Hello, hello, I’m back again: meer onbekende tekeningen van René Gockinga

Daar zijn we weer, hello, hello, I’m back again. Ik heb besloten rond1900 toch weer aan te slingeren of beter gezegd, er zelf weer voor te schrijven, de site bestond immers gewoon nog. Niet omdat ‘het bloed kruipt waar het niet gaan kan’ of omdat ik niet zonder kon, maar gewoon omdat het toch wel leuk en ik denk belangrijk is om bepaalde dingen te delen. Ik zat hier toch behoorlijk mee, werd vanochtend om vijf uur (normaal om zes uur) wakker met onderstaande tekst paraat in mijn hoofd.

De toon zal wel anders zijn, zoals u nu misschien al merkt, normaler en niet meer dat onzinnige meervoud. Tien jaar geleden, of hoe lang schrijf ik hier al?, was dat doen-alsof-je-zelf-decadent-bent misschien heel even grappig maar ik was daar helemaal klaar mee, had me een beetje vast geschreven. En dat aanstellerige oude romannetjeslezers verbaasd waren dat, mocht ik ze eens in het eggie spreken, ik niet ook een aanstellerige oude zeur was die teveel witte wijn, of absint dronk, vond ik ook niet grappig meer. Nooit kwam ik, zal aan mij liggen misschien, eens leuke jongedames tegen in de al zo spaarzaam bevolkte 1900wereld (wat de hell dat ook is). Daar was het me immers aanvankelijk allemaal om te doen, fame and fortune, decadentie en gratis drugs en seks. Niks van gemerkt helaas en het had eigenlijk allang tijd voor een plan b moeten zijn.

Verwacht u niet meer van die eloquente ellenlange stukken over details uit de literatuurgeschiedenis. Voornaamste reden is dat mij die (Nederlandse) literatuurgeschiedenis niet zo meer interesseert en het is ook wel een heel klein gebied waar erg weinig mensen interesse in hebben. En ja, dat vind ik belangrijk, want ik schrijf niet voor mezelf, maar voor een publiek(je) en ik ben toch geen culturele weldadigheidsinstelling? Zo’n liefhebber van de (Nederlandse) literatuur ben ik helemaal niet (zacht uitgedrukt, alleen Couperus is wel aardig), dus uit ‘passie’ doe ik het niet. Vergeet u niet dat het allemaal onbezoldigd moet hier te lande en als je dan ook nog weinig concrete waardering krijgt, begrijp ik niet goed waarom je het zou doen. Ik bedoel, ik deed talloze Couperus-gerelateerde vondsten maar nooit werden die eens opgepikt door Tzum of het Couperus Genootschap. Wel schreef De Telegraaf uitvoerig over Rondom Couperus, maar meer boeken verkopen deed dat niet en als ik zo het ruw gemeen niet kan bereiken weet ik het ook niet meer. Ik ben zelf ruw gemeen, voor de goede maatschappelijke ladder-orde. Als u dit niet gelooft komt u maar naar het skatepark, skate ik u er uit en sla u daarna in elkaar tezamen met mijn matties.

Dus voor wie schrijf je dan? Twee Nescio– en Van Gogh-curiosa werden echter wel opgepikt, wat prettig was. Dieptepunt in deze was toen ik, denk ik, wist te beargumenteren dat Oscar Wilde en Carel de Nerée elkaar zeer waarschijnlijk ontmoet hadden, wat Engelse contacten en Wilde-scolars, incluis Wilde’s kleinzoon, prachtig en interessant vonden. Terecht lijkt me. Had hier echter de NRC aan de lijn die mij vroegen uit te leggen wáárom ze er aandacht aan zouden moet besteden. ‘Laat maar’, dacht ik toen, ‘I’m off to the skatepark, dude.’ Het klinkt opschepperig en bitter, is het ook. Maar ik doe ook gewoon mijn wetenschappelijke taak, werkelijk waar, ik ben hier niet enkel als mezelf.

Want, per ongeluk toch langer stuk geworden, daar gaat en ging het hier op rond1900 tussen alle kolder over drugs, decadentie, perverse seks en absint toch over. Er is nog veel moois te vinden in in het bijzonder de kunst en cultuur van het Nederlandse fin de siècle. Moois, want daar gaat het volgens mij om, mooie dingen vinden en die delen. Volgens mij, en dat is een van de redenen dat ik wel degelijk oprechte persoonlijke affiniteit met het esthetiscisme en decadentisme heb, is namelijk kunst, tezamen met liefde en vriendschap, zwemmen in buitenwater en backside airs, waar het werkelijk om gaat in het leven. De esthetische ervaring die een kern raakt en je verheft boven de dagelijkse ellende, de ‘metafysische troost van de kunst’, zoals Nietszsche (Oneigentijdse beschouwingen, # 4) het noemt. Het puur esthetische maar helaas tijdelijke: ‘Net als in een droom, is onze waardering van de dingen veranderd zolang we in de ban zijn van de kunst.’ En ‘we hebben de universele dramaturg juist nodig om ons, al is het maar voor een paar uur, van die verschrikkelijke spanning te verlossen.’

En nu we toch eens eerlijk in plaats van koketterend-onzinnig persoonlijk zijn, Paters credo is ook werkelijk de onze: ‘To burn always with this hard gemlike flame, to maintain this ecstasy, is success in life.’ Dus verwijlen bij lange literair-historische stukken waar de extaze allang weg is, is niet de bedoeling, letterlijk je leven riskeren op een skateboard en going to the punkrockshow dus wél. Dat de symbolisten, decadenten, mystici en art nouveau-kunstenaars rebellen en antiburgerlijk waren spreekt mij ook aan. Dat men dit in Nederland maar aanstellerij vond en vaak ook nog wel vindt is natuurlijk een pluspunt. Werkelijk, iedereen die ik in Nederland spreek die De Haans Pathologieën las vond het maar een raar naar boek. Dit in tegenstelling tot de Engelse en Amerikaanse uitgevers met wie ik in de loop der jaren contact had om eindelijk eens een Engelse uitgave te doen, waar je geen seconde hoeft uit te leggen waarom het een mooi, belangrijk en goed boek is. Neen, die uitgave is er nog niet, want zó makkelijk gaat dat vervolgens ook weer niet.

