De decadente zon – Ernest Dowson vertaald

‘Transition’ van Ernest Dowson (1867-1900) is een traditioneel afscheidsgedicht: de spreker staat aan het einde van de zomer en zegt zijn geliefde vaarwel. De beelden waarin Dowson zijn levensgevoel verwoordt zijn al even bekend – de ondergaande zon, het vallen van bladeren, de aantocht van de winter – maar dit doet niets af aan de kunst waarmee Dowson ze samenweeft. […]

DecorationsMocht ik één gedicht kiezen om de poëzie van de Engelse décadence te illustreren, dan zou ik gaan voor Ernest Dowsons ‘Transition’, postuum uitgegeven in Decorations (1900). Dowsons meelijwekkende leven (dat eerder al eens ter sprake kwam) liet tamelijk naargeestige sporen achter in zijn werk; ook ´Transition´ ademt de mistroostigheid van heel zijn oeuvre. In alles is dit de poëzie van het einde, van de zon die ondergaat, de zomer die sterft, de laatste vlammen waarin Troje verzinkt.

Meer nog dan tijdgenoten werd Dowson overmand door een melancholisch terugzien naar betere tijden; zijn sombere blik op heden en toekomst werd nimmer verlicht door een religieus of instinctief vertrouwen in de hernieuwing van het leven. ‘Transition’ is een traditioneel afscheidsgedicht: de spreker staat aan het einde van de zomer en zegt zijn geliefde vaarwel. De beelden waarin Dowson zijn levensgevoel verwoordt zijn al even bekend – de ondergaande zon, het vallen van bladeren, de aantocht van de winter – maar dit doet niets af aan de kunst waarmee Dowson ze samenweeft.

In alle vier de strofen is er een overgang van licht naar donker, waarbij de geleidelijke komst van de herfst samengaat met een steeds vroeger overgangspunt: eerst valt het na twee regels, dan halverwege de tweede regel, dan al meteen na de eerste regel. En waar Dowson eerst de zomer nog met een puntkomma scheidt van de komende herfst, loopt het licht later vloeiend over in het donker, slechts onderbroken door een komma. Het laatste beeld, dat de oorspronkelijke betekenis van decadentie in herinnering brengt, is bovendien een memorabele samenvatting van een levensgevoel dat vele fin-de-siècle-kunstenaars met Dowson deelden.

Dit is geen verheffende poëzie – dat geef ik meteen toe – en een decadente dichter als Dowson voldoet evenmin aan de eisen van moderne critici. Zijn gedichten zijn nergens vervreemdend, ze schudden de lezer niet wakker, prikkelen niet tot nieuwe ideeën. Het is ook geen radicaal eigen benadering van taal; sterker nog, Dowson parasiteert nadrukkelijk op de woorden en beelden van zijn voorgangers.

Wat is een gedicht als ‘Transition’ dan wel? Een gevoel, dat is alles: een gevoel gehuld in beelden en woorden,  dat wel, die kunstig vervlochten zijn tot een harmonieuze schoonheid. En in zo zorgvuldig gepolijste verzen krijgt zelfs de diepste droefenis van deze meest decadente der dichters een zekere kracht en waardigheid.

Lees ook:  Rood Paleis — een niet-decadente roman over decadentie
Transition

A little while to walk with thee, dear child;
To lean on thee my weak and weary head;
Then evening comes: the winter sky is wild,
The leafless trees are black, the leaves long dead.

A little while to hold thee and to stand,
By harvest-fields of bending golden corn;
Then the predestined silence, and thine hand,
Lost in the night, long and weary and forlorn.

A little while to love thee, scarcely time
To love thee well enough; then time to part,
To fare through wintry fields alone and climb
The frozen hills, not knowing where thou art.

Short summer-time and then, my heart’s desire,
The winter and the darkness: one by one
The roses fall, the pale roses expire
Beneath the slow decadence of the sun.

Overgang

Nog even aan uw zij te gaan, lief kind,
Op u mijn zwakke, moeie hoofd te rusten;
Dan valt de nacht: de winterlucht is wild,
De kale bomen zwart, de blaren dood.

Nog eens uw hand te nemen en te staan
Bij ‘t najaarsveld van buigend gouden graan;
Dan voorbestemde stilte, en uw hand
Verloren in de nacht, lang en verlaten.

Nog even u beminnen maar te kort
Om ‘t goed te doen; dan tijd om weg te gaan,
Alleen door ’t winterveld en over bevroren
Heuvelen, niet wetend waar u bent.

Nu zomer nog maar straks, mijn zielsverlangen,
De winter en het duister: een voor een
Vergaan de rozen al, de bleke rozen sterven
In de langzaam verwelkende zon.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *