Nu ja, zo ongeveer.
– Lodewijk van Deyssel, ‘In Artis’:
Van de Zeeuwleeuwen af, komt men aan de afdeeling der verzameling, die de, naast het huis der zangvogels – altijd alleen in aesthetischen zin gesproken – schoonste bezitting van het Genootschap bevat: het Aquarium. Om elders te kunnen aanschouwen wat men in het Aquarium ziet, zoû men, naar gissing, een duiker met een voor het schoone ontvankelijk gemoed of een voor het schoone ontvankelijk ander beroeps-mensch, die tevens het duikers-vak verstond, moeten zijn. (Verzamelde Werken VI, p.181-187, p.186.)
– J.K. Huysmans ‘L’Acquarium de Berlin’:
Le vrai spectacle s’étend tout le long d’une galerie dont les cloisons sont des mur d’eau, maintenus par des cadres de verre; et un jour de clarté sous-marine baigne l’interiéur des hublots, eclaire des ses lueurs verdatres des falaises pour myrmidons et des forets pour pygmees; et nulle végétation terrestre n’égale la finesse de ces arbricules, la ténuité de ces branches. (De Tout, 9me edition, p.204-213, p.206.)
Aan Harry Prick om uit te zoeken wie wat waar wanneer hoe en hoe laat schreef.