Epifanie

Eindelijk verschenen: het prachtboekje Epifanie – Ogenblikken van verlichting en verschrikking in de Nederlandse letterkunde rond 1900. De auteur is natuurlijk niemand minder dan mijn grote held en mentor Dick van Halsema en dat hij dat voor velen is blijkt wel uit het feit dat enkel zijn achternaam volstaat op het omslag! Rent u allen naar de boekhandel!

Eindelijk verschenen: het prachtboekje Epifanie – Ogenblikken van verlichting en verschrikking in de Nederlandse letterkunde rond 1900. De auteur is natuurlijk niemand minder dan mijn grote held en mentor Dick van Halsema en dat hij dat voor velen is blijkt wel uit het feit dat enkel zijn achternaam volstaat op het omslag! Rent u allen naar de boekhandel!

In de marge (6)

Lya Berger, Les Femmes Poètes de La Hollande. Précédé d’un Précis de l’Histoire de la Littérature Hollandaise (1922): ‘Si donc quelques ronces s’enchevetrent dans l’oeuvre de Mme Metz-Koning, les roses y sont nombreuses et elles ont un parfum à la fois sauve et troublant dont la complexité n’est pas déplaisante.’ (p.210) Mevrouw Berger zou toch … Lees verder “In de marge (6)”

Huysmans & Alberdingk Thijm

Ik las eens ergens bij Prick (of iemand vertelde het mij, of beide) dat J.K. Huysmans en Catharine Alberdingk Thijm (de zus  van Lodewijk van Deyssel) met elkaar gecorrespondeerd hebben. Gisteren vond ik hiervan de bevestiging in Baldicks Huysmans-biografie (details volgen nog). Betekent dat dan dat Prick de brieven van Huysmans heeft liggen? Zou zo maar kunnen.

In de marge (4)

Kijk nu, ik wou net de wereld attenderen op het feit dat Johan Hora Adema’s mystiek occulte roman Thea (1893; zie over dit boek: Jacqueline Bel: Nederlandse Literatuur in het fin de siècle, p.111-112) destijds in het Engels vertaald is, toen ik in zijn bibliografie stuitte op: J. Hora Adema Une Vision, Drame Sadique. Traduit … Lees verder “In de marge (4)”

Polderdecadentisme (3)

Dop Bles, Parijsche Verzen (Bussum, Van Dishoeck 1923). Heel aardige verzen. Bles hield volgens mij nogal van Baudelaire. Zie bijvoorbeeld ‘De Vier Getijden – III’ (p.89): Laat kranke schijn nu koortsen in mijn lamp een decadente gloed, een roode damp, waarin mijn lamp te sterven staat in ´t gulpend eigen bloed. Kleur tot karmijnen lach … Lees verder “Polderdecadentisme (3)”

Polderdecadentisme (2)

Piet van Assche (misschien is dit hem, maar dat is niet honderd procent zeker) schreef de nogal d’Annunziaanse femme fatale-roman De Doode en de Wulpsche vrouw (Amsterdam, Querido 1921). Het verhaal wordt op pagina 9 bondig samengevat: ‘Hoe ik zoo verblind ben geweest toe te geven aan een onzalige drift voor een wezen van perverse … Lees verder “Polderdecadentisme (2)”