Lees ook:  ‘Ad Astra’ van Axel Gallén: twee versies van één schilderij

En om die kunst gaat het dus hier want het geval wil namelijk dat ik als buitenpromovendus aan een biografie van Carel de Nerée werk. Onbezoldigd tevens, voor fucks sake, zo ben ik dan ook weer wel. Je zou dat kunnen zien als een cumulatie van zo’n twintig jaar duiken in de kunst- en literair-historische krochten van het fin de siècle, want in De Nerée komt vrijwel alles uit dat discours samen, symbolisme, dandyisme etc. Hij liep, ‘letterlijk’ heel Europa door rond 1900, kende, of zag iedereen, en maakte de meeste bijzondere kunst van allen. Het gaat goed en het is hopelijk binnen twee jaar uiterlijk af. Ik werk daar dus heel hard aan, ondanks dat dat misschien op ‘facebook’ of deze site anders lijkt. Maar het is dus onbezoldigd, dat betekent dat het heel veel tijd en geld naast het reguliere werk kost en de reden dat 1900 en literair-historische dingen die niet betaald worden (alle dus) en dingen die niet echt heel leuk of relevant zijn, stop moest zetten om de eindsprint te halen. Ik heb voor de goede orde wel een eerste subsidie gehad, maar bij de recente, voor mij dan tweede ronde, viel ik helaas buiten de boot. Pech, maar er waren gewoon heel veel vissers in de vijver. De proefschriftconstructie garandeert immers enige kwaliteit van het werk, dus daar zal het niet aan liggen (dare I say it). Er is wel geld gegeven voor een biografie van Maurits Wagenvoort over wie we hier veel schreven, wat absoluut super is: zet hem op Floris! Kom vooral hier langs voor beetje extra Wagenvoort-documentatie. (Iets wat Van Gemeren gek genoeg vergeten was voor zijn Couperusbiografie.)

Maar bij dat schrijven en onderzoeken aan De Nerée kom en kwam ik dus zoveel aardigs tegen dat echter niet direct in die tekst past, maar er wel bij hoort als het ware. Dat kwam dan hier op rond 1900. En dat, tenslotte, ga ik toch blijven doen, maar wel minder frequent en bondiger dan in het verleden. Dat zal dan wel in principe enkel beeldende kunst betreffen, omdat dat mij minder tijd kost en het, denk ik, voor meer mensen interessant is. Bijkomend probleempje is wel dat de site zoals hij nu is zich daar misschien niet helemaal voor leent, dus eigenlijk moet hij omgegooid worden naar een meer up-to-date en visueel gerichte vorm. Ook daar heb ik tijd noch geld noch kennis voor, dus als iemand zich geroepen voelt om mij te helpen, graag (sjbink@hotmail.com). Sowieso zoek ik iemand die mij op technisch vlak kan assisteren, niet de tekstuele inhoud (die kan ook beter, maar goed), maar de wordpress-kant, site-onderhoud en andere technische zaken waar ik niet zo goed thuis in ben en geen gelegenheid heb om me in te verdiepen. Dank u. Dit weet u nu, genoeg persoonlijke ontboezemingen en snel terug naar de orde van de kunsthistorische toekomende dag.

Over de mysterieuze, door De Nerée en Beardsley beïnvloede, Joseph René Gockinga schreef ik hier op rond1900 en op voor John Coulthart ook tweemaal. Vooral de tekeningen uit een privécollectie in Florida of all places was een waanzinnige vondst.
Maar tot mijn verbazing en vreugde heb ik nog iets kunnen vinden. Het, zeer zeldzame, tijdschrift Minyak. Officieel orgaan van de vereeniging van geëployeerden bij de petroleum-industrie in Nederlandsch Indië, 1e jaargang, 1922, blijkt drie full page platen (30 bij 23 cm.) van Gockinga te bevatten: Va-Banque, Flirt en Boudoir, gedrukt in heel donker groen, rood en paars. Vooral Banque (als eerste afgebeeld hieronder) is een knap staaltje Beardsley-met-eigen-wending en hangt hier dan ook ingelijst aan de muur. De twee andere zijn, voor Gockinga’s doen dan, iets zoeter en sluiten meer aan bij de art deco van de periode waarin ze zijn ontstaan maar zijn onmiskenbaar gemaakt door, als je het mij vraagt, een zeer getalenteerd kunstenaar die jammerlijk genoeg volstrekt vergeten is. Maar voilà:

 

 

 

 

7 gedachten over “Hello, hello, I’m back again: meer onbekende tekeningen van René Gockinga”

  1. Mooi, die nieuwe Gockinga’s. Natuurlijk op je voorspraak jaren geleden al dat speciaal nummer van De Zweep, Nederlandsch-Indisch blad, april 1922, aangeschaft, met tal van Gockinga’s. Overigens interessant blad, uitgegeven door het persbureau Aneta. Wie gaat eens de bio. schrijven over G.? Keep on the good work.

  2. Tikfout zie ik, in m’n post van 11 december.

    Je noemt jouw post ‘Hello, hello, I’m back again’, waarop je in wat volgt een linkje plakt naar het desbetreffende muzieknummer. Dat is echter een cover. Vandaar dat ik je even wees op het origineel…

    Wakker nu?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *