Gelezen: Van de liefde die vriendschap heet

Met genoegen las ik de hier zojuist aangekondigde briefwisseling tussen Kloos en Verwey. Ik zal puntsgewijs toelichten wat de oorzaak van dit genoegen was:

– Hoewel de Tachtigers doorgaans met de nodige egards besproken en behandeld worden, bestaan er, in tegenstelling tot auteurs van latere periodes als bijvoorbeeld Elsschot of Hanlo (eigenlijk zou hier ook Couperus moeten staan, maar diens brieven zijn vreemd genoeg nog steeds niet integraal uitgegeven, maar dat terzijde), in feite weinig goed leesbare of althans goed verzorgde brievenuitgaven. Veel is verspreid in losse publicaties of erg suffe, oude publicaties van mensen als Stuiveling of ‘s-Gravesande. Uiteraard is er, alweer wat decennia geleden, het een en ander verschenen in de Achter het Boek -reeks van het Letterkundig Museum, maar deze erg op documentatie gerichte uitgaven lokken wellicht voornamelijk vakidioten als ondergetekende. Deze briefwisseling tussen Kloos en Verwey kan mijns inziens tot een groter publiek spreken.
-Hoe kan dat nu? Welnu, volgens mij in de eerste plaats doordat met name Willem Kloos hier als een boeiend en universeel persoon uit te voorschijn komt. Dat is in ieder geval wat mij direct opviel en voor mij de grootste openbaring was. Recentelijk herlas ik het een en ander over hem en als altijd zet men hierin het beeld neer van de mislukte, wat domme, jongeman/dichter, die dronken, gek en later betutteld door zijn vrouw werd. Echter, ik kan dat niet opmaken uit deze brieven. Ik vind hem hier wel stoer, de Rimbaud, de verdoemde dichter, die tegenover de wél nogal suffe Verwey, met name in de vroege brieven uit de jaren 1880, bepaald zijn mannetje staat. We hebben het namelijk wel over Kloos, de ‘gróote Minnaar zonder ruste’ (vers XXXIX uit Verzen, 1894) en natuurlijk de ‘God in het diepst van [zijn] gedachten’. We kennen ze, maar je zou in Nederland eens groots doen… Dat kán niet kloppen; zo iemand moet wel gek of dronken zijn. Tijdens de lezing van deze brieveneditie pakte ik zo af en toe Kloos’ belangrijkste bundel erbij. Ook van Verwey herlas ik wat verzen, maar die zijn nu eenmaal lang zo groots niet.
-Over het homoseksuele gehalte van deze hele briefwisseling, beter gezegd de vriendschap, durf ik sec op basis van deze uitgave niet heel veel te zeggen (er wordt wel veel geruzied over het teruggeven van foto’s, boeken, en stoelen etcetera, nadat de ‘relatie’ over is). Er valt weinig aan toe te voegen,  omdat de belangrijkste brieven dienaangaande reeds gepubliceerd zijn. Deze uitgave kan dit beeld wel nuanceren, maar bovenstaande nuancering (die van Kloos’ persoonlijkheid dus) is wat mij betreft belangrijker.
-Het boek heeft plaatjes, bijlagen en een index. Dat is goed. Ook viel het niet uit elkaar na lezing.
-Leukste zin van Kloos: ‘Amice, dat gij uw kruier, dien gij kent vertrouwt in uw zaken, kan toch moeilijk een argument zijn voor mij, om hem, dien ik niet ken, in mijn zaken te vertrouwen.’ (9 maart 1889.)

Lees ook:  Geerten Meijsing — De grachtengordel (1992)

Enkele kleine minpuntjes of, beter gezegd, een paar zaakjes die mij minder konden bekoren:
-Ik kan als halfbakken bibliofiel/antiquaar/literatuurhistoricus niet beoordelen of de lange brieven (inclusief tekeningen!) veel toevoegen aan de interpretatie of waarde van het dichtwerk van Kloos en Verwey; vond het hier en daar wat saai worden.
-De brief van Verwey van 6 april 1891 wordt een keer of tien als concept afgedrukt. Een beetje teveel van het goede, me dunkt.

Kortom: leuk boek, goed gedaan. Meer van dit soort prettig leesbare Tachtiger-uitgaven graag!

2 gedachten over “Gelezen: Van de liefde die vriendschap heet”

  1. Amice,

    De Tachtiger-publicaties van Stuiveling en ‘s-Gravesande ‘oud’ noemen is begrijpelijk, maar ze ‘suf’ noemen getuigt niet van een correcte historische waardering van dat werk.

    Voor een echt suffe, in ieder geval inmiddels zwaar gedateerde, en waarschijnlijk van meet af aan al erg eenzijdig vertekende Tachtiger-publicatie zou Uylderts Verwey-biografie een aanrader kunnen zijn. Of dat pietepeuterig geneuzel van wijlen Van de Nieuwegiessen.

    Uit allerlei lectuur een Kloos-beeld distilleren dat te beschrijven zou zijn als ‘de mislukte, wat domme, jongeman/dichter, die dronken, gek en later betutteld door zijn vrouw werd’, getuigt niet van een pittige selectie van de gebruikte lectuur. Dom zal werkelijk niemand hem genoemd hebben; jong, vast wel, maar daar kon hij een tijdje niets aan doen; dichter was hij zeker; dronken bij tijd en wijle vast en zeker; gek pas na een tijdje, toen alleen andere gekken hem nog als dichter wilden zien.

    Rimbaud wordt meestal niet een verdoemde, maar een gedoemde dichter genoemd; ik herinner me althans een bloemlezing van Rodenko, onder de titel Gedoemde dichters, die in de ondertitel nader wordt aangeduid als een bloemlezing uit de poetes maudits (Ooievaar pocket 63; Den Haag 1957).

    Verwey is echt niet suf; wel is hij au fond heel anders dan Kloos; maar niet minder gedreven, wel anders gedreven. Je kunt meestal niet klakkeloos schakelen tussen die twee. De combinatie maakt wel nieuwsgierig naar deze briefwisseling (al is er van de Verwey-kant helaas – maar ook wel weer typerned – vrijwel niets meer over).

    t.t.
    Fabian Stolk

  2. Waarde Fabian

    Dank voor je reactie. Ik was her en der wat kort door de bocht (als wel vaker) maar hoe het ook zij, Kloos komt uit deze publicatie dus ‘beter’ of ‘mooier’ te voorschijn dan het beeld dat ik van hem kreeg door diverse publicaties, daar werd hij toch erg ‘getypecast’, door dit boek kan je zelf een beeld vormen vind ik.
    Verwey is natuurlijk een ander verhaal dan Kloos, maar zeker ook interessant: wie gaat er eens een hernieuwde, betere volwaardige biografie van hem schrijven? Voor zover ik weet is niemand daar mee bezig, maar ik zou zo’n boek graag lezen uiteraard.
    Verdoemd of gedoemd? Och, min of meer het zelfde.
    Vriendelijk gegroet
    Sander

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *