Onlangs kwam de beeldend kunstenaar Antoon Derkinderen hier versleuteld voorbij in een zeer interessante roman. Onlangs kwam ik hem ook nog eens tegen in een gedicht.
Dat ik hem daar tegenkwam is leuk doch echter minder bijzonder. Ik bedoel: het is van de bepaald niet obscure Albert Verwey en het is te vinden in zijn bundel Aarde uit 1896. Het werd voor het eerst gepubliceerd in het eerste nummer van Van Nu en Straks alwaar het gedateerd is maart 1893 en de titel ‘Antoon Derkinderen’ draagt. In Verweys Verzamelde Gedichten staat het, slechts met de vermelding’A.’, onder het kopje Twee portretten.
Enige tijd geleden kwam ik in het bezit van G.A. Zaalbergs exemplaar van Verweys gebundelde gedichten en deze noteerde bij het gedicht ‘Derkinderen’? Ja dus. Het eerste dichterlijke portret is overigens van Paul Verlaine.
Antoon Derkinderen.
Slanke Messias, die met blonde kuif en
Bleeke gelaat en moede extatische oogen,
Liep op een markt en kathedralen-bogen
Peinzend bemaalde in rose-en-blauwe-duiven-
Kleurge vizioenen, of als kleur van druiven:
Midden-eeuwsch vroomheid-rijk, daar opgetogen
’t Jubelde en spitste naar waar, goud in hoogen,
Madonna pralend de oogen deê neêrhuiven: –
Slanke Messias, die ten top van droomen
Klom, en daar greep met niet-grijpende handen
Die niet bleek ijl, maar lichaam, vleesch vol schromen:
Schromende vrouw, koelend handen die branden,
Brandend die koel gewijde vorme’ aankomen:
Madonna-zijn, zijn vrouw door d’ aardsche landen.
Uit: Verzamelde Gedichten. Amst., Versluys, 1911, p.230.