‘Dit grote ongeluk dat over mij valt’: een brief van De Nerée

Al geruime tijd heb ik geen snippers en fragmenten van de werktafel van een De Nerée-biograaf hier geplaatst omdat ik juist daarmee onwijs druk ben én omdat die grote biografie aldus einde van dit jaar af gaat zijn en u het, deo volente, volgend jaar in druk kan lezen én als deo, en de soton, meewerken, zijn werk ook weer eens op een knallende prachtsolotentoonstelling kan zien (dat is best een gedoetje om voor elkaar te krijgen, maar probeer het al sinds 2015, na de De Nerée-tentoonstelling in het Couperusmuseum) dus het moet lukken. Ik beloof dat op de bijschriften niet zulke bizarre volzinnen te lezen zijn. In de grote biografie trouwens ook niet, is serieus werk, dit is meer een soort talige speeltuinuitlaatklep.
Hoe dan ook, deze brieffragmenten zijn te mooi en somber weemoedig om u te onthouden. Zoals u weet, want u kocht en masse (vier exemplaren al verkocht!) de heruitgave van Een liefde in Spanje, vertoonde zich in mei 1901 in Spanje de eerste symptomen van de tbc waar De Nerée in oktober 1909 aan zou overlijden. Vanaf zomer 1901 wordt het dan kuuroord in kuuroord uit voor hem. Het eerste is een kuuroord in het Zwitserse Arosa in september 1901. Op vrijdag 6 september 1901 om vijf uur ’s middags schrijft hij een brief aan Claartje Rijnbende (Familiearchief. Dank als immer aan Richard en Ralph de N.). U weet wel, zijn muze die model stond voor de Extaze-reeks. Hierboven ziet u het fraaie potloodportret dat De Nerée in 1900-’01 van haar maakte, heden in de collectie Hein Klaver (en te koop!) en hieronder zijn beroemde Inleiding. Klaver biedt overigens ook de waanzinnig tere voorstudie hiervoor aan, die u misschien in 2014 in het Couperusmuseum heeft gezien.

Het is een, vind ik dus, ontroerend en triest briefje, maar als immer maakt De Nerée er min of meer literatuur van maar deze keer lukt het niet om zijn echte weemoedige gevoelens geheel te maskeren:

Lieve, lieve Claartje, In de morgen kijk ik de dokter altijd strak aan om te zien of ‘ie zelf wel eens gelooft van wat hij zegt. Vanmorgen was zijn gezicht strak en ernstig en hij zei dat de nieuwe complicatie een gunstige wending nam, zodat ik uiterlijk over veertien dagen, dacht hij, vertrekken kan. Ja… Hij heeft mij nog eens onderzocht, en de malaise was wijkende, zei hij, dus kan ik spoedig vertrekken. (…)

Nu ga ik dus over wat dagen… ik ben zo blij, lieveling, dat je nog twee keer bij me hebt willen komen, al lag ik dan te bed, ik ben hier heel erg blij over, lieveling; mag ik je danken, liefste, op je zoete lippen… Het bed maakt me toch wat zieker denk ik, ik denk zo ziek, zo ver. Vanmorgen stond een man in het mooie weer onder mijn venster, zijn stem was welluidend en warm… Ik dacht: wat ben ik hier ver vandaan…

(…)

Lees ook:  Van en over Jan Sluijters' wilde lesbische jaren rond 1900

Ook spat alles uiteen, wij gaan allen weg, wij, mijn familie, allen; niets meer in Den Haag, waar jij woont en jij kunt niets van mij weten, dan zolang ik schrijven kan… Ik ben er heel stil van, van dit grote ongeluk dat over mij valt; alles was veel mooier dan ik gedacht heb, er was zo’n grote pracht in de verte. De dokter zegt…. Ja, wat zegt de dokter… ik wil hem niet horen… hij zegt niets, hij weet niets… ik ben hier zieker geworden, zieker en nu ga ik weg, weg…

    Het is maar een klein briefje, lieveling, maar ik heb niets meer, nu is het wat over was; ik groet je lieveling, in je mooi huisje, ik zoen je, mijn lieve Claartje en wees maar niet ongerust, lieveling, jij bent veilig.

Dag lieve, steeds je innig liefhebbende,

Carel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *