Gelezen: Martin Koomen — ‘Dandy’s en Decadenten’

Ik las dit onlangs verschenen boek en weet eerlijk gezegd niet goed wat er van te denken. Het is weliswaar zeer te prijzen dat Lubberhuizen een aan het toch redelijk specifieke onderwerp gewijd boek heeft willen uitgegeven, maar het idee erachter is mij niet recht duidelijk. Is het als een algemene inleiding voor ‘het grote publiek’ bedoeld of is het gericht tot degenen die al het een en ander weten van het onderwerp en deze kennis willen toespitsen? In beide gevallen slaagt het mijns inziens om diverse redenen niet. De belangrijkste daarvan lijken me de volgende.

Ik las dit onlangs verschenen boek en weet eerlijk gezegd niet goed wat er van te denken. Het is weliswaar zeer te prijzen dat Lubberhuizen een aan het toch redelijk specifieke onderwerp gewijd boek heeft willen uitgegeven, maar het idee erachter is mij niet recht duidelijk. Is het als een algemene inleiding voor ‘het grote publiek’ bedoeld of is het gericht tot degenen die al het een en ander weten van het onderwerp en deze kennis willen toespitsen? In beide gevallen slaagt het mijns inziens om diverse redenen niet. De belangrijkste daarvan lijken me de volgende.

Iedereen heeft natuurlijk zijn eigen invalshoek, maar de auteur Martin Koomen is veel te Engels georiënteerd. Zo stelt hij dat de ’thema’s van de romantische beweging die als “decadent” gelden (…) uiteindelijk vooral in Groot-Brittannië wortel lijken te hebben geschoten’ (p.13). Koomen onderkent weliswaar de Franse invloeden, maar hoe dan ook blijft deze stelling me te simpel. Nu heb ik uiteraard ook mijn eigen subjectieve invalshoek, maar toevallig ben ik pas verhuisd en heb ik mijn boekencollectie rustig, literair-historisch op land heringericht. Mijn bescheiden streven in het lezen en kopen van boeken van pak-hem-beet de laatste vijftien is geweest een goed beeld te krijgen van het verschijnsel van de voornamelijk Europese ‘décadence littéraire’ van rond 1900 in zijn volstrekt obscure danwel meer mainstream verschijningsvormen.

Een heel verhaal om te zeggen dat de Engelse literatuur van rond 1900 hierin ondanks haar decadente reputatie uiteindelijk wat omvang betreft een bescheiden plaats inneemt. Misschien een half metertje. Er is eigenlijk niets dat mijns inziens in de buurt komt van ‘echte’ oververfijnde, zeer intens heftige ‘décadence littéraire’ van het Europese vasteland van rond 1900 zoals, om maar een greep te doen, De Haans Pathologiën en de Nerveuze Vertellingen, de Sonates van Ramón del Valle-Inclan, Rachilde’s La Marquise de Sade, de vroege verhalen van De Gourmont en heel veel werk van Jean Lorrain. Praz stelde al dat de essentie van het Engelse decadentisme te vinden is in Beardsleys Under the hill. Laat ik dat onlangs weer eens gelezen te hebben en hoe leuk het ook is, het is mijns inziens niet decadent. Het is pornografisch, frivool en grotesk, maar dat maakt het niet decadent. Het is voornamelijk erg Engels; ‘naughty’ dus, en dat vind ik niet verfijnd. Koomen haalt deze dingen ook ernstig door elkaar door veel te veel aandacht te leggen op kostscholen en zweepjes en die hele boel. Nu weet ik dondersgoed dat na Praz er immens veel over het zwartromantische onderwerp is geschreven, maar het blijft significant dat hij ‘le vice anglais’ als addendum bespreekt. afwijkingen zijn namelijk niet per definitie decadent.

Lees ook:  'Eenmaal! Andermaal...': Van Boovens Tropenwee (1904)

Het is eigenlijk niet duidelijk wat Koomen als (literaire) decadentie beschouwt. Dat heeft tot gevolg dat het boek, na een ongeordend navertellen van van alles dat reeds over zwarte romantiek en decadentisme geschreven is, verzand in suffe anekdotes over suffe schrijvers als Nancy Mitford, Evelyn Waugh, P.G. Wodehouse (een nadrukkelijk ‘humoristisch’ schrijver!) of Anthony Powell. De auteur probeert hiermee een ‘opmerkelijke stroming’ in de Engelse literatuur en cultuur, dandyisme en decadentisme bloot te leggen in een periode die hij typeert als de ‘decadentie van de decadentie’ (p.18). Leuk verzonnen, maar in plaats van dit gegeven keurig uit te werken, zoals bijvoorbeeld David Weir heeft gedaan in Decadence and the making of Modernism (1995) of Bradbury en MacFarlane in hun standaardwerk Modernism (1978, vaak herdrukt) – beide niet door Koomen genoemd -, worden we getrakteerd op anekdotes over de platte seksuele voorkeuren, de misogynie van de Britse upperclass en het conservatisme van genoemde Engelse schrijvers, die mij voortijdig tot met de natte vinger bladeren deden overgaan. Trouwens: in de literatuurlijst ontbreekt ook het boek De dandy of de overschrijding van het alledaagse: facetten van het dandyisme (red. A. Hielkema, 1989) dat het verschijnsel uitvoerig en goed belicht.

Kortom, een gemiste kans. Het boek voegt zeer weinig toe aan wat er al geschreven is over het onderwerp en belangrijker nog: het gaf mij geen leesgenoegen. Ik zat al weken tegen deze recensie op te hikken, die aldus niet zo goed is geworden. Net als Koomens boek. Da’s dan wel weer lollig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *