuur van rond 1900 die ik ken uit een van de meest onvindbare en volstrekt vergeten verhalenbundels komt is dan ook exemplarisch. Dat deze zodanig is beïnvloed door Couperus dat het zelfs voor de Rondom Couperus Reeks te epigonistisch is, is extra leuk.

Lees ook:  'Je weet het nooit’: Enkele notities bij het verzamelen van Couperus, deel 2.

De macht van het dode van A. Dolfers verscheen in 1906 in Haarlem bij P. Visser. Op het omslag heeft het een tekening van kunstenaar en ontwerper Johannes Linse: een voorbeeld van eveneens volstrekt vergeten Nederlands symbolisme. Het doet bijvoorbeeld enigszins denken aan Gockinga’s Berg van licht-tekeningen. Het gehele bandontwerp is van Ties Bles, die ook veel deed voor Meindert Boogaerdt. En deze Bles onthult ook meteen de identiteit van de schrijver want iedereen weet dat Ties Bles de broer is van Dop Bles, niet lang geleden nog in het kunstnieuws omdat Mondriaan met diens dochter wou trouwen. Bles en deze kwestie kwamen voor de goede orde ook al voorbij in Léon Hanssens eerdere Mondriaanbiografie (p. 446 ff.)

Anyhow, Bles hield van Baudelaire en zodanig van Couperus dat deze vroege verhalenbundel één grote PsycheDionyzosFidessa-kloon is geworden. En evenals deze Couperussen is er geen doorkomen aan door de warrige plotontwikkelingen, idiote neologistische taalgebruik en de fantasy– en sprookjessetting. Maar dat is een kwestie van smaak en maakt het niet minder curieus en interessant.

Want to the point: in het verhaal Prins Odron is de enige mij bekende symbolistisch-Couperiaanse orgie-beschrijving te vinden uit de Nederlandse literatuur van het fin de siècle. Seksbeschrijvingen zijn als humor: it dates maar deze orgie-beschrijving is voor Nederlandse literaire begrippen rond 1900 mijns inziens absoluut op het randje en waarschijnlijk de reden dat Dolfers volstrekt genegeerd werd. Hoe dan ook had ik hier wel bij willen zijn, maar ik moet weer doortikken.

**

Naakte vrouwen in rode en gele sluiers, als zinnelijk  verlangen hullend om hen, lagen op
sofa’s langs de muren, waartegen de bloemen als kleurslierten omlaag hingen, zwanger van zware geur.Uit het plafond regende neer het rode licht als een heet gas, overscheutend hun naakte lijven, die zij rekten in moe verlangen, luisterend naar de muziek die in hese tonen van trompet-schettering trilde en blikkerde op hen aan.
Toen sprongen zij op, snel even poederend een lachblos op de wangen, toetredend met lust-ogen naar Odron. Zij voerden hem blij lachend mee alsof hun lachen slechts hem gold en streelden hem met-week-lieve, smachtende blik. Odron liet zich meevoeren door haar, die hij meende de mooiste en gezeten naast haar voerden de anderen luidruchtig en brutaal, dans uit, interpretérend de opwalsende muziek.
Odron voelde zich behaaglijk in de weke omarming van die zachte vrouw, die kuste zijn ogen, starend op het bachantisch-vreemde. Toen kwamen zij op hem toe en smeekten hem likeuren af, die in grote glazen rondgedragen werden.
Hij liet ze drinken en hij dronk zelf. Om hem kwam een opbrandende feestvreugde, verhittend zijn lijf, waarop de vrouwen hem zochten om hun hartstocht te koelen. Zij wierpen zich aan zijn voeten, omstrengelden en omkropen hem als slangen, strekkend de armen verlangend naar hem.
Odron zag om naar Egostos, die verdwenen was. Toen wilde hij allen bevelen heen te gaan, terwijl slechts de uitverkorene zou mogen blijven, maar alle monden, als rijpe gespleten vruchtend, gulzig smachtten zó naar hem op, dat hij niet durfde spreken.
‘U moet ons kussen, drinken met ons’, en Odron dronk de brandende dranken, als vlamhitte slaande uit hem. Zijn ogen werden koortsig, zijn lippen droog, hingen als velstukken aan zijn open leeg-hete mond. Hij wilde gaan maar waggelend viel hij tussen de vrouwen, die in bewzijmelende wellust hem trokken naar zich. De muziek schor-hijgde op, rukstoten van melodie die de zinkende vreugde deden opleven in de dronken lijven. Toen zongen de stemmen mee, krijsend hysterisch gegil, als giftige sappen druipend uit hun monden. Odron voelde passie, met bonzend geweld gulpend, vol golven door zijn lijf en groot zijn verlangen in zwelging te blijven genieten deze orgiesche, gistende vreugde.
Hij greep naar de vrouwen en kuste hen, smekend bij hem te blijven, blij met hen allen die hun vreugderoes uitstortten in het genietingen over hem.
‘Dat is het leven, dat is de macht, die ik wil aanbidden!’, juich-hijgde het uit zijn dorstige mond.
‘Blijf, o, blijf bij ons Odron’ en smekend als Sirenen strekten zij zich tot hem. Zij openden smachtend de armen en hun ogen waren stukjes magneet.
‘Bij u zal ik altijd vinden, altijd vinden… Ik zal nooit meer verlangen, altijd bezitten… Ik zal bezitten, want altijd zult u bevredigen…’
‘Ja, ja,’ murmelde het smachtend naar hem op en hij zag hoe hun figuren rijk waren aan wellustige vormen en vol bedwelmende liefde.’
‘Ik heb gevonden!… ik ben koning!… Ik ben koning en ik blijf!’ galmde Odron luid.
(p.108-112)

Afbeeldingen.
C.K.H. de Nerée Naaktstudie, potlood, 1904, part. coll. (?)
J. Linse, Omslagtekening Macht van het dode, 1906, coll. S.B.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *